![Sad :(](./images/smilies/icon_e_sad.gif)
De eerste praktische toepassing van zomertijd was door de Duitse regering gedurende de Eerste Wereldoorlog, tussen 30 april 1916 en 1 oktober 1916. Kort daarop volgde ook het Verenigd Koninkrijk, voor het eerst van 21 mei 1916 tot 1 oktober 1916. Vervolgens voerde het Congres van de Verenigde Staten op 19 maart 1918 verschillende tijdzones in (die al sinds 1883 bij de spoorwegen in gebruik waren) en maakte de zomertijd officieel (in werking tredend op 31 maart) voor de rest van de Eerste Wereldoorlog. De zomertijd werd in 1918 en 1919 gedurende zeven maanden in acht genomen. De wet bleek echter zo onpopulair (hoofdzakelijk doordat men destijds meestal vroeger opstond en eerder naar bed ging dan tegenwoordig) dat deze werd afgeschaft.
Ook in de Tweede Wereldoorlog was in verschillende Europese landen de zomertijd in gebruik.
Om te onthouden of de klok voor- of achteruit gezet dient te worden is er een ezelsbruggetje: je wint-er-tijd mee als de wintertijd in gaat (die dag duurt namelijk 25 uur).
Een ander ezelsbruggetje is in het voorjaar zet men de klok vooruit en in het najaar zet men de klok achteruit (of: in de winter gaat 'ie terug). Ook: als het weer achteruit gaat (het wordt kouder), gaat de klok een uur achteruit. Gaat het weer vooruit (het wordt warmer) gaat de klok een uur vooruit.
Met andere woorden: wij mogen deze nacht een uurtje langer slapen
![Wink ;)](./images/smilies/icon_e_wink.gif)