Nieuw licht op de Belgische geïnterneerden uit de Grote Oorl

Het wel en wee van Belgische militairen tijdens hun krijgsgevangenschap tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Moderators: Exjager, piot1940, Bram1940

Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Nieuw licht op de Belgische geïnterneerden uit de Grote Oorl

Bericht door Paddy »

BerichtGeplaatst: 13 Mei 2011 10:09
Gepard schreef:Vrij snel na het uitbreken van de oorlog startten de oorlogsvoerende partijen onderhandelingen om het lot van de gewonde en zieke krijgsgevangenen te verzachten. Na tussenkomst van het Vaticaan werd in februari 1916 een akkoord gesloten om de zwaargewonde of zwaar zieke gevangenen te interneren in het neutrale Zwitserland. De selectie gebeurde door een commissie van geneesheren. Dezen stelden na medisch onderzoek per kamp een lijst op van de gevangenen die aan de criteria voor internering of repatriëring voldeden.

In mei 1916 arriveerden de eerste Belgische ‘geïnterneerden’ in Zwitserland. Spoedig werd een heuse administratie op poten gezet voor hun opvang. Het Belgisch Gezantschap in Bern nam deze taak op zich, bijgestaan door een aantal liefdadigheidsorganisaties. Kolonel Clément Lefebure, de Belgische militaire attaché in Bern, droeg de eindverantwoordelijkheid. In april 1917 werd generaal Xhardez door de Belgische regering naar Zwitserland gestuurd om er de leiding van de nieuwe Dienst voor Geïnterneerden op zich te nemen.

Generaal Xhardez had zijn handen vol met het disciplinair toezicht op het gedrag van zijn landgenoten. Verder moest hij het moreel hooghouden, het patriottisme aanwakkeren, onderwijsinitiatieven ondersteunen en alle praktische aspecten van de internering beredderen. Aangezien de Belgische overheid de mening was toegedaan dat ledigheid het oorkussen van duivel was, werden allerlei initiatieven genomen om het verblijf van de geïnterneerden in Zwitserland zo nuttig mogelijk te besteden. Geïnterneerden die voldoende hersteld waren, werden aangemaand werk te zoeken. Om de geïnterneerden aan een gepaste job te helpen, werd een Tewerkstellingsdienst voor de Belgische Geïnterneerden in Lausanne o.l.v. van de bekende kunstmecenas Octave Maus gecreëerd.

Om de oprichting van lokale liefdadigheidscomités te stimuleren en hun werking te coördineren besloot een aantal invloedrijke Belgische en Zwitserse persoonlijkheden zich te verenigen in het Centraal Hulpcomité voor de Belgische Geïnterneerden. De aangesloten comités moesten de zieke of gewonde Belgische geïnterneerden op moreel, materieel en intellectueel vlak helpen. Het Centraal Comité zou de regionale comités bijstaan voor het inzamelen van giften, de hulpverlening gedeeltelijk subsidiëren, nuttige vrijetijdsbesteding en onderwijs organiseren én het patriottisme stimuleren.

De archieven van de Hulpcomités van de regio’s Montreux en Leysin bleven bewaard in het Algemeen Rijksarchief. Verder zijn ook enkele archiefstukken van de Vaderlandslievende Unie van Geïnterneerden en Krijgsgevangenen bewaard. Dit liefdadigheidswerk, opgericht door Maurice Kufferath, hielp de geïnterneerden die studeerden aan de universiteit en de hogescholen in Genève.

[link2]Bron,http://arch.arch.be/content/view/824/248/lang,nl_BE/[/link2]

Duizenden soldaten werden na de val van de fortengordels rond Luik, Namen en Antwerpen in 1914 opgesloten in Duitse kampen. De Belgische krijgsgevangenen werden meestal opgevangen in inderhaast opgerichte barakkenkampen in Altengrabow, Giessen, Munster, Sennelager, Soltau, Hamelen en Friedrichsfeld, waar ze vier jaar lang samenhokten met een bont gezelschap lotgenoten. In de grootste kampen werden tot 20.000 manschappen gehuisvest. Deze kampen groeiden als het ware uit tot houten dorpen met een eigen lazaret, grootkeukens, refters, kantines, kapellen en een bibliotheek.

Op grond van de bepalingen van de Conventie van Den Haag had een aantal filantropen hulporganisaties opgericht, zowel in het bezette België als in het buitenland, om bijkomende levensmiddelen op te sturen naar de Belgische krijgsgevangenen. Aanvankelijk waren het vooral familieleden die via deze tussenweg hulppakketten met brood, beschuiten, koffie, kleding of tabak bezorgden aan hun geliefden. Ook kledingstukken ter vervanging van de haveloze uniformen van de gevangenen waren erg gegeerd. De familieleden of ‘oorlogsmeters’ konden eigen pakjes binnenbrengen of geld overmaken zodat de hulporganisaties standaardcolli’s konden verzenden. Door de organisatie van allerhande feesten, concerten, tentoonstellingen en tombola’s werden fondsen ingezameld voor zogenaamde ‘collectieve verzendingen’ naar hulpbehoevende krijgsgevangenen die niet door hun familie geholpen werden.

Natuurlijk kon de Belgische regering deze gevangenen niet helemaal aan hun lot overlaten. Daarom werden de belangrijkste particuliere hulporganisaties gesubsidieerd. Toen duidelijk werd dat de oorlog nog lang zou aanslepen, richtte minister van Justitie Carton de Wiart in mei 1915 in Le Havre de Belgische Middendienst voor de Krijgsgevangenen op. Deze overheidsdienst moest morele en materiële hulp verlenen aan de krijgsgevangenen (via de verzending van levensmiddelen, kleding en boeken), inlichtingen verlenen aan de families en de werking van de verschillende liefdadigheidscomités beter coördineren. De nieuwe overheidsinstelling was gevestigd in Sainte-Adresse, het toevluchtsoord van de Belgische regering, en werd geleid door Gerard Cooreman – die 3 jaar later trouwens Eerste Minister zou worden – en advocaat Victor Yseux.

Zowat alle bestaande particuliere hulporganisaties sloten zich aan bij dit officiële initiatief. Dit verklaart waarom de archieven van het Belgisch Inlichtingsbureel voor Krijgsgevangenen en Geïnterneerden in Brussel, de Belgische Afdeling van het Hulpcomité voor Krijgsgevangenen in Bern en het Internationaal Liefdewerk voor Krijgsgevangenen en Gewonden in Maastricht momenteel bewaard worden in het Algemeen Rijksarchief.

Voor de interne verdeling van de hulpgoederen in de kampen deden deze hulporganisaties aanvankelijk een beroep op een vertrouwenspersoon die moest waken over de correcte distributie van de individuele en collectieve verzendingen. Na verloop van tijd werden echte Hulpcomités, met democratisch verkozen leden, opgericht in de kampen. Er werden statuten opgesteld en op regelmatige tijdstippen vergaderingen georganiseerd. Eén van de belangrijkste taken van de Hulpcomités was de organisatie van de verzendingen naar de Arbeitskommando’s, aangezien de meeste gevangenen tewerkgesteld waren bij lokale landbouwers (vooral in de zomermaanden), in de fabrieken, in de mijnen of bij lokale overheidsbesturen (waar ze moerassen moesten droogleggen, woeste heidegronden draineren, wegen aanleggen, enz.). Dit ging gepaard met zware fysieke arbeid zodat extra rantsoenering zeer welgekomen was. Sommige kampen hadden meer dan 2.000 verschillende Arbeitskommando’s onder hun hoede.

Uit medeleven deelden de Hulpcomités extra levensmiddelen uit aan de lotgenoten die verzorgd werden in de lazaretten. Vaak zette het Hulpcomité zich ook in om onderwijs te organiseren, een bibliotheek op te richten en te zorgen voor ontspanningsmogelijkheden (sport en muziek). Na de wapenstilstand werden 282 officieren en 40.007 soldaten naar België gerepatrieerd. Alle bovenvernoemde instellingen en organisaties verloren hun bestaansreden en werden (na verloop van tijd) opgeheven.


De nieuwe inventarissen zijn te koop in de shop van het Algemeen Rijksarchief of kunnen worden besteld via mail naar publicat@arch.be:

VANDEN BOSCH H., Inventaris van het archief van de Belgische Middendienst voor de Krijgsgevangenen (1914-1925), Brussel, 2009, Publ. 4772, €4.

VANDEN BOSCH H., Inventaris van het archief van het Belgisch Inlichtingsbureel voor krijgsgevangenen en geïnterneerden in Brussel 1914-1919,Brussel, 2009, Publ. 4759, €3.

VANDEN BOSCH H., Inventaris van het archief van het Internationaal Liefdewerk voor Gewonden en Krijgsgevangenen in Maastricht 1914-1920, Brussel, 2009, Publ. 4760, €4

VANDEN BOSCH H., Oorlogsarchieven, Reeks inventarissen 8: Inventarissen van de archieven van de Belgische Hulpcomités in de krijgsgevangenkampen van Altenau im Harz, Altengrabow, Celle, Dyrotz, Friedrichsfeld, Giessen, Göttingen, Güstrow, Hamelen, Heilsberg, Holzminden, Kassebruch, Kassel, Langensalza, Limburg an der Lahn, Magdeburg, Merseburg, Munster III, Parchim, Schneidemühl, Sennelager, Soltau, Stendal, Wittenberg, Zerbst en van het Hulpcomité in de gevangenis te Diest (1914-1922), Brussel, 2009, Publ. 4840, €13.

VANDEN BOSCH H., Oorlogsarchieven, reeks inventarissen 7 : Archiefbestanden betreffende in Zwitserland opgerichte humanitaire organisaties ten behoeve van de Belgische oorlogsslachtoffers: Belgische Afdeling van het Hulpcomité voor Krijgsgevangenen in Bern (1915-1919); Hulpbureau voor Krijgsgevangenen in Bern (1918); Dienst voor Geïnterneerden van het Belgisch Gezantschap in Bern (1916-1919); Centraal Hulpcomité voor de Belgische Geïnterneerden in Zwitserland (1915-1920); Hulpcomité voor de Belgische Geïnterneerden in de regio Montreux (1916-1918); Hulpcomité voor de Belgische Geïnterneerden in de regio Leysin (1917-1918); Belgisch Bureau in Lausanne (1914-1920); Tewerkstellingsdienst voor de Belgische Geïnterneerden in Lausanne (1916-1919); Vaderlandslievende Unie van Geïnterneerden en Krijgsgevangenen in Genève (1915-1918); Documentatie verzameld door Fernand Peltzer (1911-1915), Brussel, 2009, Publ. 4839, €7,5.

[link2]Bron,http://arch.arch.be/content/view/825/248/lang,nl_BE/[/link2]
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Plaats reactie

Terug naar “Belgische militairen in krijgsgevangenschap - 1914-1918 - militaires belges en captivité”