Gedenkplaat Munsterlager

Het wel en wee van Belgische militairen tijdens hun krijgsgevangenschap tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Moderators: Exjager, piot1940, Bram1940

Plaats reactie
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

Geplaatst: Wo Jan 26, 2011 8:37 pm
bcordens schreef:Toen mijn overgrootvader in de Eerste Wereldoorlog in het Munsterlager gevangen zat heeft hij om de eerste verjaardag van zijn gevangenschap te 'vieren' deze gedenkplaat laten maken (eigenlijk een fotokader):


De tekst:
MUNSTERLAGER SOUVENIR DE LA GUERRE ALLEMAGNE
ED (Edouard) JORISSEN
1914 1915

Afbeelding
De achterkant. De oplettende mensen op het forum zien hier enkele letters op staan. Om deze letters is het mij eigenlijk te doen: ik heb mij altijd afgevraagd waarvan deze plaat gemaakt is. Een gamel? Drinkbus?

Even inzoomen op de letters:
Afbeelding

De eerste letters zijn onleesbaar, maar dan staat er:
...NSON&C(o)... (B)RUXELLES.

Weet iemand wie de producent zou kunnen zijn, en van wat deze plaat gemaakt is?



Bart.
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

bcordens schreef:Oei, de eerste foto vergeten. Hier is hij:

Afbeelding
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

flip64 schreef:Schitterend stuk , ongelooflijk wat die mannen toch konden verwezelijken!

De gezochte producent is FONSON, BRUXELLES een firma die grotendeels alles voor het Belgisch leger produceerde van knopen tot kepie met alles wat daar tussen lag.
Dit stuk kan gemaakt zijn van zowel een gamel als een drinkbus, zal een hoop geduld en zweet bij nodig geweest zijn.
Alle respekt voor uw overgrootvader.

Groeten, Philippe [smilie=rk01_navigarecapitano.gif]
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

Paddy schreef:Knap stuk :P

Zo'n halve veldfles meet: 16 cm x 12 cm

Afbeelding
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

bcordens schreef:
Paddy schreef:Knap stuk :P

Zo'n halve veldfles meet: 16 cm x 12 cm
Hij is niet te koop Paddy :wink: :grin:

Deze plaat meet ruwweg 20 cm x 17 cm.


In het verslag van mijn grootvader staat dat hij en zijn vrienden in het Munsterlager ook ringen maakten van aluminium, die ze daarna verkochten aan de Duitse bewakers als 'aandenken' (voor de prijs van een mark per stuk. De naam kon er ook op gegraveerd worden voor tien pfennig per letter :) ). Heeft er toevallig iemand zulk een ring in zijn bezit?


Verdere spullen die ik van hem heb:
- een horlogeketting van paardenhaar (deze verkochten ze ook)
- een soort van portefeuille die hij in het kamp gemaakt had (op de eerdere foto's ligt de herdenkingsplaat bovenop de beige portefeuille)
- foto's van hem en verschillende kameraden in gevangenschap (ik heb ze niet geteld maar het kunnen wel een stuk of twintig foto's zijn)
- zijn medailles (niets speciaals: oorlogskruis, herinneringsmedaille, overwinningsmedaille) plus bijhorende kraagspeldjes
- strijderskaart 14-18, en oudstrijderskaart 14-18 waarmee je 75% korting kreeg op de Belgische Spoorwegen.

Mocht iemand hier geïnteresseerd in zijn wil ik hier wel enkele zaken van online zetten.


Bart[/list]
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

Paddy schreef:
bcordens schreef:
Paddy schreef:Knap stuk :P

Zo'n halve veldfles meet: 16 cm x 12 cm
Hij is niet te koop Paddy :wink: :grin:

Deze plaat meet ruwweg 20 cm x 17 cm.


In het verslag van mijn grootvader staat dat hij en zijn vrienden in het Munsterlager ook ringen maakten van aluminium, die ze daarna verkochten aan de Duitse bewakers als 'aandenken' (voor de prijs van een mark per stuk. De naam kon er ook op gegraveerd worden voor tien pfennig per letter :) ). Heeft er toevallig iemand zulk een ring in zijn bezit?


Verdere spullen die ik van hem heb:
- een horlogeketting van paardenhaar (deze verkochten ze ook)
- een soort van portefeuille die hij in het kamp gemaakt had (op de eerdere foto's ligt de herdenkingsplaat bovenop de beige portefeuille)
- foto's van hem en verschillende kameraden in gevangenschap (ik heb ze niet geteld maar het kunnen wel een stuk of twintig foto's zijn)
- zijn medailles (niets speciaals: oorlogskruis, herinneringsmedaille, overwinningsmedaille) plus bijhorende kraagspeldjes
- strijderskaart 14-18, en oudstrijderskaart 14-18 waarmee je 75% korting kreeg op de Belgische Spoorwegen.

Mocht iemand hier geïnteresseerd in zijn wil ik hier wel enkele zaken van online zetten.



Bart[/list]
Man ik zit hier te kwijlen als gek [smilie=rk01_bava.gif]
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

Lewis Gunner schreef:Hé Bart [smilie=trilly-141-icon_cheers.gif]
Mooie herineringen hebt u daar.
Interresant tonen maar :wink:
Tot welk regiment behoorde uw overgrootvader ?

groeten [smilie=trilly-126-icon_salut.gif]
bcordens schreef:Lewis: hij had zijn legerdienst bij het 9de Linieregiment gedaan. Aangezien hij in één van de oudere klassen (1902) zat werd hij in 1914 bij het 9e Vestingsinfanterie ingedeeld.

Op verzoek hier al enkele foto's. Deze werden als postkaarten naar het thuisfront gestuurd:

Afbeelding

Deze foto van Edouard is ook mijn avatar.


Afbeelding

In het Munsterlager. Edouard is de derde van rechts. Bemerk ook de Duitse bewaker!


Afbeelding

De mannen van barak 54 op een groepsfoto, met centraal de beeltenis van koning Albert I. Of Edouard ook op deze foto staat weet ik niet.


Afbeelding

In één van de barakken. Edouard is de tweede van links.


Afbeelding

Een Belgische toneelgroep in het Munsterlager.


Afbeelding

Diezelfde toneelgroep in actie.


Afbeelding

Nog een groepsfoto. Edouard staat achteraan, de tweede van links.


Ziezo, dit was de eerste lading :) ik heb nog verschillende foto's zonder mijn overgrootvader plus de voorwerpen die ik eerder had vermeld. Deze zal ik nog online plaatsen als ik de tijd heb.
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

bcordens schreef:A propos, die laatste groepsfoto was geadresseerd aan Nicolaas Theelen, de oprichter van 'Het Algemeen Belang der Provincie Limburg' wat later 'Het Belang van Limburg' zou worden.


Nog enkele spullen:

Afbeelding

Zijn zelfgemaakte portefeuille die hij in het kamp gebruikte


Afbeelding

Een zelfgemaakte zakhorlogeketting van paardenhaar (lengte: 27 cm). Hij en zijn vrienden verkochten zulke kettingen aan de Duitsers. Met dat geld kon hij dan weer voedsel kopen (hieraan was een groot gebrek in het Lager), en hij heeft er waarschijnlijk ook de vorige foto's mee kunnen betalen.


Afbeelding

Na twee jaar Munsterlager werd hij tewerkgesteld op deze boerderij in het dorpje Quarrendorf, tussen Hannover en Hamburg. Hij heeft hier veel geluk gehad: hij werd zeer goed behandeld. Na de wapenstilstand vond de boer het zelfs jammer dat Edouard terug naar huis wou vertrekken :)


Afbeelding

Diezelfde boerderij twee jaar geleden.


Afbeelding

Kaart waarmee hij als oudstrijder recht had op 75% korting op de Belgische spoorwegen (buitenzijde)


Afbeelding

Diezelfde kaart (binnenzijde)


Afbeelding

En als laatste voor vandaag: zijn Strijderskaart 14-18 (voorkant)


Afbeelding

Strijderskaart 14-18 (binnenzijde)


Zo, genoeg voor vandaag denk ik :wink: ik zal eens kijken of er bij de rest van de foto's nog iets interessants zit.

Bart
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

marcbrans schreef:PRACHTIG!!!!!!!!!!!!!!!!!!
Schitterend materiaal, zelfs een foto van de boerderij waar ie tewerkgesteld was, de vergelijkingsfoto, de strijderskaart... Niet zo gemakkelijk die kaart; Vuurkaart oké, Strijderskaart voor dienst in WO II ook, maar voor 14-18 niet.

Marc
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

bcordens schreef:Bedankt voor de leuke reacties :wink: ik ben blij dat ik jullie er een plezier mee doe. Ik heb zeer veel geluk gehad dat mijn familie zoveel bijgehouden heeft.

Op de resterende foto's staan nog andere krijgsgevangenen. Enkele Belgen in uniform, een paar Fransen (waarvan één in uniform) en de anderen zijn onbekend en dragen burgerkleding. Waarschijnlijk gaven de gevangenen elkaar foto's als aandenken. Dze foto's liggen nog bij mijn grootmoeder en ik moet ze nog inscannen, maar ik wil die moeite wel doen als hiervoor nog geïnteresseerden zijn.
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

bcordens schreef:
hard papier schreef:Ik heb laatst wat Duitse teksten ontcijferd van ansichtkaarten op de Flickr photostream van drakegoodman.
Het lijkt er op dat de teksten afkomstig zijn van de Duitse bewaker die op een van de foto's op de achtergrond te zien is.
Kijk maar eens naar

http://www.flickr.com/photos/drakegoodm ... 46838@N08/
Wauw! De gelijkenis is inderdaad zeer groot. De bewaker zou Lothar kunnen zijn. Ik heb jammer genoeg geen andere foto's waar hij op te zien is.

De postkaart is in het Munsterlager afgestempeld op 13 augustus 1915. Eén van mijn andere foto's is trouwens afkomstig van dezelfde fotograaf (Schubert) als die van drakegoodman.

Bedankt! Dit had ik nooit verwacht, het is zeer interessant om ook eens verhalen van 'de andere kant' te horen.

Bart
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

bcordens schreef:Voor alle gemak plaats ik het hier maar bij:

Ik ben nog steeds onderzoek aan het doen naar mijn overgrootvader in de Eerste Wereldoorlog. In zijn 'dagboek' las ik gisteren de volgende passage:

Op zekere dag zei mij Free Berden van Schalkhoven: “Weet ge Edouard, dat uw oom van Visé ook hier is met zijn twee zonen? Hij verblijft hier in de Selte Schoppen, ik heb hem gezien en gesproken! Ik kende uw oom Gregoir en ik heb hem gezegd dat gij ook hier zijt.” Ik kon er mij niet uit verstaan daar geen van hen soldaat was. Ik had maar het inzicht dat een oorlog alleen voor militairen was, maar ik wist niet dat de Gersifice tot de militaire dienst behoorde.

Hij hoort dus dat zijn oom Gregoir Nelissen ook in het Munsterlager aanwezig is. Hij is verbaasd aangezien geen van hen militair was. Zijn oom had te Visé een confiserie. Nu vond ik bij mijn grootmoeder de volgende foto, die ze als 'oom Gor' identificeerde. Hij heeft op de foto een soort van uniform aan:

Afbeelding

Nu heb ik proberen te achterhalen wat 'Gersifice' wil zeggen. Ik denk aan het volgende:

Gersifice => garde-civique: burgerwacht!

Voor degenen die thuis zijn in de uniformen van de burgerwacht: kan iemand mij een bevestiging geven aan de hand van de foto?

Overigens breek ik mij nog steeds het hoofd over 'Selte Schoppen', de plaats in het kamp waar de oom met zijn twee zoons verbleef. Ik heb geen idee wat mijn overgrootvader hiermee bedoelde, mijn grootmoeder kon ook niet helpen. Wie weet meer?


Nog twee foto's:

Afbeelding

Hubert Vandeweyer, hij zat in dezelfde eenheid als mijn overgrootvader tijdens de slag van Luik en ze zaten ook in hetzelfde krijgsgevangenenkamp. De foto is genomen in het kamp van Soltau.


Afbeelding

De persoon is mij onbekend, maar het moet voor mijn overgrootvader een bekende geweest zijn.


Bart
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

bcordens schreef:
jef schreef:Dag Bart,
Zou je het erg vinden om even de medailles op de scanner te leggen.
" -zijn medailles ( niets speciaals:........... ) "
Medailles zijn altijd speciaal, al zijn het nog de meest gewone.
Ik denk dat uw grootvader er erg fier op was. Een gedachte om te koesteren.
groeten,
Jef
Beste Jef,

Begrijp me niet verkeerd, met 'niets speciaals' bedoelde ik het feit dat er volgens mij geen zeldzame medailles tussen zitten, waardoor ze voor jullie minder interessant zouden zijn dan bijvoorbeeld de foto's. Ze hebben voor mij wel degelijk een grote emotionele waarde.
Mijn overgrootvader was er ook fier op, ik heb verschillende foto's van hem waar hij bij speciale gelegenheden de kraagspeldjes op zijn jas draagt.

Ik wil ze wel online zetten, ze liggen nog bij mijn grootmoeder een paar straten verder dus dat is op zich geen probleem, ik ga er straks nog langs. Ze steken echter in een kader dat langs de achterkant toegenageld zit. Ik wil dit uit respect voor mijn grootmoeder niet openbreken maar ik zal proberen om er een goede kwaliteit foto van te nemen.
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

koen schreef:
bcordens schreef:Overigens breek ik mij nog steeds het hoofd over 'Selte Schoppen', de plaats in het kamp waar de oom met zijn twee zoons verbleef.
Zelt staat voor tent, volgens mij, maar schoppen ??
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

jef schreef:Dank, Bart.
Ik begrijp U niet verkeerd hoor! Sorry als het anders overkwam.
Je hoeft de kader niet te openen hoor, met een foto ben ik een tevreden man :grin: Er is ook helemaal geen haast bij.
vriendelijke groeten,
Jef
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

bcordens schreef:
koen schreef:
bcordens schreef:Overigens breek ik mij nog steeds het hoofd over 'Selte Schoppen', de plaats in het kamp waar de oom met zijn twee zoons verbleef.
Zelt staat voor tent, volgens mij, maar schoppen ??
Zijn geschrift is moeilijk te lezen en de taal is sindsdien ook gewijzigd. Daar komt dan nog eens bij dat hij voor de Waalse dorpen en Franse benamingen vaak de Waalse benaming gebruikt in plaats van het Frans. Voor Duits is het vaak een mengelmoes van ons lokaal dialect en Duits.

Iets verder heeft hij het ook over 'Gerete Schoppen' waarmee hij de gereedschapsmagazijnen bedoelde.
Zou hij dan met 'Selte Schoppen' een tentenkamp bedoelen? Selte/zelt: tent; schoppen is dan een verbastering van 'Stelle': plaats / locatie / werkplek ... het zou kunnen kloppen, een tijdelijk tentenkamp voor de grote toestroom aan krijgsgevangenen. Het Munsterlager was bij mijn weten zowat het grootste krijgsgevangenenkamp van Duitsland.

Alvast bedankt voor de hulp Koen :wink:

Bart
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
Exjager
Sponsor 2022-2023
Berichten: 4379
Lid geworden op: 28 mei 2011 18:53
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door Exjager »

bcordens schreef:Met enige vertraging, voor Jef:

Afbeelding


Afbeelding
Oorlogskruis 14-18


Afbeelding
Herinneringsmedaille


Afbeelding
Overwinningsmedaille


Afbeelding
Herinneringsmedaille van de regeerperiode van Leopold II


Afbeelding
Medaille eerste klasse voor ruim 25 jaar dienst


Mijn excuses als de foto's niet van de beste kwaliteit zijn, maar ik had enorm veel alst van de reflectie van het glas.
Iets m.b.t. 2 Jagers te Paard is steeds welkom.
Mijn website,http://www.legerdienst.be
Gebruikersavatar
bcordens
Berichten: 109
Lid geworden op: 29 mei 2011 19:15
Locatie: Nieuwerkerken (Limburg)
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door bcordens »

Nicolas Edouard Jorissen werd te Werm geboren op 23/10/1881. Van 1902 tot 1904 deed hij zijn dienstplicht bij het 9e Linieregiment te Brussel. Hij werd op 1 augustus 1914 opgeroepen tijdens de mobilisatie, waar hij werd ingedeeld bij het 9e regiment Vestinginfanterie. Deze eenheid werd gestationeerd in de vesting Luik. Edouard bevond zich in de loopgraven tussen twee van de forten van Luik, Barchon en Evegnée.

De volgende teksten zijn geschreven door Edouard Jorissen rond het jaar 1970, enkele jaren voor zijn dood. Ze gaan over de zaken die hij zich nog kon herinneren van zijn diensttijd, gevechten in augustus 1914 en zijn gevangenschap. Het gaat in veel gevallen om korte fragmenten en het verhaal uiteraard onvolledig. In sommige gevallen heb ik de zinnen ietwat gewijzigd om alles wat leesbaarder te maken, maar de inhoud is altijd dezelfde gebleven.


1. Dienstplicht
Op 2-2-1902 moesten wij met vier van onze gemeente voor de lichting naar Kortessem. Ik en Willem Jehaes, Nicolas Snellings en Thijsen Pierre. Willem had 22, ik 24, Nicolas 42 en Thijsen 62 . De heer Cornelis Moens, gemeentesecretaris, had een jaar uitstel gevraagd op het art. 11, daar mijn vader een ongeval had opgelopen aan het dorsmachine, zodat ik maar moest beginnen met de klas van 1902. Ik heb mijn dienst moeten doen bij het 9de Linieregiment op het Klein Kasteeltje te Brussel . Twee jaar dienst: het eerste jaar kende ik er niet één in de kazerne, toch ging het goed. Pauluske de kantonier, Bertie Cuipers van Hoeselt en Mathieu Bams van Berg lagen in een andere kazerne. Doch ’s zondags na de mis in Sint-Goedele zagen we mekaar en gingen kaarten tot ’s middags bij Buismans van Hoeselt achter het stadhuis. Na de middag ging ik naar Ixelles (Elsene) bij Vrintes Nes en Maria, beide van Werm. Daar kwamen Suskes Mina, Marguerite Vanspauwen en Denis Mergaume. Mijn moeder had aan nonkel Bertie geschreven dat ik soldaat was in Brussel. Toen werd ik verzocht door mijn nichtje Jeanne om op bezoek te komen en dat was zeer goed voor mij geweest. Daarna ging ik elke zondag naar mijn nonkel want zij waren zeer goed voor mij.


2. Mobilisatie
Op 1-8-14 werd ik binnengeroepen voor de oorlog. Ik maakte deel uit van de 3de legerafdeling, ter verdediging van Luik. Ik moest de eerste dag naar Jupille, de tweede dag naar Saive en dan verder naar het fort van Barchon. Wij werden geplaatst tussen Barchon en Evegnée. Het scheen heel gevaarlijk te worden. Het werd ons daar heel vervelend te moeten verblijven in die tranchés. Wij waren dat leven niet gewoon. Wij zagen daar niets dan vernieling: fruitbomen afkappen, heggen platmaken, een grote hoeve werd voor onze ogen platgeschoten. Eerst werden alle bijzonderheden eruit weggedragen en het vee en de paarden werden in een open wei gejaagd. Daarna werd de hoeve door fort Barchon platgeschoten omdat de vijand anders te dicht kon naderen zonder gezien te worden.
Wij waren in die tranché met vijf bataljons en één compagnie forteresse . Dat was onze eenheid, ik denk met zo’n 300 manschappen waarvan ik er maar drie kende: Fernand Vanharen van Overrepen, Torné Remy uit De Panne en Oosterbosch van Kleine-Spouwen. Torné is gevlucht, Vanharen werd ziek en Oosterbosch is doodgebleven.


3. De slag om Luik
In de nacht van 4 op 5 augustus 1914 werden wij aangevallen door de Duitsers. Vooreerst het zwaar bombardement op het fort Barchon. Die nacht viel ook een bom nogal dicht bij onze tranché. Ik meende dat de wereld verging. Wij kregen het bevel onmiddellijk terug te trekken, wat wij deden. Maar het was maar één slag en gelukkig zonder doden. Vanharen was niet gevlucht, hij kon niet omdat hij door de schrik gepakt was. Doch een kwartier later moesten wij terug naar de tranché. Dan enige ogenblikken later werd er een lichte aanval door de Duitsers gedaan maar die werd onmiddellijk afgeslagen. Het bombardement door de Duitsers op het fort Barchon ging in hevigheid voort en zodra het bombardement wat verstilde kwam de aanval van de Duitse infanterie in werking, doch die werden tot driemaal toe door het fort verslagen. Er ging soms een lichtphare in de omgeving van het fort, dat was ijzig om te zien. Ook wij werden eens sterker aangevallen, doch tevergeefs voor de Duitsers . Maar aan onze linkerzijde hadden de Duitsers een doorbraak gewonnen zodat die al achter ons in strijd waren. Wij hadden enige mannen verloren in de laatste aanval. In diezelfde weide waar wij zaten stond ook een batterij veldartillerie, doch die had niet lang standgehouden.

Zo kwam de morgen van 6 augustus 14. Op bevel van onze officier moesten wij ons terugtrekken. Dit bevel kwam van de heer kolonel Streids, chef van het 14de Linieregiment . Zo trokken wij ons terug over Saive op Wandre. Daar was een zeer hevige slag geweest waar zeer veel Duitsers werden gedood . De slag was gedaan toen wij daar aankwamen, de bergers en het Rode Kruis verzamelden de gewonden. Wij hebben daar niets anders gedaan dan toegekeken in de doortocht, maar het was vreselijk om te zien. Wij moesten over de doden heen op straat. Daar zag ik Vandeweyer Hubert van Vliermaal, die was geheel zijn verstand te buiten. Hij riep: “Mag ik meegaan Edouard?” Die had er lelijk ingezeten en was er toch goed doorgekomen. Door die verwoesting heengetrokken zonder strijd, zijn we de Maasbrug van Wandre overgetrokken, langs de Picalle, langs het kerkhof van Herstal. Daar kwam ons een jonge Belgische officier tegemoet en vroeg een gedeelte van onze eenheid. Ik viel erbij en al lopend trokken wij het veld in. Daar was een hevige strijd tussen Duitsers en het 11de Linie. Wij vielen de Duitsers nu in de rug aan. Het ging er zeer hevig aan toe: de Duitsers zaten nu tussen twee vuren. De kogels van het 11de Linie vlogen ons over het hoofd zoals ook de onze over hen, en daar zaten de Duitsers tussen. Zij gaven zich onmiddellijk over. Dat ging echter niet gemakkelijk voor hen, want zonder dat die jonge officier bij ons zou geweest zijn bleef het gevecht duren zolang er één Duitser zich verroerde. De officieren kenden de reglementen, maar de soldaten kenden ze niet of trokken er zich niets van aan. Er werden veel Duitsers gevangen genomen. Hoeveel soldaten weet ik niet, maar er waren acht officieren bij. Het waren die van het 11de Linie die met de gevangenen weggingen, waarheen wisten wij ook niet.

Daarna kregen wij een uur rust. Ik heb daar naast een dode Duitser gezeten en heb op zijn uurwerk gekeken hoe laat het was. Dan trokken we verder het veld in, in de richting van Milmort. Daar was niemand te zien. Opeens zag ik daar Frans Crommen van Rommershoven, de man van Jeves Mien van Hoeseltbroek, doch die waren woonachtig te Milmort. Ik was in die streek heel goed bekend. Ik was tevreden dat wij niet door het dorp Milmort trokken, wij hielden meer de buitenkant. Aan de overkant van Milmort en Vottem hielden wij halt. Wij hadden allen honger en dorst. Maar naar eten en drinken werd er niet gezien, dus trokken wij op de hoeven af waar wij het dichtst bij waren. Ook een goede vriend van mij vroeg om mee te gaan. En daar waren wij bij Frans Crommen, zijn vrouw en zoontje, en kregen we alles wat wij verlangden. Mien zei: “Neem maar mee Edouard, de Duitsers nemen ons toch alles af.” Toen wij de woning verlieten en wij terug op straat kwamen was onze eenheid vertrokken, en wij wisten niet waarheen. Wat verder stak een jongen zijn hoofd aan de deur uit en wij vroegen hem waar de soldaten heengegaan waren omdat daar een kruispunt was. Hij zei ons: “er zijn er langs daar, en een gedeelte langs daar.” Nu moesten wij kiezen, maar wij kozen de slechte kant: daar waren ze weer aan het vechten. Wij zouden ons teruggetrokken hebben, was er niet een jonge officier die ons met de revolver in de hand ernaartoe dreef. Dit duurde niet lang gezien het er geen van ons regiment waren. Zo hadden we ons er toch weten uit te trekken en wij gingen terug vanwaar wij gekomen waren, tot aan het kruispunt. Daar namen wij toen de andere richting naar Vottem. Wij kwamen daar in het veld en de weiden. Daar zagen wij twee paarden en wat verder de officieren staan. Het waren de generaal en de kolonel van het 14de en die waren zeer vriendelijk voor ons. Het gaf hen voldoening dat wij nog naar onze eenheid wilden zoeken. Zij toonden ons de weg waar wij onze mannen zouden vinden. En het was juist. Wij waren dan bijna aan Vottem. Daar zagen wij een vieze flater: onze bevelhebber vroeg 5 man van goede wil. Er boden zich 11 aan die wilden vooruitgaan, maar een weinig verder kwamen ze voor een Duits machinegeweer en waren ze alle 11 dood. Nu moest dat machinegeweer uitgeschakeld worden. Er stond een brikkenbakkerij en daar zaten de Duitsers in. Doch die moesten uitgeschakeld worden. We moesten ze omsingelen in groepjes van 4. Gans de omgeving was beplant met groenten. Vandeweyer, nog twee anderen en ik waren samen. Maar er zaten ook Duitsers tussen de bonenstaken en die schoten die twee die bij ons waren dood. Wij trokken ons terug tot bij onze bevelhebber maar daar werden wij niet goed ontvangen. Eigenlijk had hij gelijk: wij hadden een opening gelaten in de rang. Wij gingen terug maar kort daarna vernamen wij dat de Duitsers zich hadden overgegeven. Toen we er aankwamen waren ze allen met de bajonetten gedood. Onze bevelhebber was mistevreden maar toch was het zo.

Dan zijn we verder getrokken in de richting van Luik. Daar hoorden en zagen wij kleine schermutselingen maar wij kwamen niets tegen. Elders zagen wij nog een trein met veel militairen Luik verlaten. Waar naartoe wisten wij ook niet, maar de Duitsers schoten erop met geweervuur. Wij waren zeer vermoeid, geheel versleten. Onze bevelhebber beloofde ons dat wij gingen uitrusten in de kazerne op de Citadel. Maar toen wij in Ste-Walburge kwamen sloeg het stof en rook uit de kazerne op. De Duitsers waren aan het beschieten. We hebben daar een tijdje gewacht juist voor de brug uit Ste-Marguerite. Daar kwamen twee Duitse auto’s van het Rode Kruis op ons toe. Wij wilden er op schieten maar het werd ons verboden door onze overheid . Maar op de derde auto die hen volgde stond een machinegeweer, daarachter kwamen lange colonnes soldaten die ons voorbijgingen in de richting van Tongeren. Wij zaten daar tussen de Duitsers, ze bezagen ons zoals wij hen, maar er werd niets aan gedaan. De Duitsers waren in te zeer grote overmacht.

Wij trokken verder de stad Luik in, samen met onze overheid. Onderweg waren nog andere soldaten bij ons gekomen, mogelijk hen die verloren gelopen waren. In de berg af naar Luik liepen wij links van de weg en aan de andere kant liepen duizenden Duitsers van alle soorten van volk. Zij probeerden niet naar ons en wij niet naar hen, tot wij in de stad kwamen. Toen wij over de Place St-Lambert gingen zag ik dat de Duitsers boven in de vensters stonden en dat de Duitse vlag op het Justitiepaleis stak. Doch er werd naar ons niet omgezien, al waren wij allen nog bewapend en met munitie. Dan zijn wij in een klooster of hospitaal gekomen. Het was al avond. Ik denk dat het in het Engels Hospitaal was. Daar heb ik een goede tas koffie gekregen van een goede zuster. Of ik ook gegeten heb weet ik niet meer.

Dan zijn wij van daar weer verder getrokken. Ik weet nog dat wij bij Ans de berg op zijn gegaan en toen wij boven kwamen kregen wij halt. Ik was zo moe dat ik mij naast de weg op het trottoir heb laten vallen en er in slaap ben gevallen. Verder zijn wij doorgegaan tot aan het gemeentehuis, daar hebben wij geslapen. Vandeweyer en ik lagen op de overloop van de trap op wat stro, er was voor de rest geen plaats meer. Voor mij was het toch goed, want ik had de hele week niet beter geslapen, al bombardeerden de Duitsers ook overal in de stad. ’s Morgens om 6 uur moesten wij in rangen staan op de koer voor het gemeentehuis. Wij waren langs alle zijden ingesloten en konden niet meer weg. Wij bezetten de straten in de omgeving met geweren en machinegeweren, maar op zeker moment kwamen de Duitsers op ons af met wel meer dan 100 Belgische krijgsgevangenen voor hen uit een nogal steile berg op. Wat moesten wij toen doen? Wij zouden de Belgen moeten neerschieten voordat wij de Duitsers konden treffen. Onze commandant belette ons te vuren, en toen werden wij ook krijgsgevangen genomen. Het was toen 7 augustus 1914. Wij moesten onze wapens afleggen. Het was een harde slag voor ons, al betekende het een verlossing. De Duitsers waren niet barbaars zoals bij hen de gewoonte was. Wij werden niet slecht behandeld, wij kregen zelfs eten ter plaatse. Maar daarvoor bestond bij hen ook een grote reden. Ze hadden ons ook overmand zonder strijd. Onze officieren waren veel wijzer dan wij: wij, zo een klein getal, konden toch niets maken tegen zo’n overmacht.


4. De eerste dagen in krijgsgevangenschap
Wij werden allen naar de kazerne op de Chartreuse geleid en in een grote paardenstal ondergebracht. Ik mag gerust zeggen dat ik in heel mijn leven nog nooit zo zeer vermoeid was, geheel ontsteld door het onregelmatige leven. Ik had mij in een week niet meer gewassen of geschoren, geen eten of drinken gelijk het hoort, en dag en nacht in de onrust met de dood voor ogen. Maar toen ik in die paardenstal lag viel ik in slaap. Het was in de namiddag, en ik sliep op het stalmest of het stro zo vast, dat ik niet wist dat het nacht geweest was. s’ Anderendaags kregen we ook eten, maar de haver in de kribben was nog beter dan het eten dat wij van de Duitsers kregen. Wij verbleven twee dagen in de stal eer wij naar Duitsland werden uitgeleverd.

Het was op 9 augustus dat wij in groep moesten staan op de koer van de kazerne van de Chartreuse. Wij moesten ons in rangen opstellen om te vertrekken. Ik stond naast een grote rosse uit de Kempen die mij zei: “Dit kan goed zes maanden duren.” Ik antwoordde: “als dat zes maanden duurt leeft er geen enkel ziel meer in heel België.” En het duurde vier jaar! Wij moesten te voet marcheren. Wij kwamen door een dorp met achter de kerk een pleintje dat beplant was met lindebomen, waar de Duitsers zich onder hielden met gespannen en soldaten. De Belgen hadden de toren van de kerk afgeschoten. De toren en een gedeelte van de muren waren door de bomen op de Duitsers gevallen. Er staken soldaten en paarden onder de puinen. Het was vies om te zien in onze doortocht. Een weinig verder hing een dood paard op een haag met een dode officier aanhangen. En zo ontmoetten wij niets dan verwoestingen op onze weg. En dan nog geleid worden door die barbaren met geladen geweer en geslepen bajonet erboven op.

Wij liepen die eerste dag tot op het kasteel van Pepinster. Op de koer zouden wij de nacht doorbrengen. Wij stonden er dicht bijeen, rug aan rug tot op de trappen van het kasteel, en rondom hielden de Duitse soldaten de wacht. Toen wij er toekwamen werden de deuren ingeslagen en trokken de officieren er binnen. Wij moesten het horen hoe het er binnen aan toeging. Van de eigenaar was niets te zien. s’ Morgens rond 9 uur werden de Duitsers in het gebouw wakker en er kwam weer leven in de overheid. De Duitse soldaten hadden soep gekookt voor ons: toen die gereed was moesten wij vier of vijf meter ver op onze knieën kruipen om wat soep te krijgen, en wij hadden allen honger. Zo kregen wij wat soep in de deksel van onze gamel, en die smaakte ons ferm goed.

Een uur nadien zijn wij dan weer vertrokken in de richting van Verviers. Het was meestal door veldwegen. Omdat het snikkend heet was die dag waren er veel gevallen: wat er met hen gebeurde weet ik niet. Ik had ook eens een zware inzinking gehad, maar we kregen toen juist een half uur rust. Toen ging het weer beter en ik kon weer mee verder. Toen wij Verviers binnentrokken, dwars door de stad, zaten daar vier dames op een bank in de bloemenhof voor hun huis of villa. Zij herkenden een soldaat die zo’n 10 meter voor mij liep. Ik hoorde hen roepen: “Victor, Victor!”, en die soldaat ging zowat opzij. Toen kwam een Duitser die ons begeleidde en stak Victor met zijn bajonet in de rug. Hij viel ter plaatse neer vlak voor de vier dames. Ik had alles gezien, maar wij moesten steeds maar verder, door de stad. Vele mensen stonden voor hun deuren en vensters te kijken naar onze doortocht. Ik zal mij altijd blijven herinneren hoe goed die mensen van Verviers voor ons geweest zijn. De winkels waren fel geplunderd, maar wat er nog was brachten de mensen ons. Ze kwamen zo maar tussen de rangen en de Duitsers door. Wij kregen chocolade, sigaretten, stekskes en speelkaarten. De mensen waren heel goed voor ons.

De grote hitte deed ons veel leed, ook omdat wij geen drinken kregen. Op een bepaald moment hielden wij halt, het was midden in een veld. Daar kreeg ik een inzinking en ik dacht dat ik zou moeten blijven liggen, zoals reeds zoveel anderen. Ik had vanuit mijn mobilisatietijd mijn ‘vievers’ meegenomen en daarmee heb ik mij gered, zodat ik toch in de rangen ben kunnen blijven.


5. Duitsland
Zo belandden wij bij het vallen van de avond in Eupen. Daar moesten wij allen, even buiten de stad, een weide in. We kregen elk een stuk brood. Nu lagen we daar echter doornat van het zweet en er werd gereclameerd. Toen mochten we de weide verlaten en de stad ingaan. Het was er wel vies, tussen die Duitsers door. In de stad werden wij verwenst en gestoten door de burgers, het meeste nog door de vrouwen. Uiteindelijk kwam een gedeelte in een klooster en een ander deel in de kerk terecht. Ik was bij het laatste deel, in de kerk, maar het was er toch beter dan in de weide. Wij zaten allen op de banken in die grote schone kerk. Bij de ingang, onder de toren, stond een Duits op wacht. In de middengang stond een Duitse pastoor en een Duitse officier. Ik zat in het midden van de kerk, de eerste op de bank, langs de gang. Op zekere keer sprak die Duitse officier mij in het Vlaams aan en vroeg mij: “Is er veel gevochten geweest in Luik?” “Ja.” “Het zal allemaal niet waar zijn wat de kranten schrijven.” Ik antwoordde hem: “Ik weet niet wat de kranten schrijven.” Onze soldaten vroegen het meeste naar drinken. Wij konden er niet aan geraken want wij mochten de kerk niet uit. Wat later kwamen er juffertjes uit de stad met emmers water om te laten drinken. Ik dacht eerst dat het uit nieuwsgierigheid was, maar op een keer kwam er een juffer met een pot koffie en een tas. Toen vroeg mij die officier: “Lust u soms geen tas koffie?” Ik verlangde er zeer naar en ik zei dus dat ik erg naar een tas koffie verlangde. Hij riep op die juffer en gaf haar het bevel mij een tas koffie te geven, die ik met de beste smaak van mijn leven heb uitgedronken. Mogelijk gezien dat ik er zoveel smaak in had vroeg hij mij: “Lust u er soms geen meer?” en ik kreeg een tweede tas. Ik was gered, wanneer had ik nog koffie of bier gedronken! Een half uur later kreeg ik ook een goede riem droog spek die mij door een Duitse soldaat werd gegeven. Wel te verstaan, dat kregen wij die in de kerk verbleven allemaal. Zo verliep de avond en nacht in de kerk van Eupen, de eerste nacht op Duits grondgebied.

’s Anderendaags rond 5 uur in de ochtend was het appel. Wij moesten vertrekken maar wij wisten niet waarheen. Wij werden door de Duitsers naar de statie van Eupen geleid. Daar moesten wij minstens 2 à 3 uur wachten tot er een lange trein kwam. Hij was tamelijk goed voor een grote reis. Wij wisten niet waarheen ze ons zouden brengen. Wij hadden nog geluk want het was een reizigerstrein, met behoorlijke banken, en met tenminste 10 man in ieder compartiment en één Duitse soldaat. Die waren nog tamelijk goed voor ons. In de namiddag brachten zij ons te Düsseldorf aan de Rijn. Toen verloor ik alle moed. Wij kwamen in de statie van Düsseldorf toe waar duizenden Duitsers waren. Daar bleef onze trein wel een uur staan wachten, en het volk in de statie was zeer vies op ons. Wij kregen er toch een stuk brood. Ik zat in ons compartiment als eerste aan het venster. Op zeker ogenblik kwam daar een flinke heer langs de trein. Hij vroeg mij zo het een en ander over de oorlog in België. Hij in het Duits, ik antwoordde in het Vlaams. Opeens trok hij een sigarendoos uit zijn zak en ik moest een dikke sigaar aannemen. Doch ik had ze niet durven oproken. Later in het kamp hebben wij die sigaar nauwkeurig onderzocht. We vonden er niets speciaals aan en hebben ze toen maar opgerookt, en hebben ook niets speciaals ondervonden. Die heer had een goed hart gehad, maar ik heb nooit veel vertrouwen in de Duitsers gehad. Soms was dat verkeerd, want er waren er ook goede, doch niet veel volgens mij.

Dan is onze trein verder gereden tot de volgende dag in de namiddag. We hadden niet veel meer gezien dan verwensingen van het volk langs de spoorwegen waar wij doorreden. Eindelijk kwamen wij in Westfalen in het kampje Sennelager. Daar waren enige Duitsers. Wij kregen daar behoorlijk eten, sliepen in een nieuwe stal op wat stro. Wij hadden er niets te doen dan wat met de kaarten spelen. Er was ook een kantine en daar konden wij een goede pint bier krijgen, zes voor 1 fr., 60 pfennig voor 1 fr. Daar in de kantine zag ik het eerste toneeltje. Er stond een piano in de zaal. De Belgen speelden er ook op. Maar er waren ook vier Fransen in onze afdeling, 1 officier en 3 soldaten. Een soldaat was ook in de kantine en wilde op de piano spelen, maar de Duitsers trokken hem er van af. Toen vielen de Belgen met geweld op de Duitsers en er werd ferm gevochten. Ik stond toe te kijken.
Gebruikersavatar
bcordens
Berichten: 109
Lid geworden op: 29 mei 2011 19:15
Locatie: Nieuwerkerken (Limburg)
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door bcordens »

Deel 2:


6. Munsterlager
Wij verbleven slechts 5 dagen in het Sennelager, toen moesten wij allen weer in de trein, en zaten er een dag en een nacht in. Toen kwamen we aan in een kamp, Munsterlager genaamd, in Hannover. Dat kamp was groter, het was meer een manoeuverkamp voor de Duitsers. Daar stonden veel internitten barakken. Wij werden in die barakken ondergebracht. Wij waren daar met Westerlingen, Oosterlingen en Russen. De Westerse waren Belgen, Fransen, Engelsen, Portugezen en Serviërs, dat was alles onder elkaar in het begin. Nadien werd dat geregeld. Er waren ook burgers bij van Tongeren, Visé, Aarschot enz.

Het Munsterlager kwam zo vol, wij lagen er ’s nachts bijna tegen elkaar. In het begin ging het tamelijk goed, maar het werd elke dag op alle gebied slechter. De Duitsers werden barbaars en de Belgen boden weerstand, wat toch niet veel te betekenen had. Het eten was in het begin nog verteerbaar, maar het werd elke dag erger en minder zodat het op de duur niet meer uit te houden was van de grote honger. Er werd van alles gedaan om aan wat eten te komen. Er werd veel gestolen en alle streken werden er aangevangen. Daarbij kwam dan nog de vuiligheid en luizen met de massa. Ik denk dat zulks te wijten was aan de stoutheid en de ongehoorzaamheid.

Wij gaven niets meer voor het leven en nog minder voor de Duitsers, zodat die hun eenheden niet meer geteld konden krijgen. Elke Duitse Feldwebel was namelijk verantwoordelijk voor zijn getal manschappen (krijgsgevangenen). Elke dag moesten de Feldwebel en een paar Duitsers ons tweemaal tellen. De Duitsers konden het niet geteld krijgen: ze grepen ons bij de schouders en zetten ons op onze plaats, maar eer ze bij de laatsten kwamen stonden de anderen weer in een kudde zoals de zwijnen of de schapen en dan was er geen tellen mogelijk. Op een zekere dag kwam er een Belgische brigadier mee die als tolk dienstdeed bij de Feldwebel. Die sprak tegen de Feldwebel: “Gij kent het karakter van de Belgen niet. U bent veel te brutaal en dat duldt geen Belg. Maar begin hen eens op een behoorlijke manier toe te spreken en dan zult u de Belg leren kennen.” De Feldwebel zei toen: “Ze moeten luisteren, maar ik wil uw raad volgen, we zullen zien.” Toen kwam die brigadier bij ons in de barak en vertelde ons wat hij met de Feldwebel besproken had. “Laat nu ook eens zien hoe de Belgische soldaten opgeleid worden, doe het in de toekomst eens opperbest. Als u het niet doet voor de Duitsers, doe het dan voor mij; ik ben er u nu al dankbaar voor. En zo ge iets verlangt van de Duitsers, kom dan maar bij mij en ik zal u helpen, ik heb zo wat druk op hen.” ’s Anderendaags werd er weer geteld als altijd. Wij stonden allen voor onze barak toen de Feldwebel en een paar soldaten kwamen. Toen zei de Feldwebel: “Bitte, wollen Sie jetz zu Fieren stehen?” En zoals de Duitsers nog nooit klaargekregen hadden sprongen de Belgen allen opperbest op vier rangen. De Feldwebel moest er zelf om lachen hoe vlug dat gegaan was, en toen was tellen niets meer. Toen zei hij: “Danke schön”, en ging verder. Voor de rest ging alles goed met die man.

De Duitsers begonnen alle afdelingen met prikkeldraad af te zetten. Dan moesten ze zoveel wachtposten niet zetten. Die draad werd tot op 5 meter hoogte geplaatst. Later werd de draad weer afgedaan en er werd een heel nieuw kamp gemaakt voor en door de Belgen. Het werd het ‘Belgisch lager’ genoemd. Het bestond uit nieuwe golfplaten barakken. Dit was beter voor ons want in die oude barakken werden wij bijna opgegeten door de luizen. Wij waren ook fel vermagerd door de honger, die was soms ondraaglijk. In de oude barakken zijn er veel om het leven gekomen door de onzuiverheid en de honger. Het was er ook gevaarlijk, want de schildwachten schoten graag op de gevangenen. De eerste gevangenen kenden de reglementen, maar er kwamen elke nieuwe bij die niet wisten dat ze in hun afdeling moesten blijven en dat ze ’s avonds op een vastgesteld uur in de barak moesten zijn. Zo kwam het dat er op een morgen 9 doden voor onze barak lagen. ’s Anderendaags werden die weggereden of het dode kalveren waren.

Op zekere dag zei mij Free Berden van Schalkhoven: “Weet ge Edouard, dat uw oom van Visé ook hier is met zijn twee zonen? Hij verblijft hier in de Selte Schoppen , ik heb hem gezien en gesproken! Ik kende uw oom Gregoir en ik heb hem gezegd dat gij ook hier zijt.” Ik kon er mij niet uit verstaan daar geen van hen soldaat was. Ik had maar het inzicht dat een oorlog alleen voor militairen was, maar ik wist niet dat de Gersifice tot de militaire dienst behoorde. Ik verlangde zeer mijn oom Gregoir te zien en ik vroeg om de Feldwebel te spreken. Ik kwam bij hem en hij beloofde mij dat een Duits soldaat mij tot bij mijn oom zou brengen, maar daar kwam niets van. Nu had ik vernomen dat de doktersvisites in de afdeling van mijn oom waren. Ik vroeg om naar de dokter te gaan en dat werd mij toegestaan. Wij waren met velen en werden door de Duitsers tot aan de barak geleid, dan moest elk op zijn beurt de barak in tot bij de dokter, dat was aan de ene kant in en aan de andere kant uit, tot allen gepasseerd waren. Ik muisde er aan de ene kant uit en ging naar mijn oom, daar bleef ik wat staan. Hij vertelde mij wat er in Visé was voorgevallen . Toen ging ik aan de andere kant staan bij diegenen die al bij de dokter geweest waren. Zo geraakte ik er door zonder de dokter te hebben gezien. Wij keerden terug naar onze eigen afdeling. Zij die de dokter hadden aangevraagd en niets mankeerden werden gestraft, maar ik was niet bij de dokter geweest dus ik stond ook niet op de lijst.

De Duitsers begonnen ons nu aan het werk te zetten: bossen ontginnen en heide omgraven om later aardappelen op te planten. Ik heb het ook eens meegemaakt: wij werden in twee groepen verdeeld en kregen 15 spaden en 10 hakken. Eén groep moest de heide afhakken, anderen moesten de heide in de groeven leggen en weer anderen moesten die onder graven. De eersten moesten één uur werken en dan moest de tweede helft verder werken. Wij keerden dan terug naar onze afdeling, maar wij hadden nog 10 stuks getuig van de 25, de anderen waren ondergegraven. Wij wisten er zogezegd niets van. Maar het was de Duitsers hun schuld, zij hadden niet goed opgelet.

Zo moest ik zekeren dag mee gaan werken met Vandeweyer en Vanharen. Ik had voorgenomen van niet goed te werken, het was ook slecht weer en we gingen in een barak schuilen. ’s Anderendaags moest ik mee met dezelfde groep gaan werken, we moesten de kapotte dekens uitzoeken en ze oprollen in rollen van 10 stuks. Er zaten echter veel vlooien in die ons ook niet ontzagen, en ik deed geen klop. Toen werd de Gefreiter kwaad op mij en wilde mij niet meer meenemen. Of wij er plezier in hadden.

’s Anderendaags vroegen de Duitsers naar timmerlieden. Ik bood mij aan samen met Vandeweyer en twee anderen. Wij moesten werken voor een aannemer die minstens 40 nieuwe barakken moest maken. Er was ook een groep metsers. De timmerlieden hadden het goed want zij waren vrij van andere diensten, ook als het timmerwerk niet voortging. Wij wilden er graag meehelpen al was het alleen maar voor de snede brood die wij om 10 uur kregen, en de 2 sigaretten namiddag. Dat was veel voor ons. We kregen dat van de aannemer. We hadden wel een maand of zes weken werk gehad.

Een paar dagen nadien werden 4 mannen gevraagd voor het ‘Wessenstempelen’ in een magazijn van het kamp. Ik was er weer bij. Dit keer was het in de Duitse afdeling en we waren er dicht bij de keukens, daar was soms wat te krijgen. Het eten was voor ons van meer waarde dan geld, want wij konden toch niets kopen. Op zekere dag kwam de overste magazijnier bij ons vragen of er geen ‘Mahler’ (verver) was. Ik bood mij aan. Hij had zelf 4 man ter beschikking maar moest nu juist een verver hebben. Eén van zijn mannen moest nu Wessenstempelen, en ik moest mee naar de ‘Gereitenschopfen’ . Ik moest daar 12 kleerkasten verven voor de officieren, daarna een uithangbord. In de magazijnen was het eigenlijk het beste: wij gingen eten halen in de Duitse keuken. Het was niet veel beter dan het onze, maar we hadden tenminste genoeg en ik had zelfs nog wat over voor mijn vrienden. Wij waren er met zes: één magazijnier, één poste en wij met vier: twee van Brussel, één van Charleroi en ik. Wij waren goede vrienden. Wij vier werden elke dag ’s morgens en ’s middags gehaald en gebracht naar het Belgisch lager. Elke dag was dat dezelfde Duitse soldaat, een bejaarde man die zeer goed voor ons was en ons het hoogst dringende bezorgde. Voor elke Kommando was er zo’n zelfde Duitse poste.

In onze vrije tijd speelden wij met de kaarten: Vandeweyer, Vanharen, Jacobs van Diepenbeek en ik. Jean Achten van Diepenbeek was onze barakkenchef. Soms maakten wij aluminiumringen die wij dan aan de Duitsers verkochten. Gewoonlijk voor een Mark per ring, en dat diende dan als aandenken aan Munsterlager. Voor tien pfennig per letter werd hun naam erop gegraveerd. Ik verkocht een ring aan een Duitser die geen geld meer had voor een stukje spek. Dat deed mij deugd. Wij maakten ook horlogekettingen van paardenhaar, als wij aan haren geraakten tenminste.

In het Belgisch lager waren er ook enkele mannen die geen vast werk hadden. Die moesten dan met de barakkenchef aan de grote brier komen van 8 tot 9 uur ’s morgens. Daar kwamen soms een paar Duitsers die mannen halen om het één of ander werk te doen. Die Duitsers moesten dat vragen aan een Duitse onderofficier en die duidde dan de nodige mannen aan. Op een morgen stond een hele groep klaar om te worden afgehaald. Wij moesten er al om kwart voor 8 zijn. Toen kwamen er twee Duitsers die dachten dat zij die mannen zomaar mochten meenemen zonder die onderofficier te spreken. Eén van de twee pakte zo maar iemand uit de groep, dat was per ongeluk een Belgische onderofficier die barakkenchef was en dus vrij van dienst. Hij stond er gewoon met zijn vrije mannen. Die Belg was een echte bokser, en hij sloeg de Duits onder zijn kinnebak zodat hij zo’n halve meter van de grond vloog en op zijn rug terecht kwam. Toen kwam de onderofficier. Hij stuurde de twee Duitsers tot buiten het hek: “Hier kunt ge vragen wat ge nodig hebt” zei hij. Die hadden hun les geleerd.

Onze poste was een echte plantrekker. ’s Zaterdags ging hij naar huis en dat was gewoonlijk tot maandagavond. Dan kwam een collega van hem die poste was in een ander Kommando. Hij was een zeer grote en zware man. Hij had de gewoonte te zeggen: “Wat ge niet kunt, dat moet ge maar leren.” Op een maandagmorgen, het was slecht weer en het regende, bracht hij ons naar het werk. Wij liepen nogal tamelijk snel om vlug in het magazijn te zijn, dan zaten we droog. Wij liepen wat te vlug voor hem en hij riep ons: “Nicht so laufen, ik kan niet volgen!” Toen antwoordde ik: “Wat ge niet kunt, dat moet ge maar leren.” Dat was hem te veel. Hij wilde ons toen in de regen laten staan, maar wij waren ervandoor. Toen kwam hij op onze Kommando reklameren en wilde ons aanklagen. Wij zeiden “wij kennen u niet en hebben geen zaken met u.” Toen hebben de twee posten het moeten uitmaken.

In de gereedschapsmagazijnen hadden wij als overheid een jonge flinke Duitse officier, een stuk edelman, die nog niet graag naar het front wou gaan maar toch een hevige vaderlander was. Hij werd nooit kwaad, al gingen wij soms eens aan het twisten. Op zekere dag waren jonge Duitsers dicht bij het magazijn aan het leren met de bajonet te vechten: ‘sturmangrift’ noemden zij dat. Ik was door het venster aan het toekijken, en de jonge luitenant vroeg mij wat ik er van dacht. Ik antwoordde: “Ik denk dat al die 60 snotters tegen 10 Belgen moeten uitkomen ze er allemaal zullen liggen, behalve de Belgen, die zullen nog een sigaret kunnen opsteken!” De discussie ging zo ver dat wij getweeën begonnen te vechten terwijl de anderen toekeken. Ik stootte hem het eerst met de borstelsteel op zijn ribben, en hij moest met tegenzin toegeven. Toen zei hij: “U beweert dat de Belgische militaire opleiding beter is dan de Duitse, is het daarom dat koning Albert zijn militaire opleiding in Duitsland is komen doen?” Dit was eigenlijk waar, want koning Albert was erekolonel van de Ulanen van Lüneburg. Ik antwoordde hem: “Als koning Albert een man van twee meter is en hij moet met de bajonet beginnen tegen de kleinste Piot van België, dan is hij dood.” Zo kwamen wij aan het twisten.


7. Einde van de gevangenschap
De 28-12-18 besloten wij dat er twee van de Fransmannen naar het kamp van Soltau zouden gaan op kosten van ons 12 om te vernemen hoe het zat met onze gevangenschap. Ze zouden op 31-12 gaan zien. Wij waren zeer benieuwd wat voor nieuws zij zouden vernemen.

Het werd Nieuwjaar. Ik en 4 Fransen besloten van ’s avonds naar het bal te gaan in Brackel op 1-1-19. Hier hadden wij ons zeer goed vermaakt en we kwamen om twee uur ’s morgens thuis. Wij waren zeer verwonderd om bij onze thuiskomst nog licht te vinden in het oud schoollokaal waarin wij drie jaar hadden geslapen. Bij het binnenkomen bleek dat iedereen nog op was, en de twee mannen waren teruggekomen met het goede nieuws dat wij zo dra mogelijk naar het kamp van Soltau moesten komen. Het werk werd gestaakt en wij sliepen tot 9 uur.

’s Anderendaags zag mijn meester mij verwonderd aan toen ik bij hem kwam. “Wat nieuws Edouard?”, vroeg hij. “Heel goed voor mij, wij zullen morgen naar huis afreizen.” Hij antwoordde: “Erg voor ons, ik heb noch knecht noch werkman, maar Edouard als gij moogt thuisgaan, reis dan af jongen ik versta dat goed.” Hij had zes weken voordien hetzelfde meegemaakt. Die dag besloten wij onze kennissen een goeden dag te gaan wensen. Het waren er niet veel maar er waren toch enige waarmee wij goed konden omgaan. Onze gebuur Henrie Arent, een voor ons nogal goede boer, zou onze benodigdheden die wij moesten teruggeven naar de statie van Brackel varen met zijne wagen. Ik had twee dekens en een strozak, en een valies die Vandeweyer van Vliermaal voor mij had gemaakt en waar mijn zaakjes inzaten. Dat was wat veel om naar de statie te dragen, het was toch minstens 3 à 4 kilometer ver. Mijn meester belette mij echter mijn zak op de wagen van Henrie Arent te laden. “Wij zullen u met de koets naar de statie brengen.” Hij was toch de enige geweest die zijn werkman naar de statie bracht, ik blijf hem er nog dankbaar voor.

Om 7 uur ’s ochtends kwam de trein die ons allen en onze post naar Winsen moest brengen. Hier kwamen wij te 9 uur toe. Daar waren er nog anderen en werd onze naam en nummer in commando ingeschreven. In Winsen verbleven wij tot in de namiddag tot 3 à 4 uur, om daarna naar het kamp van Soltau af te reizen. Maar dat treintje reed van het ene gewest naar het andere om enige mannen bij te halen, zodat wij om ongeveer middernacht in de statie van Soltau toekwamen. De statie was te vergelijken met die van Tongeren in die tijden. De stad had voor mij ook deze vergelijking. De soldaten waren oprecht wild: ze dansten en er was muziek. Er waren niet veel burgers te zien, maar één of twee. Maar die moesten zien weg te geraken of ze werden tegen de stenen geworpen, zowel vrouwen als mannen. Nog eens: ze waren wild. Een heel eind buiten de stad lag het kamp van Soltau waartoe wij behoorden. Wij moesten bij de ingang van het kamp allen een bewijs afgeven met onze naam, nummer en onze commando. Eens binnen werd ge aan uw lot overgelaten, ieder moest zien dat hij zijn plan trok. Het kamp bestond uit barakken, een kantine en een bureau. Een viezer plaats bestond in de wereld niet. Er was ook een statie, magazijnen en verscheidene sportpleinen. Er zaten ook Russen doch in een afzonderlijke afdeling.

Ik had van in mei ’16 maar één mis gehoord, omdat in de omgeving waar ik werkte geen katholieke godsdienst bekend was. Het waren meestal evangelisten. In Soltau heb ik toen een mis gehoord en mij weer op de goede voet hersteld.

In het kamp kon men bijna niet weten of het dag of nacht was. Het leven ging gedurig verder. Aan slapen werd niet gedacht, men kon dit ook niet door het vuil en de verwoesting in de barakken. Miljoenen vlooien en luizen waren onze metgezellen. Dieven liepen er veel, doch de gevaarlijksten waren de Russen. Die braken door tot bij de Westersen en liepen rond tot ze een slapende vonden in de ene of de andere barak. Dan trachtten ze die te bestelen, al had hij soms niet veel. Zij waren weg met hetgeen dat hij bezat. Ik heb er één zien doodslaan in de barak waar ik verbleef.

De tweede dag dat ik in Soltau was ontmoette ik opeens mijn neef Gustaaf van Genoelselderen, die voor mij stond: “Zijt gij het Edouard?” “Is het Gustaaf?” Wij hadden malkander die jaren niet eens gezien, en met die versleten en vreemde soort kleding waren wij maar slecht te herkennen. Wij waren en bleven tesamen tot 10 dagen later te Tongeren.

De derde dag werd er in de barakken bekend gemaakt: “Morgen om 9 uur zal hier een trein vertrekken met 1500 gevangenen. De naamafroeping zal deze avond plaatshebben op het sportplein. Daar staan 26 palen met op elk een grote letter. Allen die voor 23 augustus ’14 gevangen genomen zijn moeten achter de eerste letter van zijn naam gaan staan. De eerste gevangenen zullen het eerst vertrekken.” “Spijtig,” zei Gustaaf, “er zullen hier wel 1500 zijn die voor mij gevangen genomen zijn in Luik.” “Ja jongen,” zei ik hem, ge gaat hier toch geen trein laten vertrekken zonder dat gij er in zit.” “Ja maar, …” “Ja maar, niets te jamaren.” Maar na de naamafroeping was Gustaaf erbij en ik niet. Gustaaf kwam mij blijgezind tegemoet. “Edouard, ik ga mee af hoor!” “Jammer, ik ben er niet bij.” “Jongen, dan behoeft ge maar de goede raad te volgen die ge mij gegeven hebt! We zullen zien.” Na de naamafroeping stonden op een andere plaats dichtbij 30 palen met op ieder een nummer, van 1 tot 30. Aan iedere paal stond een onderofficier die drager was van het nummer van de wagon waar hij ’s anderendaags om 9 uur met 49 manschappen moest ingaan. Ik was na de naamafroeping gaan reklameren op het bureau, daar zaten een paar Belgische officieren. Ik zei hen wat er bekend gemaakt was en hoe de situatie nu was na de naamafroeping. Zij zegden mij: “Wij zullen het nazien, komt morgenvroeg maar tot hier.” Ik was er om 8 uur maar het bleef gesloten. Het werd 8u30. Ik zocht de vertrekkers af. Aan de zesde paal stond Gustaaf. Ik ging in het midden van de groep staan. Iemand zei me dat ik van achteren moest staan. “Daar is niets van, ik blijf bij mijn neef hier” zei ik, en ik bleef stoutmoedig staan. Kort daarop moesten wij vertrekken. Ik zat voor Gustaaf in de wagon, er werd niet geteld. Wij reisden af van Soltau.

Wij waren aan het afreizen naar België met de beste moed van de wereld. Maar de trein reed niet naar België. Waar naartoe dan wel wisten wij ook niet, het was door onbekende streken. ’s Anderendaags stopte te trein, dit was voor twee uren halt. Wij kregen daar raapkoolsoep te eten maar niemand had de lust om ervan te genieten. We kropen dan maar weer in die beestenwagon. “Waar brengen ze ons naartoe?” vroegen wij ons af, totdat wij de derde dag over de Rijn in Mainz aankwamen, in een grote statie van de Franse bezetters. Daar hield de trein halt en we werden er feestelijk onthaald door de Franse soldaten. Ze gaven ons wijn met volle emmers in de wagons. Wij mochten drinken naar verlangen en daar werd ons gezegd waar wij naartoe werden gebracht, maar wij kenden er niets van. We zaten toen in de Elzas, toebehorend aan Frankrijk .

Het was in de derde nacht toen wij bij de Fransen toekwamen. Toen zijn we weer verder gereisd tot we in de morgen te Thionville (Diedenhoven) toekwamen. Twintig wagens met 1000 man werden naar een fort gebracht, de andere tien wagens met 500 man naar een kazerne van het fort. Ik en Gustaaf met zijn vrienden waren in de kazerne. Het was er tamelijk goed, maar het was niet wat wij moesten hebben. Wij zouden liever naar huis zijn gereisd, wat eigenlijk te begrijpen is van soldaten. Wij konden maar niet te weten komen wat er met ons zou gedaan worden. We werden er op alle wijzen gedesinfecteerd. We kregen soms wat theorie, ook het eten was goed en we kregen soms wat wijn te drinken. Maar we zaten daar in het midden van een veld, geen huis in de omgeving, niet wetende voor wat of hoelang. Dat duurde zo een week en wij wisten nog niets, ik denk dat er niemand iets van wist.

Het werd donderdag 16-1-19. Gustaaf en twee van zijn vrienden waren naar de stad Thionville geweest. In het vallen van de avond kwam hij bij ons aan. Hij zegde mij: “had ik mijn pakje meegenomen dan was ik naar huis, die 1000 man uit het fort zijn weg en wij moeten nog blijven. Er komen er weer anderen, hoelang moeten wij hier nog blijven?” Een weinig nadien werd er bij ons bekend gemaakt: ‘morgen om 10 uur appel général op de koer voor de kazerne’. Ik zei tegen Gustaaf: “Dat ga ik nog meemaken en dan naar huis, om 11 uur trek ik eruit.” “Meent ge dat Edouard?” vroeg mij Gustaaf. “Zeker mijnen neef.” “Dan ga ik mee.” “Gij doet mij een groot plezier Gustaaf, maar zeg maar niets.” Hij had ons voornemen toch gezegd aan enige van zijn vrienden en ’s morgens smeedden wij een complot hoe wij zulks zouden aanvangen. Ginds in het veld stond een boom. Daar zouden wij samen komen. We mochten niet tegelijk de kazerne verlaten, dat zou te opvallend zijn. Maar alles ging naar wens, op een half uur tijd stonden wij met zes aan de boom. Van daar trokken wij de stad binnen. Ik heb zo een inbeelding de stad voor te stellen in vergelijking met Luik. Wij kwamen op een plaats zoals Place St-Lambert. Daar zagen wij wegwijzers: Metz - Frankfurt - Luxemburg. Daar moesten wij op aan houden. Wij trokken verder tot dat wij buiten de stad kwamen. Daar stonden wij voor een berg die bijna tot in de wolken reikte.


8. Aanvullingen
Zoals u merkt is het verhaal dat Edouard opgeschreven heeft niet volledig. Het grootste deel gaat over het eerste jaar van de Eerste Wereldoorlog, de periode 1914-1915. De foto’s waarop Edouard te zien is stammen allemaal uit deze periode. Uit gesprekken met zijn dochter Jeanne Jorissen en zijn kleinzoon Jos Cordens heb ik nog enkele bijkomende anekdotes kunnen achterhalen. De precieze datum is niet gekend, maar ergens na 18-9-1915 (de datum waarop de laatste foto is het Munsterlager is afgestempeld) werd hij overgeplaatst naar het dorpje Quarrendorf, waar hij vanaf dan is dienst trad van de familie Böhring. Hier zou hij als knecht in dienst blijven tot het einde van de oorlog.

Edouard werd zoals al eerder gezegd goed door deze mensen behandeld. Hij vertelde na de oorlog dat de krijgsgevangenen ‘op bevel van de keizer’ niet mochten mee-eten met de familie waar ze werkten. De boer zei hierop: “De keizer is misschien de baas over heel Duitsland, maar op mijn boerderij ben ik de baas!” Na een tijdje mochten de krijgsgevangenen toch met de familie mee aan tafel zitten.

U hoort het, krijgsgevangenen. Edouard was niet de enige, in het dorp waren nog verschillende andere gevangenen tewerkgesteld. Het betrof hier voornamelijk Fransen. Eén van deze Fransen heette Georges Ricoult, een Normandiër die volgens Edouard een talentrijk stroper was. Een andere gevangene die we bij naam kennen is Emile Nortier, van het departement Oise.

Een andere anekdote gaat over de terugreis. De plaats waar het zich afspeelt is onduidelijk, ergens in Luxemburg, de Ardennen of het Luikse. In ieder geval, nadat Edouard samen met Gustaaf en zijn kompanen uit Thionville ‘ontsnapt’ waren besloten ze op een gegeven moment de trein te nemen. De conducteur wou de trein echter niet laten vertrekken aangezien zij geen geld hadden om een kaartje te kunnen betalen! Hierop zei één van het gezelschap: “Ge hebt de hele oorlog lang Duitsers voor niks moeten vervoeren. Nu komen wij uit gevangenschap en wij zouden moeten betalen? Als gij de trein niet laat vertrekken dan rij ik er zelf mee weg!” Hierna zou de conducteur toch toegegeven hebben.

Een laatste gebeurtenis speelt zich af net voordat Edouard thuis kwam. Toen hij zich aan de Metser (lokaal café) bevond begon hem iets te dagen. Hij was meer dan vier jaar van thuis weggeweest. Hij vreesde voor de reactie van zijn moeder: hoe zou ze reageren als hij daar plots, na meer dan vier jaar, zonder enig bericht aan de deur stond? Hij besloot toen om Arnold ‘Nolleke’ Erkens, die op dat moment aan de Metser stond, vooruit te sturen met de boodschap dat Edouard op komst was.
Gebruikersavatar
bcordens
Berichten: 109
Lid geworden op: 29 mei 2011 19:15
Locatie: Nieuwerkerken (Limburg)
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door bcordens »

Een paar weken geleden waren mijn vader en ik een stal aan het opruimen bij mijn grootmoeder. Bij het opruimen stuitten we op ettelijke dozen, de meeste waardeloos: oude rekeningen, weggevreten papier enzovoort. Met één doos echter hadden we de jackpot: boeken, oude documenten van de voormalige gemeente Werm (waar Edouard lange tijd gemeentesecretaris van was), én de volgende zaken (waarvan wij dachten dat ze al lang vernietigd waren):

Afbeelding
Mobilisatiezakboekje

Afbeelding
Binnenzijde zakboekje

Afbeelding
Verlofbrief waarmee hij vanaf 1 februari 1919 op onbepaald verlof gestuurd werd.

Afbeelding
Is dit een kortingskaart voor de spoorwegen?

Afbeelding
Binnenzijde kortingskaart

Afbeelding
Knoop van het 9e Linie, waarschijnlijk afkomstig van zijn uniform. Kan iemand me vertellen waar deze knoop zich zou bevinden op een uniform? Er heeft zich gedurende de jaren enige verkleuring voorgedaan. Hoe kan ik de knoop het beste oppoetsen en bewaren?

Afbeelding
Deze kogel lag naast de knoop, maar ik vraag me af of het iets met de Eerste Wereldoorlog te maken heeft. Het kaliber lijkt me .50 te zijn, ik heb de kogel vergeleken met een lege huls en het kaliber kwam overeen. Kan hier iemand uitsluitsel over geven?

Andere ABL- of WOI-gerelateerde materialen die er in de doos lagen:
- 2 foto's van Edouard op bezoek bij een oude legermakker van hem: Remy Torney uit Diksmuide
- 2 brieven van de familie Böhring uit Quarrendorf, met bijgevoegde foto
- een blanco postkaart van Quarrendorf
- Een boekje uit 1904 getiteld 'Een kijkje in de Belgische Grondwet: gemeente, provinciale en algemeene instellingen, gevolgd van eene beknopte voorstelling der Militiewet en der Rechterlijke macht'
- Een exemplaar van het 'groenboek' van de nationale Vuurkruisenbond
- Een uitgave van de Dienst der Werkzaamheden van het Gedemobiliseerd Leger (DWGL) uit 1941: 'Inlichtingen betreffende Allerhande Aangelegenheden die verband houden met Militairen en hun Gezinnen'
- documenten over Guillaume Jans, de enige gesneuvelde uit WOI die in dit topic al aan bod kwam: http://ablhistoryforum.be/viewtopic.php?f=45&t=2676

Je kan je voorstellen dat ik een week lang met een gigantische glimlach heb rondgelopen :D
Gebruikersavatar
bcordens
Berichten: 109
Lid geworden op: 29 mei 2011 19:15
Locatie: Nieuwerkerken (Limburg)
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door bcordens »

Vestingjager schreef:Het zou me niet verbazen als deze knoop diende om het mobilisatieboekje dicht te knopen.

Prachtige vondst, trouwens!
Bedankt! Was het de gewoonte om op deze manier de zakboekjes toe te knopen?
Schaut W.F.
Berichten: 1
Lid geworden op: 22 aug 2014 12:23

Re: Gedenkplaat Munsterlager 29 jul 2013

Bericht door Schaut W.F. »

Beste bcordens,
Torney Remy was getrouwd met één van mijn tantes; Schaut Emma. Op 21 maart1918 overleed zij samen met haar dochter en haar vader door oorlogsgeweld in Adinkerke.
Graag had ik de foto's waarop hij te zien is bij gelegenheid van het bezoek dat zijn strijdmakker Jorissen E. hem later bracht in Diksmuide. Graag de aanduiding van Remy op de foto's a.u.b..
Ondanks opzoekingen vond ik tot heden nog niets over het levensverloop van Remy na zijn aanwezigheid samen met Jorissen E. in de loopgrachten tussen Barchon en Evegnée. Dank voor gevolg?
M.V.G.

Schaut W. F.
Gebruikersavatar
bcordens
Berichten: 109
Lid geworden op: 29 mei 2011 19:15
Locatie: Nieuwerkerken (Limburg)
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door bcordens »

De wereld is toch klein! Ik kan de foto's dit weekend inscannen, ik zal ze hier plaatsen. Ik kan jammer genoeg niet met zekerheid aanduiden wie Torney Remy is. Ik heb ook geen verdere informatie over hem persoonlijk. Heeft u zijn militair dossier al opgevraagd?
Gebruikersavatar
bcordens
Berichten: 109
Lid geworden op: 29 mei 2011 19:15
Locatie: Nieuwerkerken (Limburg)
Contacteer:

Re: Gedenkplaat Munsterlager

Bericht door bcordens »

Zoals beloofd hier de foto's:

Afbeelding


Afbeelding

Edouard is de tweede van rechts. Opschrift achterkant: "Oude kapelle" of "Aende kapelle".


Afbeelding

De foto's zijn volgens ons rond 1950 genomen. We zijn niet zeker dat Remy Torney op de foto's staat, maar ik vermoed dat hij de man met de pijp zou kunnen zijn.
Plaats reactie

Terug naar “Belgische militairen in krijgsgevangenschap - 1914-1918 - militaires belges en captivité”