Verdedigen met water
Algemeen:
Stelling: Nieuwe Hollandse Waterlinie
Adres: Van Muiderslot tot Loevestein
Van Zuiderzee tot Biesbosch
Object:
Gebouwd: Vanaf 1815
Gemoderniseerd: Vooral rond 1880
Gerestaureerd: Voortdurend
Afmeting: 85 kilometer lang, 2 tot 5 kilometer breed
Ca 150 vestingen, forten, batterijen, werken en waterwerken.
Toegankelijk: Voor een deel
Bijzonderheden: Is in zijn geheel genomineerd voor plaatsing op de UNESCO Wereld erfgoedlijst.
De waterwerken zijn cultuurhistorisch belangrijker dan de forten.
De 80 jarige oorlog
Bron: Wikipedia
Verdedigen met water begon al in de 80 jarige oorlog
De Tachtigjarige Oorlog (in de modernere geschiedschrijving ook wel De Opstand of de Nederlandse Opstand genoemd) is de naam voor een opstand en strijd in de Nederlanden (1568[1]-1648, met het Twaalfjarig Bestand in de jaren 1609-1621).
Deze oorlog begon als opstand van een van de rijkste gebieden van Europa, de Nederlanden, tegen het machtigste rijk in Europa, het Spaanse Rijk onder Filips II. Aanvankelijk trokken de uit zeventien gewesten bestaande Lage Landen min of meer gezamenlijk op, om een combinatie van religieuze, bestuursrechtelijke en fiscale redenen.
Na 1576 groeiden de noordelijke en zuidelijke Nederlanden echter steeds meer uit elkaar, vooral omdat de protestantse reformatie in het noordelijke deel dieper wortel had geschoten dan in het zuidelijke deel, waar (in Brussel) het machtscentrum van de (katholieke) Habsburgse bestuurders in de Lage Landen lag. Tijdens de oorlog ontstond in 1588 de noordelijke Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, waar het calvinisme de toon aangaf. In 1585 bezegelde de val van Antwerpen de scheiding van noord en zuid. De Zuidelijke Nederlanden bleven onder het bewind van een landvoogd die door de koning van Spanje benoemd werd. Het katholicisme bleef daar de enige toegestane godsdienst.
De eerste twintig jaar van de oorlog was de situatie voor de opstandelingen vrijwel steeds somber of wanhopig, maar rond 1590 keerde het tij van de oorlog definitief ten gunste van de Republiek. De imperial overstretch van het Spaanse Rijk, de bekwame militaire leiding van prins Maurits en de maritieme expansie van de Nederlanden, veelal ten koste van het Spaanse koloniale rijk, maakten de uiteindelijke triomf mogelijk van de Republiek, die zich ontwikkelde tot een wereldmacht. De 17e eeuw wordt beschouwd als de Gouden Eeuw voor de Republiek op economisch, wetenschappelijk en cultureel gebied. Voor de calvinisten was het ook de tijd waarin hun politieke invloed groter dan ooit ervoor of erna was en de nauwe band met het Huis van Oranje ontstond.
Begin van de opstand (1566-1576)
Met de succesvolle belegering van het Waalse Valencijn werd de eerste opstand door Spanje gebroken.
Toen de calvinisten die Valencijn bezetten weigerden een regeringsregiment binnen de muren toe te laten, werden zij op 17 september 1566 door het regeringsleger tot rebel verklaard, wat op 14 december door de regering in Brussel werd bevestigd, terwijl de koninklijke troepen op 6 december reeds begonnen waren de stad te belegeren. Op 27 december 1566 werden Vlaamse calvinisten en geuzen, die trachtten Valencijn te ontzetten, uitgemoord in Wattrelos.
In januari 1567 werd Doornik door regeringstroepen belegerd en veroverd. Oranje, Horne en Brederode weigerden intussen opnieuw de eed van trouw af te leggen die Margaretha van alle Nederlandse edelen eiste. Op 13 maart verloren de geuzen onder leiding van Jan van Marnix de Slag bij Oosterweel, waarbij Willem van Oranje, die toen nog gouverneur van Antwerpen was, verbood hulp te bieden aan de geuzen en de stadspoorten sloot. Burgemeester Antoon Van Stralen wist een dag later het oproer in Antwerpen te bedaren. Op 24 maart viel Valencijn, en toen de andere opstandige steden tegen mei ook heroverd waren op de rebellen, leek de opstand voorbij[2]. Op 15 april vertrok Willem van Oranje uit Breda naar zijn geboorteplaats, het Duitse Dillenburg, vanwaar hij later zelfs Alva zijn diensten aanbood.
Komst van de hertog van Alva
Filips II besloot dat de harde lijn gevolgd moest worden - ook om te voorkomen dat het voorbeeld gevolgd zou worden in de Spaanse gebieden in Italië - en op 29 november 1566 stelde hij de hertog van Alva aan als landvoogd van de Nederlanden om de opstand te beteugelen. De bijnaam van Alva was de ijzeren hertog[3], een naam die hij eer aandeed gezien zijn brute optreden.
Hij nodigde de edelen van de opstandige gebieden uit voor een gesprek. De meeste edelen doorzagen dat het een list was. Op 9 september werd de op de vlucht geslagen Antoon Van Stralen opgepakt en later ter dood veroordeeld. Een dag later werden Egmont en Horne gevangengenomen toen zij als weinigen wel op kwamen dagen bij Alva. Later werden beiden op beschuldiging van hoogverraad door de Raad van Beroerten ter dood veroordeeld. Nadat op 1 juni de eerste achttien edelen werden onthoofd op de Grote Markt van Brussel, volgden Horne en Egmont op 5 juni 1568, wat tot grote onrust onder de bevolking leidde.
Het was Alva die de gedenkwaardige woorden over het verdedigen met water neerschreef in een brief aan de Spaanse koning:
“Om alle oorden, ja zelfs het aller ellendigste gat, ligt een greppel vol water, waar eerst een brug over moet worden gebouwd voor men kan oversteken”.
Koninkrijk Holland onder Franse overheersing
Bron: Wikipedia
Lodewijk Bonaparte
(Ajaccio, 2 september 1778 – Livorno, 25 juli 1846), bijgenaamd de Lamme Koning en Lodewijk de Goede, was de jongere broer van keizer Napoleon I en de vader van de latere Franse keizer Napoleon III. In 1806 werd hij op last van zijn broer Napoleon Koning van het Koninkrijk Holland, nadat een Nederlandse delegatie hem op 5 juni 1806 daartoe had verzocht. Hij ging een eigen koers varen en kwam zelfs op voor de belangen van het Koninkrijk Holland. Dat leidde tot een conflict met zijn broer; in 1810 trad hij alweer af, waarop het Koninkrijk in zijn geheel werd geannexeerd door Frankrijk. De koning van Holland maakte zich snel geliefd omdat hij dicht bij het volk stond, hij werd 'Lodewijk de Goede' genoemd. Zijn optreden bij rampen werd nagevolgd door alle Nederlandse staatshoofden die na hem kwamen.
Bestuurlijke hervormingen
Rode draad tijdens Lodewijks bewind was het scheppen van nationale eenheid in een land waar het gewestelijk besef diep was geworteld. De koning verstevigde de greep van de centrale overheid op het lokale bestuur. In de ogen van Lodewijk moest het versplinterde Nederland een organische eenheid worden. Steden en gewesten voerden grotendeels een eigen beleid en trokken zich weinig aan van besluiten die in het verre Den Haag werden genomen. Lodewijk verdeelde het land in tien departementen en stelde aan het hoofd van elk een landdrost, die naar voorbeeld van de Franse prefect op lokaal niveau het regeringsbeleid in het oog hield. Burgemeesters in de grote steden werden voortaan benoemd door de vorst.
De landsverdediging
Lodewijk was zeer onder de indruk van de Oude Hollandse Waterlinie als verdedigingsmiddel. Een van zijn officieren, Cornelis Kraaijenhof wees hem op een aantal zwakke punten in deze linie. Onder andere lagen een aantal inundatiemiddelen “aan vijands zijde”. Ook het feit dat de stad Utrecht niet binnen het verdedigbare gedeelte lag was een doorn in zijn oog. Utrecht was, met name voor de logistiek een belangrijke stad. Lodewijk besloot om Cornelis de opdracht te geven om de Nieuwe Hollandse Waterlinie te gaan ontwerpen.
Cornelis Krayenhoff
Bron: Wikipedia
Corneli(u)s Rudolphus Theodorus baron Krayenhoff (Nijmegen, 2 juni 1758 - aldaar, 24 november 1840) was een Nederlands natuurkundige, arts, generaal, waterbouwkundige, cartograaf en tegen wil en dank korte tijd Nederlands minister van Oorlog.
In 1796 werd hij directeur van de Hollandse fortificaties en verhuisde naar Muiden. Vanaf 1798 was hij betrokken bij de nieuw te organiseren Rijkswaterstaat, nadat de soevereiniteit van de provincies was opgeheven. Hij woonde de veldtocht tegen de Russisch-Engelse invasie van 1799 bij (zie Slag bij Castricum) en adviseerde de legerleiding. Krayenhof was inmiddels begonnen met wat zijn levenswerk zou worden: de driehoeksmeting, zodat Nederland gedetailleerd in kaart kon worden gebracht.
Krayenhoff hield zich bezig met het vaststellen van het Amsterdams Peil. Lodewijk Napoleon was zeer op hem gesteld en bod hem diverse functies aan. Krayenhoff was tien maanden Minister van Oorlog en organiseerde de verdediging van Amsterdam. De aanleiding was een dreigende invasie van Napoleon Bonaparte. Daarmee gaf Krayenhoff de eerste aanzet tot de Stelling van Amsterdam, toen de Posten van Krayenhoff, soms ook wel de Oude Stelling van Amsterdam genoemd. Toen Napoleon dit ter ore kwam, moest Krayenhof worden ontslagen. Bij een ontmoeting toonde Napoleon alsnog interesse en benoemde hem in Parijs. Krayenhoff kreeg een aantrekkelijk aanbod uit Rusland, maar was bang voor de keizer. Zijn twee zonen zijn in 1812 naar Rusland geweest en raakten in gevangenschap. Zijn oudste zoon vocht in de slag bij Slag bij Waterloo tegen Napoleon waarbij hij gewond raakte.
Toen de stadsmuur van Amsterdam tussen 1803 en 1811 was afgebroken, nam hij het initiatief tot de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Hij is daarbij geassisteerd door Jan Blanken. In 1818 raakte Krayenhoff in opspraak over de problemen bij de bouw van vestingwerken in Charleroi. Zijn jongste zoon, kapitein-ingenieur Johan Krayenhoff, was betrokken bij de bouw van het fort Batavia in Nijmegen. De Koning gaf in 1826 toestemming om dit fort Kraijenhoff te noemen. In 1825 reisde hij met een fregat naar Suriname en Curaçao.
Krayenhoff kreeg in 1826 problemen over gepleegde oneerlijkheden bij de aanbesteding en over de bouw van de vestingwerken in Ieper en Oostende. In 1830 volgde zijn vrijspraak. Op 12 mei 1823 werd Krayenhoff tot Grootkruis in de Militaire Willems-Orde benoemd voor zijn bijdrage in het versterken van de Nederlandse Zuidgrens. Sinds 1826 stond hij op non-actief en schreef aan zijn memoires. Krayenhoff overleed op 82-jarige leeftijd en is aanvankelijk begraven in het fort Kraijenhoff. In verband met de voorgenomen sloop van genoemd fort is Kraijenhoff op 18 juli 1914 in een door de Regering aangekochte grafkelder op de begraafplaats Rustoord te Nijmegen herbegraven (graf W-0221). De oorspronkelijke grafsteen is naar het Krayenhoffpark aan de Krayenhofflaan verplaatst. Ook werd in 1934 in Nijmegen de Eerste Infanterie Kazerne naar hem vernoemd als Krayenhoffkazerne.
Werk
Paets van Troostwijk, A. & C.R.T. Krayenhoff (1787) De l'application de l'electricité à la physique et à la médecine. Verz. van hydrogr. en topogr. waarnemingen in Holland (1813). Précis historique des opérations géodésiques et astronomiques faites en Hollande (1815). Proeve van een ontwerp tot scheiding der rivieren de Waal en de Boven-Maas (1823). Geschiedk. beschouwing van den oorlog op het grondgebied der Bat. Republiek in 1799 (1825). De Lt.-gen. Bn. Krayenhoff voor het Hoog Mil. Geregtshof beschreven en vrijgesproken (1830)
Bijdr. tot de Vaderl. gesch. van 1808 en 1809 (1838). Bronnen, noten en/of referenties
H. Akihary, M. Behagel: De verdedigingsbouw in Nederland tussen 1795 en 1914. In: J. Sneep, H.A. Treu, M. Tydeman (red.): Vesting. Vier eeuwen vestingbouw in Nederland, Stichting Menno van Coehoorn, Den Haag, 1982.
Willem de Clerq: Woelige weken, November - December 1813. Oorspronkelijk verschenen in 1813. Griffioen, Amsterdam, 1988 (red. W. v.d. Berg), p. 94-5.
Levensbijzonderheden van de luitenant-generaal C.R.T. Kraijenhoff door hem zelven in schrift gesteld, en op zijn verlangen in het licht gegeven door Mr H.W. Tijdeman (1844).
Leo Turksma: Wisselend lot in een woelige tijd. Van Hogendorp, Krayenhoff, Chassé en Janssens, generaals in Bataafs-Franse dienst. Uitg. Van Gruting, Westervoort, 2005. ISBN 9075879253 / ISBN 9789075879254
Wilfried Uitterhoeve: Cornelius Krayenhoff 1758-1840, een loopbaan onder vijf regeervormen, Uitg. Vantilt, Nijmegen, 2009. ISBN 9460040136 / ISBN 9789460040139
De Nieuwe Hollandse Waterlinie.
De Nieuwe Hollandse Waterlinie is van de meest bekende verdedigingslinie uit de Nederlandse geschiedenis. Wat is er nu zo “Hollands” aan. Eigenlijk alleen het grote voorbeeld de (Oude) Hollandse Waterlinie. Napoleon was gefascineerd van de methode om een land te verdedigen met water. Hij begreep alleen niet dat een belangrijke stad als Utrecht die hij nodig had voor zijn logistiek (bevoorrading) niet binnen de linie lag.
Hij gaf aan het eind van de 18e eeuw aan Cornelis Krayenhoff de opdracht om voor hem de Nieuwe Hollandse Waterlinie te ontwerpen. Cornelis Krayenhoff was een Hollandse genieofficier in Franse krijgsdienst. De linie zou gaan lopen vanaf de Zuiderzee tot aan de Biesbosch. Het bleef echter bij een plan, Napoleon werd door zijn broer teruggehaald naar Frankrijk om dat hij te lief was voor de Nederlanders en het was Willem I die het idee overnam en opdracht gaf tot de bouw.
Het principe van verdediging.
Je bepaald welk deel van je land het belangrijkste is. In dit geval Noord Holland, Zuid Holland en de helft van de provincie Utrecht. Dan zorg je ervoor dat de vijand daar niet binnen kan komen. Hoe? Met veel water. Je laat grote gebieden onder water lopen, het zogenaamde inunderen, en je hoopt dat de vijand daar op vastloopt. De hindernis moest wel aan een aantal eisen voldoen.
Het inunderen moest snel kunnen gebeuren voor het geval de vijand het land onverwacht en snel zou binnenvallen. Dat betekende een enorme voorbereiding door het bouwen van permanente waterwerken zoals (waaier)sluizen, inundatiekanalen voor de aanvoer van water en forten die deze waterwerken weer moesten beschermen.
Het waterpeil moest niet te diep en niet te ondiep zijn. Kniehoogte was het mooiste . Dat hindert een soldaat bij het lopen, onderwater gelegen hindernissen zoals een sloot, greppel of iets dergelijks kon je niet zien. Ook kon je in het water niet echt dekking zoeken.
De linie
De linie loopt van de Zuiderzee tot de Biesbosch. De linie bestaat voornamelijk uit gebieden die onder water te zetten zijn. Zoals bij elke waterlinie, was het de bedoeling dat over de gehele lengte een geïnundeerd gebied zou ontstaan van ten minste enkele kilometers breed, dat tot een diepte van 30 tot 60 centimeter onder water zou komen te staan: te diep voor infanterie om nog in te kunnen oprukken, doch te ondiep voor normale vaartuigen. Gegeven de verschillen in het peil van de landerijen, was hiervoor een complex systeem van "onderwaterhuishouding" nodig. Het te inunderen gebied was hiertoe onderverdeeld in een fijnmazig netwerk van deelgebieden.
De Nieuwe Hollandse Waterlinie is in totaal drie keer als gevolg van oorlogsdreigingen geheel of gedeeltelijk onder water gezet: in 1870 (Frans-Duitse Oorlog), in de periode 1914-1918 (Eerste Wereldoorlog) en in 1939-1940 (Tweede Wereldoorlog).
Het merendeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is nog intact. Bijna alle forten zijn er nog. De inundatievlaktes zijn echter sterk aangetast. Door verstedelijking, aanplant van bomen, en aanleg van infrastructuur is de strategische openheid sterk aangetast. Sommige forten zijn in verval geraakt, andere zijn (tot op zekere hoogte) gerestaureerd. Een aantal wordt voor andere doeleinden gebruikt, variërend van horeca of cultuur tot oefencentrum voor de Mobiele Eenheid.
De forten
Op plaatsen waar inundatie niet mogelijk was, of op plaatsen waar wegen de linie doorkruisten, bouwde men forten. Ieder fort dat men bouwde was aangepast aan de specifieke eisen die het landschap op die locatie stelde. Daarom is bijna ieder fort een uniek bouwwerk, behalve de dubbelgangers Fort Kijkuit en Fort Spion. Fort bij Tienhoven is ook gelijk aan de eerder genoemde werken, maar in spiegelbeeld gebouwd. Verder zijn Fort Blauwkapel en Fort Vossegat identiek.
De geïnundeerde gebieden vormden het hoofdbestanddeel van de verdediging. Door het water naderende vijandelijke troepen zouden worden afgeslagen met platte schuiten, voorzien van licht geschut; uitleggers geheten. De forten dienden ter verdediging van zwakke plekken in de linie (de accessen), en ter bescherming van de inundatiesluizen die het water toelieten en waarmee het waterpeil geregeld werd.
Aanpassingen
De aarden wallen en het lichte geschut maakten de Nieuwe Hollandse Waterlinie tot een zwakke linie. Door de veranderingen van het geschut rond 1860 en de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 bleek dat de linie onvoldoende bescherming bood. De linie is daarom diverse malen aangepast aan de eisen die werden gesteld aan de weerstand tegen verbeteringen aan geschut en munitie (onder andere de uitvinding van de brisantgranaat). Bij Utrecht werd de linie naar het oosten uitgebreid met de aanleg van een reeks nieuwe forten: het Hemeltje, Vechten, Rijnauwen, Hoofddijk, Ruigenhoek en de Gagel. Deze namen de taak van de Lunetten op de Houtense Vlakte, Fort Vossegat en Fort aan de Klop over.
Door veranderingen in de dracht van het geschut, kon volstaan worden met onderlinge afstanden tussen de te bouwen forten van 2 à 3 km. Hierdoor werd de wederzijdse verdediging van naast elkaar liggende forten mogelijk. Tussen de forten werden nog kleinere werken aangelegd zoals batterijen, opslagplaatsen en dekkingen voor manschappen.
Ook de vooruitgeschoven linie is in de loop van de tijd verschillende keren aangepast - de laatste keer begin 1940. De laatste aanpassingen bestonden uit het aanbrengen van betonkazematten en groepsschuilplaatsen. De werken zijn nog zichtbaar in het landschap, maar kennis over de locatie is wel noodzakelijk, omdat ze anders makkelijk gemist kunnen worden..
De forten waren zo laag mogelijk gebouwd en zien er voor een onoplettende voorbijganger uit als een geringe verhoging in het landschap, en zijn vandaag de dag meestal begroeid met bomen en struiken. Ze waren aan de voorzijde bedekt met een meerdere meters dikke laag aarde, die inslagen van vijandelijk geschut moest opvangen. Het bouwkundige gedeelte (aan de achterzijde) ligt vaak gedeeltelijk beneden het maaiveld, en is pas van dichtbij zichtbaar. De laatste jaren zijn bij de meeste forten informatieborden geplaatst, die de voorbijganger attenderen op de bijzondere aard van deze verhoging.
Grootschalige opknapbeurt
In februari 2008 is besloten de Nieuwe Hollandse Waterlinie op te knappen. Hiervoor is een bedrag van 150 miljoen euro gereserveerd. Deze afspraak is vastgelegd in het Pact van Rhijnauwen. De overheid, provincies, gemeentes, waterschappen en terreineigenaren hebben afgesproken de verschillende forten op te knappen en diverse fiets- en wandelpaden aan te leggen.
Monumentaal erfgoed beschermd als monument
De Nieuwe Hollandse Waterlinie is in 1995 door de Nederlandse staat toegevoegd aan de voorlopige Werelderfgoedlijst van UNESCO. Voor de definitieve plaatsing op de Werelderfgoedlijst is onder andere duidelijkheid nodig over hoe de Nederlandse overheid de linie wil beschermen.
Op 27 september 2009 maakte minister Ronald Plasterk van OCW in Utrecht bekend dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie op de lijst van Rijksmonumenten wordt geplaatst. Onderdelen van de waterlinie waren al monument, maar nu wordt de linie als geheel beschermd, inclusief de honderden bunkers, sluizen, dijken en vestingsteden. Volgens een nieuwe aanpak van de bescherming van rijksmonumenten kan nu ook de omgeving van de monumenten worden beschermd. Dit geldt voor landschappen, kanalen en dijken en heeft een beperkende invloed op bouwplannen voor woonwijken en autowegen in dit gebied, waaronder de plannen voor een nieuwe snelweg rond Utrecht.
Ook kan de plaatsing op de Rijksmonumentenlijst de kans vergroten dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie definitief in aanmerking komt voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.
In 2005 is de waterlinie aangewezen als Nationaal Landschap (omvang 41984 ha) door het Ministerie van VROM. Deze status ontleent het gebied aan het samenhangende systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen, het groene en overwegend rustige karakter en de openheid.
Bronnen, noten en/of referenties
• Wat is de Nieuwe Hollandse Waterlinie
• Gelders Archief: Fort Pannerden
• Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt Rijksmonument,
http://www.nos.nl; 27 september 2009.