Vlaggengroet... en andere esbattementen.
Geplaatst: 16 mar 2013 15:10
“Den troep” anno 1977 : voor de ene een deugd, voor de andere een dikke, doffe, ellendige miserie, maar voor het merendeel van de dienstplichtige miliciens zoals ikzelf een mengeling van beiden. Gelegerd zijn in Weiden, Keulen had zo zijn voor- en nadelen.
Van het eten konden we bijvoorbeeld moeilijk klagen. Voor zover ik me kan herinneren was de mess van de miliciens altijd aan de propere kant en kwestie van de voeding zelf werden we redelijk in de watten gelegd. Ik weet niet of dit in de andere kazernes ook zo was, maar er waren dagen dat het zelfbedieningsbuffet gerust concurrentie kon aangaan met een 3-sterrenhotel, zeker ’s morgens en ’s middags.
De “werkgelegenheid” viel ook goed mee. Het was dan ook een administratieve eenheid (er zaten een paar generaals op hun kot met heel hun gevolg) en veel jongens die geen chauffeur waren hebben nooit iets zwaarders moeten opheffen dan een bic of een pint. Het liep er dan ook vol met “gradé’s”, de ene ster naast de andere balk. Was je 200 meter op wandel binnen de kazerne, dan kreeg je kramp in je rechterarm van het voortdurend groeten van meerderen die je passeerden met zo een vaart en serieusheid dat je het idee kreeg dat zonder hen de derde wereldoorlog elke seconde kon uitbreken… Er werd dus beslist, om de moede soldatenarmen te ontzien, dat je niet meer moest “aanslaan” onder de rang van adjudant-chef. Dat bracht dan weer met zich mee dat menig SM op wandeling werd teruggeroepen door een officier of ander sterren/balkendier op bezoek in de kazerne, onwetend over deze maatregel, en werd overbulderd met de vraag of dit gebrek aan respect wel normaal was. Begin het dan maar uit te leggen aan een Engelse “sargeant-major” met een van speeksel druipende snor of een Frans korporaaltje met hoogheidswaanzin….
Evenwel, een rustige – alhoewel strikte – dagindeling brengt sleur met zich mee en die eentonigheid werd maar al te graag onderbroeken door de paar “ijzerbijters” die het hoofdkwartier nog rijk was. Onze CSM was een brave, stille vent die zich al lang had neergelegd bij zijn “kantoorjobke”. Hem hielden we goed te vriend, want vanuit zijn bureau werden de verlofpassen verdeeld. Was je goed kameraad met een SM die bij de CSM op kantoor werkte, dan had je je verlofpas regelmatig een uurtje vroeger in handen dan de rest met alle voordelen van dien… De RSM was echter een ander paar mouwen : hij was een klein rond bolleke en paradeerde gedurig rond met een soort van rijzweep onder zijn arm geklemd. Menigen hebben de striemen van dat zweepje gevoeld op hun kuiten wanneer de RSM vond dat ze tel slap in “geef acht” stonden bij het morgenappèl voor het slaapblok.
Dat appèl ’s morgens…. Zelden meer tegen iets opgezien dan tegen dat appèl elke morgen. Gewoonlijk werd het gehouden door de sergeant van wacht, bijgestaan door een korporaal en werd het rap afgehalspeld. Schoentjes gepoetst en riempje geverificoteerd ? Alles in orde dan, en na het “neuzen tellen” mocht je beschikken. Dat ging allemaal goed voor zover de RSM zich niet met de feiten kwam bemoeien. Hij arriveerde in de kazerne zo ongeveer op het moment dat het appel werd gehouden en 9 van de 10 hadden we prijs. Waar zo een klein ventje dat stemgeluid vandaan haalde is mij vandaag nog een raadsel. Hij brulde ons in “geef acht” en ging dan de rijen af, waarbij elke milicien aan een minutieus onderzoek werd onderworpen. Wee de ongeschorenen, of degenen met een spatje op hun schoen… Zelfs degenen die er piekfijn uitzagen bekeek hij met een vuile blik en de “ballen” vlogen dan ook in het rond. Na de inspectie amuseerde hij zich nog 10 minuten met “ter plaatse rust” en “geef acht” tot het plezier er van af was. De minachting droop er van af… De – ongetwijfeld – brave man was blijkbaar vroeger (een aantal kilo’s geleden) actief geweest in een echte gevechtscompagnie en was weerbaarder soldaten gewend dan dat stelletje slapjanussen waarover hij nu het bevel voerde. Evenwel herinner ik me specifiek het volgende voorval : wij voerden, met een 25-tal miliciens, zijn bevel “geef acht” uit tot in de perfectie. Alle aanwezige rechtervoeten kwamen binnen dezelfde fractie van een seconde met een doffe klap waar ze moesten zijn. Eén harde klap, en dan doodse stilte… Geen enkele militaire eenheid, zelfs geen Engelse, en die zijn er bekend voor, kwam in de buurt van de perfecte uitvoering van dat bevel. Eén klop, één enkele “doef” en dan een peloton doodstille, roerloze miliciens die zelf uit het veld geslagen zijn door hun heroïsche prestatie, wat een perfect gebeuren. Het commentaar van de RSM hierop was typisch voor hem : “Proficiat, mijn heren, dat was bijna militair”, waarna hij zich op zijn hielen omdraaide en verdween… Zelden zo weinig appreciatie gezien van een meerdere….
Elke vrijdag was er na het appel voor het blok een verplichte vlaggengroet. We waren daar niet zo scheutig op. Het is misschien een gebrek aan respect, maar we deden dat gewoon niet graag. Het geheel verliep ook nogal chaotisch, omdat de – alhoewel geschreeuwde – bevelen niet goed verstaanbaar waren. We vonden het verlies van tijd, omdat de achterliggende gedachte nooit deftig werd uitgelegd.
Evenwel heb ik er welgeteld 3 meegemaakt : 2 bij het begin van mijn term in Weiden en daarna nog eentje bij het afzwaaien. Bij al de andere hebben ze mij er niet meer gezien, want ik had er iets op gevonden. Ik werkte op het verdeelcentrum van de binnenkomende post (C-DIS). De post voor de verschillende afdelingen moest tussen 8 en 8.30 uur klaarliggen. Aangezien de dienst officiëel pas om 8 uur begon, vroeg onze baas, Adjudant-Chef Speleers, gedurig om vrijwilligers om de dienst te beginnen om 7 uur teneinde alles klaar te hebben. Eens ik dat wist heb ik mij onmiddellijk vrijwilliger gemeld voor de rest van mijn legerdienst en dat had meer voordelen dan nadelen. OK, ik moest wel iets vroeger mijn beddebak uit dan de anderen, maar ik had de waszaal voor mezelf en ook in de mess was het nog zeer rustig. Iets voor 7 ging ik dan de bureelsleutel halen in het wachtlokaal bij de poort en begon ik rustig mijn dienst. Ik heb in 7 maanden geen appel of vlaggengroet meer meegemaakt… Plantrekken, zo noemen ze dat. Een bijkomend voordeel was dat mijn dienst eindigde om 17 uur, dus een uur vroeger dan de rest…. Nog een voordeel !
Dit zijn slechts een paar impressies van mijn legerdienst, gezien door de – toen nog – onschuldige ogen van een 19-jarige die er enkel voordeel wilde uithalen. Ik heb nog wel een paar verhalen in mijn mouw, maar dat wordt een volgend hoofdstuk…
Charlie.
77/18182
Van het eten konden we bijvoorbeeld moeilijk klagen. Voor zover ik me kan herinneren was de mess van de miliciens altijd aan de propere kant en kwestie van de voeding zelf werden we redelijk in de watten gelegd. Ik weet niet of dit in de andere kazernes ook zo was, maar er waren dagen dat het zelfbedieningsbuffet gerust concurrentie kon aangaan met een 3-sterrenhotel, zeker ’s morgens en ’s middags.
De “werkgelegenheid” viel ook goed mee. Het was dan ook een administratieve eenheid (er zaten een paar generaals op hun kot met heel hun gevolg) en veel jongens die geen chauffeur waren hebben nooit iets zwaarders moeten opheffen dan een bic of een pint. Het liep er dan ook vol met “gradé’s”, de ene ster naast de andere balk. Was je 200 meter op wandel binnen de kazerne, dan kreeg je kramp in je rechterarm van het voortdurend groeten van meerderen die je passeerden met zo een vaart en serieusheid dat je het idee kreeg dat zonder hen de derde wereldoorlog elke seconde kon uitbreken… Er werd dus beslist, om de moede soldatenarmen te ontzien, dat je niet meer moest “aanslaan” onder de rang van adjudant-chef. Dat bracht dan weer met zich mee dat menig SM op wandeling werd teruggeroepen door een officier of ander sterren/balkendier op bezoek in de kazerne, onwetend over deze maatregel, en werd overbulderd met de vraag of dit gebrek aan respect wel normaal was. Begin het dan maar uit te leggen aan een Engelse “sargeant-major” met een van speeksel druipende snor of een Frans korporaaltje met hoogheidswaanzin….
Evenwel, een rustige – alhoewel strikte – dagindeling brengt sleur met zich mee en die eentonigheid werd maar al te graag onderbroeken door de paar “ijzerbijters” die het hoofdkwartier nog rijk was. Onze CSM was een brave, stille vent die zich al lang had neergelegd bij zijn “kantoorjobke”. Hem hielden we goed te vriend, want vanuit zijn bureau werden de verlofpassen verdeeld. Was je goed kameraad met een SM die bij de CSM op kantoor werkte, dan had je je verlofpas regelmatig een uurtje vroeger in handen dan de rest met alle voordelen van dien… De RSM was echter een ander paar mouwen : hij was een klein rond bolleke en paradeerde gedurig rond met een soort van rijzweep onder zijn arm geklemd. Menigen hebben de striemen van dat zweepje gevoeld op hun kuiten wanneer de RSM vond dat ze tel slap in “geef acht” stonden bij het morgenappèl voor het slaapblok.
Dat appèl ’s morgens…. Zelden meer tegen iets opgezien dan tegen dat appèl elke morgen. Gewoonlijk werd het gehouden door de sergeant van wacht, bijgestaan door een korporaal en werd het rap afgehalspeld. Schoentjes gepoetst en riempje geverificoteerd ? Alles in orde dan, en na het “neuzen tellen” mocht je beschikken. Dat ging allemaal goed voor zover de RSM zich niet met de feiten kwam bemoeien. Hij arriveerde in de kazerne zo ongeveer op het moment dat het appel werd gehouden en 9 van de 10 hadden we prijs. Waar zo een klein ventje dat stemgeluid vandaan haalde is mij vandaag nog een raadsel. Hij brulde ons in “geef acht” en ging dan de rijen af, waarbij elke milicien aan een minutieus onderzoek werd onderworpen. Wee de ongeschorenen, of degenen met een spatje op hun schoen… Zelfs degenen die er piekfijn uitzagen bekeek hij met een vuile blik en de “ballen” vlogen dan ook in het rond. Na de inspectie amuseerde hij zich nog 10 minuten met “ter plaatse rust” en “geef acht” tot het plezier er van af was. De minachting droop er van af… De – ongetwijfeld – brave man was blijkbaar vroeger (een aantal kilo’s geleden) actief geweest in een echte gevechtscompagnie en was weerbaarder soldaten gewend dan dat stelletje slapjanussen waarover hij nu het bevel voerde. Evenwel herinner ik me specifiek het volgende voorval : wij voerden, met een 25-tal miliciens, zijn bevel “geef acht” uit tot in de perfectie. Alle aanwezige rechtervoeten kwamen binnen dezelfde fractie van een seconde met een doffe klap waar ze moesten zijn. Eén harde klap, en dan doodse stilte… Geen enkele militaire eenheid, zelfs geen Engelse, en die zijn er bekend voor, kwam in de buurt van de perfecte uitvoering van dat bevel. Eén klop, één enkele “doef” en dan een peloton doodstille, roerloze miliciens die zelf uit het veld geslagen zijn door hun heroïsche prestatie, wat een perfect gebeuren. Het commentaar van de RSM hierop was typisch voor hem : “Proficiat, mijn heren, dat was bijna militair”, waarna hij zich op zijn hielen omdraaide en verdween… Zelden zo weinig appreciatie gezien van een meerdere….
Elke vrijdag was er na het appel voor het blok een verplichte vlaggengroet. We waren daar niet zo scheutig op. Het is misschien een gebrek aan respect, maar we deden dat gewoon niet graag. Het geheel verliep ook nogal chaotisch, omdat de – alhoewel geschreeuwde – bevelen niet goed verstaanbaar waren. We vonden het verlies van tijd, omdat de achterliggende gedachte nooit deftig werd uitgelegd.
Evenwel heb ik er welgeteld 3 meegemaakt : 2 bij het begin van mijn term in Weiden en daarna nog eentje bij het afzwaaien. Bij al de andere hebben ze mij er niet meer gezien, want ik had er iets op gevonden. Ik werkte op het verdeelcentrum van de binnenkomende post (C-DIS). De post voor de verschillende afdelingen moest tussen 8 en 8.30 uur klaarliggen. Aangezien de dienst officiëel pas om 8 uur begon, vroeg onze baas, Adjudant-Chef Speleers, gedurig om vrijwilligers om de dienst te beginnen om 7 uur teneinde alles klaar te hebben. Eens ik dat wist heb ik mij onmiddellijk vrijwilliger gemeld voor de rest van mijn legerdienst en dat had meer voordelen dan nadelen. OK, ik moest wel iets vroeger mijn beddebak uit dan de anderen, maar ik had de waszaal voor mezelf en ook in de mess was het nog zeer rustig. Iets voor 7 ging ik dan de bureelsleutel halen in het wachtlokaal bij de poort en begon ik rustig mijn dienst. Ik heb in 7 maanden geen appel of vlaggengroet meer meegemaakt… Plantrekken, zo noemen ze dat. Een bijkomend voordeel was dat mijn dienst eindigde om 17 uur, dus een uur vroeger dan de rest…. Nog een voordeel !
Dit zijn slechts een paar impressies van mijn legerdienst, gezien door de – toen nog – onschuldige ogen van een 19-jarige die er enkel voordeel wilde uithalen. Ik heb nog wel een paar verhalen in mijn mouw, maar dat wordt een volgend hoofdstuk…
Charlie.
77/18182