Het 18é Linie in Mei' 40

Het Belgische leger tijdens de 18-daagse veldtocht.

Moderators: Exjager, piot1940, Bram1940

Plaats reactie
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

Met dank aan lid pronto6gn, schrijver van deze historiek

Meidagen 1940 – Albertkanaal

Meidagen 1940 : De belevenissen van mijn vader, Albert Van Holderbeke tijdens de eerste twee dagen van de Tweede Wereldoorlog, frontsoldaat aan het Albertkanaal te Vroenhoven.

Tijdens meerdere gesprekken met mijn vader heb ik zijn getuigenis en zicht op de gebeurtenissen bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog genoteerd, tevens aangevuld natuurlijk met zijn eigen belevenissen in die bewuste meidagen. Mijn vader is slechts over de meeste belevenissen beginnen praten na 1970, dus vijf-en-twintig jaar na het einde van de oorlog.
Over zijn krijgsgevangenschap, zijn latere vlucht naar Frankrijk en zijn gevangenname aldaar en deportatie naar Duitsland hebben we in onze jeugd bijna nooit iets gehoord, alleen enkele brokstukken. Was de wonde nog te diep ? Hij is slechts veel later en dat beetje bij beetje losgekomen hierover. Dat vormde een apart deel van zijn leven en het is slechts rond de jaren 1985 dat wij, zijn kinderen, zo langzaam een volledig inzicht kregen van zijn beproevingen en belevenissen van 1940 tot 1945, maar dat is een gans ander verhaal.
Onmiddelijk na de oorlog is mijn vader toegetreden tot de Oudstrijders en is jarenlang (tientallen jaren) secretaris geweest van de lokale afdeling NSB te Waarschoot (tot aan zijn dood op 87 jarige leeftijd in maart 2002. Hij was een zeer gekend en geliefd man in die middens en erbuiten ook ver buiten de gemeentegrenzen. Jaarlijks bezocht hij nog de herdenkingsplechtigheden en nam er aan deel te Vroenhoven, Kortrijk, Nieuwpoort, Gent, aan de Leie, Ronsele, Zelzate enz. om er maar enkele te noemen. Hij was actief lid van de verbroedering van het 18° Linie Regiment, zijn laatste eenheid.

Eventjes teruggaan in de tijd.

Albert Van Holderbeke was milicien geweest van de klasse ’35, hij had zijn opleiding en militaire dienst gedaan bij het 9° Linie Regiment dat gekazerneerd was in het Klein Kasteeltje te Brussel. Als hoofddienst van die eenheid stonden de wachten aan de koninklijke paleizen op het programma, afgewisseld met infanterie en schietoefeningen oefeningen en kampperiodes, deze meestal in Leopoldsburg.

Alvorens het verhaal van mijn vader te beginnen, eerst enkele algemene inlichtingen
over de toestand van bepaalde eenheden van het Belgisch Leger in die periode.

Enkele inlichtingen en bedenkingen genoteerd door Kolonel Stafbrevethouder DUEZ,
commandant van het 18° Linie over de mobilisatie en het uitbreken van de oorlog.

Uit de persoonlijke archieven van mijn vader. De teksten die volgen stammen van juni 1946 tot juli 1947 en zijn bijna integraal overgenomen, enkel aangepast aan de nieuwe spelling.
Cursief gedrukte teksten zijn bijkomende persoonlijke opmerkingen. .../... betekent een sprong in de tekst.

De mobilisatie

Bij de mobilisatie moest het 9° Linie Regiment de volgende eenheden vormen : Het 9°, het 18°, 39° en 59°.
Zegge en schrijve 13 bataljons, waarvan twee klein-geschutsbataljons, bovendien twee divisiepelotons kanonnen van 47en, ten slotte nog speciale vestingseenheden (de zogenaamde mitrailleusecompagnies).
De ervaring van 1914 had aangetoond dat de ontdubbeling van een actieve eenheid naar twee gelijkwaardige eenheden veel moeilijkheden meebracht.
In 1939 werd besloten dat er uit ieder actief regiment vier gelijkvormige regimenten moest spruiten, aangevuld met nog een reeks speciale eenheden. Dit kon slechts gepaard gaan met een zeer lange voorbereidingsperiode om enig nut te hebben.
Het 9° Linie dat onder andere het 18° Linie moest vormen, moest dit doen met de lichtingen van de Klassen 1935, 34, 33 en 32 (mobiliteitsreserve). Het kader zou voor de helft uit officieren en onderofficieren van het actief kader bestaan.
Op 25.08.1939 werd fase A (mobilisatie van de reserve van het 9° Linie) bevolen tegen de 26° en al op 31 augustus de fase B (mobilisatie van het 18° Linie) tegen 1 september.
Het centrum van de mobilisatie-kantonnementen lag te Ganshoren, al het toebehorend tuig (boedels, kleren, uitrusting, wapens, gerij) was te Zellik “gestald en geborgen”.
De mobilisatietermijnen omvatten DRIE dagen, t.t.z. dat de 17 compagnies van het 18° Linie Regiment in die zeer korte tijdspanne dienden bijeengebracht, uitgerust en van kaders voorzien te worden.
Afgezien van het te Zellik opgeslagen materieel moest de eenheid nog paarden, auto’s, vrachtwagens, moto’s en rijwielen ter aanvulling ontvangen.
De paarden en de vrachtwagens door de commissies geleverd voldeden op verre na niet aan de gestelde vereisten :
- onder de paarden waren er ultra lichte akkerpaarden
- onder de vrachtwagens waren er waarlijk al te ouderwetse : meer dan de helft ervan dagtekenden uit de jaren 1925 tot 1933. Dat was geen tuig om te velde te trekken.
Dank zij de bedrijvigheid en de toewijding van het personeel, evenals trouwens de lange zonnige dagen, was het regiment vanaf ‘s middags 3 september paraat.
Het bestond uit :
- Ongeveer 3500 man (kader en troep samen)

De bewapening begreep onder meer :
- 48 zware Maxim-mitrailleuses
- 108 mitrailleurgeweren
- 81 granaatwerpers
- 12 kanonnen 47
- 8 mortieren

De paardenvoertuigen :
- 90 wagens en 176 paarden

De motorvoertuigen :
- 46 vrachtauto’s
- 2 personenauto’s

Bovendien waren er 300 rijwielen, 7 side-cars en 21 motorwielen.

Kol SBH DUEZ schrijft verder : “onze inrichting en de voorbereiding waren tot het uiterste gedreven” wie zou het hen nu nog kunnen nadoen of wagen het te doen, in amper DRIE dagen ?
Verder schrijft hij (uittreksels) :
“Ons leger was beter uitgerust dan in 1914, maar behoudens het kanon 47 was de bewapening en de uitrusting onzer infanterie verouderd; onze vliegtuigmiddelen waren niet aangepast. We hadden geen modern wapen tegen vliegtuigen. Ons doelmatigst wapen was de Duitse mitrailleuse Maxim, oorlogsbuit uit 1914-1918.”
“Al onze gevechtswagens waren nog paardengerij.”
“De mobiliteit van de infanterie was nog immer die van 1918.”
“Massieve getalsterkte in de compagnies”
“Onveranderde uitrusting van de onveranderde infanterist, en de last die hij draagt, weegt steeds circa 34 kg, hoewel er in de gelederen een aanzienlijk gedeelte manschappen van kleine gestalte te vinden is”

De kolonel vervolgt :
Het hoeft geen betoog dat alles niet kon worden gedaan tot in de puntjes op drie dagen, duur van de mobilisatietermijn. Ook werden de volgende dagen benut om de inrichting van de eenheden volledig bij te werken.
De commandant van de Divisie was haastig zijn grote eenheid marsvaardig te zien. Enkele dagen later, op een prachtige dag legt het regiment met de overige regimenten van de divisie zijn eerste mars af, langs de Willebroekse vaart tot aan de toegangen van Vilvoorde.
De volgende zondag geeft het regiment te Ganshoren zijn eerste feest.
Op 11 september echter verlaat het regiment zijn mobilisatiekantonnement met bestemming Brussel, waar het de infanteriekazerne betrekt. De eenheden houden oefeningen, sommigen gaan naar de schietbaan.
Deze wederaanpassingsperiode is van korte duur : vanaf 18 september wordt het regiment op de stelling Koningshooikt – Waver ingezet.
Het is het begin van de “mars naar het Oosten”. Het moreel is zeer goed.

Op de stelling Koningshooikt – Waver


Terwijl het regiment te Brussel legerde, hadden de bataljons- en regimentsstaven opdracht ontvangen binnen de stelling K – W over te gaan tot verkenningen van de ondersector Leuven. De buitenrand van de stelling was afgebakend door de spoorweg en liep van het rangeerstation in het Noorden, tot het kasteel van Heverlee, ten Zuiden. Het 1° en het 3° bataljon lagen in eerste lijn, terwijl het 2° bataljon den tweeden echelon ten Oosten van Leuven moest bezetten.
.../...
Het regiment vatte dus vastberaden de arbeid aan ten einde zo spoedig mogelijk gereed te zijn. .../...
De aangewende inspanningen werden van hogerhand naar waarde geschat. De werken vorderden. Weldra werd de leiding ervan opgenomen door de commandant van de infanterie der divisie, en de korpscommandanten van het 2° karabiniersregiment en het 18° Linieregiment werden gelast de bezettingen te verkennen, vervolgens de werken op de stelling Koningshooikt en Tildonk in te richten.
Zeer belangrijke werken waren ondernomen in die stelling, ondermeer een tankafweerdijk vlak tegenover Haacht. Van Keerbergen tot Tildonk waren talrijke schuilplaatsen in opbouw. Een hulptroepenregiment, een compagnie der Genie, opgeëiste burgerabeidskrachten waren aan het werk. Het is een laag land. De aarde is met water verzadigd en leent zich geenszins tot bewerking. De streek is feiteljk zeer weinig geschikt voor militaire operaties. Ze dekt echter tegelijkertijd Leuven en Mechelen en de aanzienlijke moeite die eraan werd besteed, bewijst hoe groot belang het commando aan de lijn K – W hechttte.
Het welslagen van de Duitse aanval op Polen bleek dag tot dag stelliger : meteen nam het gevaar voor ons in gelijke mate toe. Ook baarde het geen grote verrassing toen wij vernamen dat de divisie weldra meer oostwaarts zou worden gebracht. Na onverdroten gewerkt te hebben aan het weerbaar maken van een stelling tot verdediging waarvan men zich geroepen meent, is het teleurstellend de positie te verlaten om eldes te gaan. Toch trekken we oostwaarts. Allen voelen het aan dat het beter is de strijd aan te binden op de grenzen dan wel binnen in het land.
In twee nachtelijke etappen verplaatst de divisie zich van Leuven naar het Albertkanaal. Het regiment kantonneert te Scherpenheuvel en ’s anderendaags vertoeft het in de omgeving van Tessenderloo.
Bij goed weer afgelegde marsen, doch niettemin afmattend wegens de slechte toestand van de steenwegvlakken op ’t einde der etappen.

Aan het Albertkanaal te Kwaadmechelen

Kolonel SBH DUEZ vervolgt :
De aankomst aan het Albertkanaal was een gebeurtenis : allen waren nieuwsgierig die veelbesproken vaart te zien, welke als hindernis tegen een eventuele aanval moest dienen.

Nu volgt een heel verhaal over de inrichting van de stelling op het Albertkanaal, de toestand van zijn regiment, de problemen waarin ze verkeren, het onbegrip van de legerleiding, de onvoldoende middelen enz...
Hij laat nu ook niet na zijn kritiek op de algemene toestand van het leger en zijn commando te uiten.
Indien je geïnteresseerd bent, geef een seintje, dan stuur ik het vervolg integraal door. Het wel interessant om lezen hoe de bevelhebber van het 18° Linieregiment, vol vuur bij de mobilisatie tamelijk gedemoraliseerd overkomt enkele maanden later, na de winter doorgebracht aan het Albertkanaal. Hij spaart zijn kritiek nu niet meer.
Tot hier het eerste deel.
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

Afbeelding

Aan het Albertkanaal te Kwaadmechelen

Kolonel SBH DUEZ geeft nu een algemeen zicht op de sector toegewezen aan het 18° Linieregment, de werken die zij er uitvoeren en de verdedigingsmogelijkheden van zijn sector.
Hij vervolgt :
De aankomst aan het Albertkanaal was een gebeurtenis : allen waren nieuwsgierig die veelbesproken vaart te zien, welke als hindernis tegen een eventuele aanval moest dienen.
In het westelijk gedeelte van de regimentsondersector lopen de kanaaloevers gelijk met de aanpalende grond, terwijl ze in het oostelijke gedeelte merkelijk hoger reiken. Anderdeels ligt een uiterst gewichtig kunstwerk, de sluis van Kwaadmechelen, in het oostelijk gedeelte. De baan kruist het kanaal aan de sluis, waarvan zij de brug bereikt door middel van twee belangrijke opritten.
De dijken bestaan uit ontzaglijke massa’s aangebracht zand waarin niet mag worden gegraven en die het naburig moerassig terrein overheersen.
Betonschuilplaatsen bieden mogelijkheid vuur af te geven ter hoogte van het watervlak. Om meester te zijn over het kanaal, moet men de dijken in zijn macht hebben en zich bijgevolg ongedekt opstellen, wat zich onvermijdelijk blootgeven is aan de luchtwaarneming. Daar het terrein benoorden het kanaal anderdeels plat is, schijnt het voor de hand te liggen dat de aanval noodzakelijk zou gesteund worden door het vliegwezen dat zijn infanterie veel dichterbij kan beschermen dan de artillerie, die wegens de verspreiding van de schoten een betrekkelijk diepe veiligheidszone vereist. Daaruit volgt noodzakelijkheid “den eersten echelon”, die zich over 3500 meter ontwikkelt, van een voldoende bezetting te voorzien en een sterk verdedigden “tweeden echelon” te hebben, die beter kan worden gecamoufleerd. Bovendien blijft de baan, zelfs de vernielde brug, een aanvoerweg. De verweermiddelen moeten er dus in de diepte worden geëchelonneerd.
Om zich tegen een inval te vrijwaren, bevindt zich het peloton Verkenners zich op de voorposten te Gestel, en terwijl er ten Oosten van de brugoprit een stuk land onder water wordt gezet, leggen wij ten Westen, met behulp van boomstammen, een tankhindernis aan. Een met mitrailleuses versterkt peloton vormt het bruggenhoofd en verdedigt door het vuur de tankhindernis en het blanke gebied (naderhand werd de hindernis nog versterkt door een mijnenveld).
De zuidelijke invalswegen van de sluis worden door een convergerend vuur van drie pelotons bestreken. Achterwaarts, in “den tweeden bataljonsechelon” wordt de omgeving van het belangrijk kruispunt Genendijk tot een antitankcentrum ingericht. De compagnie die het verdedigt, ontvangt vier kanonnen 47 en vier secties Mi tot versterking.
De actie van al de automatische wapens wordt samengeordend voor het verweer tegen laag trekkende vliegtuigen, terwijl de wederzijdse steun van de echelons verzekerd is.
Nu de verdeling van de middelen door de commandant van de divisie goedgekeurd is, wordt het werk aangevat.
Ieder bataljon is gestadig in zijn kwartier en zal de stelling verdedigen die het heeft ingericht.
De commandoposten, de kanonnen 47 en de mitrailleuses zullen in bombardementsschuilplaatsen worden ondergebracht, de mitralleurgeweren op de dijk zullen tegen de waarneming en de uitwerking van de lichte wapens worden beschermd. Het werk wordt onverdroten voortgezet : het is een zware taak omdat de lage grond noodzaakt boven het grondpeil aan te hogen, wat een ontzaglijk volume grondwerk betekent.

Allen herinneren zich de inrichting van de arbeidsplaatsen : op het bruggenhoofd, ten Oosten, de versteviging van de dijk en de onderwaterzetting; ten Westen, de antitankhindernis. Om de boomstammen van 0,35 tot 0,50 m doorsnede te verleggen, werd hulp gevraagd en bekomen van de traktors der artillerie. Na enige dagen moesten de tractors echter terug : het materieel diende gespaard. De geestdrift en de armen onzer infanteristen volbrengen dan maar alleen het werk dat voor de tractors te aanzienlijk was.

Op de stelling : gevechtsplaatsen en verbindingsloopgraven duiken allengskens op. Er komen hoe langer hoe meer kunstmatige hindernissen en de permannte schuilplaatsen worden letterlijk met prikdraad omgeven en overdekt : ze zijn ongenaakbaar. Voor ieder kanon van 47 is een wachtschuilplaats en verschillende schietstellingen voorzien : de vlam van ’t schot is te lichtend dan dat er aan kan gedacht de stelling te camoufleren. Er dient bij verrassing gehandeld en dadelijk van plaats veranderd. De batterij van 7/6, in een laaggelegen terren, kwijt zich aan een zware taak en brengt, na grote inspanning, modelstellingen tot stand.
Met het vellen, zagen en vervoeren van de boomstammen alsook het bouwen van de schuilplaatsen worden gespecialiseerde ploegen belast.

Het regiment blijft van oktober tot einde maart in de sector. De inrichting van de stelling is niet zijn enige taak : het trekt de wacht op, houdt tactische oefeningen, beoefent de sport, vormt een muziekkapel, richt talrijke cusussen en feesten in. Deze veelvuldige bedrijvigheid kost zowel het kader als de troep geweldig veel moeite, en een vreselijk barre winter voert de spanning ten top.

De winter van 1939 naar 1940 moet wel vreselijk geweest zijn voor onze soldaten aan het Albertkanaal.

Beu gewacht op barakken, bouwde het regiment zelf stallen en bergplaatsen, zo niet waren paarden en wagens, bij het eerste vriesweer, verloren geweest.
Er valt te kampen om de barakken één voor één te krijgen, terwijl er in ’t begin van de winter nochtans vele manschappen onderdak vinden in schuren :
20 % in het I° en het IV° Bon;
50 % in het II°;
60 % in het III°.

In sommige schuren dringt een ijzige wind door de wanden. In ginds kantonnement, is men er bij 20° onder nul slechter aan toe dan op wacht aan ’t kanaal omdat er in de wachtpost een brasero staat en men tussen twee wachten in geen gevaar loopt te ontwaken met bevroren voeten.
De gezondheidstoestand blijft goed, beter dan in garnizoen, dank zij het leven in open lucht en het overvloedig voedsel dat de eenheden op ’t ogenblik van de grote koude, nog verbeteren door verdeling van spek, ’s ochtends, en van warme drank, ’s avonds.
Op ’t einde van de winter boezemen de stevige inrichtingen van de ondersetor vertrouwen in. Maar de maanden in Gestel, te Genedijk of in de schuren te Klein-Vost en Tessenderloo zijn, ondanks het goed onthaal van de bevolking en de moeite om het “soldatenuurtje” in te richten, langdurig voorgekomen en velen wensen te veranderen van sector.
Te Leuven hadden we slechts lichte inrichtingen nagelaten. Hier, integendeel, verlaten we stevige inrichtingen die onder uiterst pijnlijke omstandigheden werden gebouwd.

Wat zal een verandering van sector ons aanbrengen ?

De machten die mekaar in ’t Westen waarnemen, zullen weldra handgemeen worden : de staten behouden zulke mensenmassa’s slechts onder de wapens om een beslissing door geweld af te dwingen. Daar een aanval door de linie Maginot te duur zou kosten, moeten we er ons aan verwachten dat ons land tot slagveld zal dienen. Dit is nochtans de mening van de meeste Belgen niet. De neutraliteitspolitiek, aangekleefd uit vrees en ook met de hoop ’s lands grondgebied andermaal aan een verwoesting te onttrekken, heeft de openbare mening in slaap gewiegd. Deze mening oordeelt dat hoe meer tijd er verloopt, hoe groter de kansen we hebben aan de oorlog te ontsnappen.

Men had dus niets geleerd uit de ervaring van 1914, wat ook blijkt uit zijn hieronder volgende uiteenzetting. Niet alles wat volgt heeft direct iets met de mobilisatie te maken, maar ik vind persoonlijk dat zijn beschouwingen zeer zinvol zijn en waard zijn hier volledig weer te geven.

De lange mobilisatieperiode drukt zwaar. Een gedeelte der opinie komt er zelfs toe, de mobilsatie als nutteloos te beschouwen. De gemobiliseerden klagen : velen lijden zware stoffelijke verliezen. De geringe soldij en de landbouwverloven geven bovendien aanleiding tot misnoegdheid. Maar door den band blijft de geest van de troep bevredigend, want ondanks de voortdurende wijzigingen aan het stelsel der permissies behoudt het gezond verstand de bovenhand : het gevaar is klaarblijkend. De alarmtoestand in november en januari is in de geest der bedachtzaamsten geprent gebleven. Overal waar men is, dient men op zijn hoede te zijn en zich in te richten, op gevaar af de mobilisatie-inspanning te ontzenuwen. De noodzakelijkheid van het inrichten, het is te zeggen de handeling die er toe strekt door allerlei uit te voeren werken de waarde van de bezette positie te verhogen is des te gebiedender daar de aanvaller in het begin de overmacht van de middelen zal hebben, vermits hij zijn aanvalspunt kiest en dus dààr zijn geweldigste middelen kan samentrekken.

In dat opzicht is de neutraliteit een verzwakking, want de hoop die ze onderhoudt, niet meegesleept te worden in een conflikt, spoort er toe aan niet al de gepaste voorzorgen te nemen. Zij die ze nemen “overdrijven” wordt er gezegd. Barst evenwel een aanval los, dan breekt hij door, en zij die de nodige voorzorgen hadden moeten nemen, worden als kortzichtig bestempeld en dragen de verantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen. Diengaande is de oorlog van 1914-18 rijk aan lessen. Herinneren we aan het gemis van defensieve inrichtingen in 1916 te Verdun, welke streek te machtig georganiseerd werd geacht om een aanvalstoneel te worden. Kort voor de aanval nog, bestonden er plans in groten getale, maar weinig werken. Daar men, bij defensief, immer middelen tekort komt, worden deze bezuinigd ten nadele van de sterk geoordeelde stellinghsdelen, ten einde zwakke posities te verstevigen. Deze strekking de waarde van de stellingen geljk te schakelen, vergroot nog de bezwaren van de zogenaamde opstelling “en cordon” en is een troef in ’t spel van de aanvaller. Wanneer deze een front doorbreekt dat de naam heeft machtig te zijn, baart hij de verrassing, die in een oorlog fundamenteel is. Tegelijkertijd heef hij krachtig vat op het moreel van de verdediger. Wordt het een verplichting zeer uitgestrekte fronten te bezetten, dan dient er in berust op de minst belangrijke punten zwak te zijn, ten einde reserves voorhanden te hebben, die naar de aanvalspunten kunnen gezonden. Noodzakelijkerwijs volgt daaruit een eventuele afstanddoening van terrein op die punten, doch de gebeurtenissen in de lente en zomer van 1918 bewezen dat het stelsel doeltreffend is om de aanval te stuiten. De troepen in linie waren degelijk bewapend en beschikten over depots levensmiddelen en munities evenals over een goede uitrusting van het slagveld.
Ze waren in de strijd verhard. Toch werden ze overrompeld, omdat ze uitgerekt waren. Hun weerstand vertraagde echter de vijandelijke opmars en verschafte de nodige tijd om belangrijke reserves aan te voeren en de vijandelijke vooruitgang te beperken.
Op grond van die les wisten we dus welk het allerminste was waaraan we ons moesten verwachten, en , gelet op de ontwikkeling sinds 1918 van de motorisering en het vliegwezen, was het wel werkelijk een minimum.
De ervaring toonde ook aan dat een bijvulling van krachtsmiddelen diende nagestreefd door de inrichting van het terrein, wat een groot verbruik aan kostbare materialen betekent. De chef, die tot plcht heeft zijn troep in de beste condities het gevecht te zien aanbinden, kan de factor kosten niet in overweging brengen.

Maar wordt er immer naar hem geluisterd ?

Wie is er dan verantwoordelijk voor de misrekeningen?

Te recht werd gezegd dat een stelling, hoe stevig ze ook zij, als waarde slechts die van haar verdedigers heeft. Deze waarde hangt af van vele elementen : inrichting, bewapening, opleiding, morele macht. De eerste twee werden vroeger onderzocht (de mobilisatie). De opleiding was niet verwaarloosd geworden. In een geteisterde wijk werden de gevechtsoefeningen gehouden en de volledige cyclus er van was doorlopen geworden. Maar het schieten was niet voldoende beoefend.
Behoudens een periode om te vuren met het kanon 47, met de Mi tegen laagtrekkende vliegtuigen en omde werking van de automatische wapens na te gaan, was er, ondanks herhaald aandringen, geen onderricht in het schieten gegeven. Zo werden, bij voorbeeld, geen schietoefeninen met de mortier 7,6 A, met het geweer of met het pistool gehouden.
Gelet op het getal gemobiliseerde manschappen was het munitieverbruik dat diende voorzien, misschien niet verenigbaar met de bestaande voorraden en de beschikbare schietinstallaties.
Het was een jammerlijke leemte.
Schietoefeningen zijn van hoog belang voor de soldaat te voet. Hij moet voldoende kunnen schieten om een knap schutter te worden en vertrouwen in zijn wapens te verwerven. Om stevig in ’t gevecht te staan, moet de infanterist ervaren zijn in het schieten en granaatslingeren. Is zij het niet, dan verzwakt haar moreel, naarmate de tegenstander veld wint.

Onze munitieverdeling in vredestijd was al onvoldoende om zelfbewuste schutters te vormen. Het jaarlijk verbruik aan patronen stemde overeen met de voorraad die in de loop van het jaar moest worden afgekeurd wegens transformatie van het buskruit.
Deze bedeling was merkelijk geringer dan die in de naburige landen, bovendien was en groot gedeelte onzer schietinstallaties ver van modern. Het onderricht in het schieten en in het gevecht op korte afstand was onvoldoende. Het slingeren met scherpe granaten was in vredestijd afgeschaft geworden wegens de ongevallen .

De aflossing – April 1940


Tegenover her Zuiden, in April 1940.
Einde maart, verneemt het regiment dat het weldra zal afgelost worden. De divisie gaat met rust, heel betrekkelijke rust, omdat de periode zal worden te baat genomen om de eenheden weder op dreef te brengen.
Enige ouderen uit de oorlog van 1914-18 herinneren zich de toenmalige rustperioden en steken de draak met de illusies van hun jongere makkers. Zeer lieftallig had de commandant der divisie, als beloning voor de inspanningen van het regiment om de ondersector KWAADMECHELEN in te richten, ons de keuze van de kantonnementen gelaten : de kust of waterloo. De kust werd gekozen, immers de meeste manschappen waren uit Vlaanderen, maar ten slotte moesten wij, om ons onbekende redenen, naar WATERLOO.

Dat komt mij zeer bekend voor, dat heb il zelf meermaals in den huidige ABL ook nog meegemaakt.

De aflossing geschiedde bij heerlijk weer, in kleine groepen trokken de bataljons naar de zone van Diest, vanwaar zij naar de streek van HALLE-WATERLOO spoorden.
Het 2° bataljon, dat in onze oude sector het slechtst gelegerd was, ligt thans te HALLE, het 1° te ’s GRAVENBRAKEL en het 3° en 4° te WATERLOO.
Nauwelijks is het regiment geïnstalleerd of de bezettingsverkenningen van de stelling tegenover het Zuiden, in tweede linie, namen een aanvang. Er vielen bovendien veel zaken te doen : een herziening van de uitrusting en de voertuigen was noodzakelijk.

Zoals je verder zult lezen, het was helemaal niet rooskleurig gesteld met de uitrusting, maar laten we de
kolonel SBH DUEZ verder vertellen.

De tenuën waren versleten : ze hadden in vredestijd gediend, werkelijke dienst en wederoproeping, en werden sinds 1 september 1939 voortdurend gedragen, zo in ’t kantonnement als bij oefeningen en de grondwerken op de stelling. Of het er droevig mee gesteld was ! Uit de depots kwamen ons sommige versterkingen toe in ... burgerkledij ! Het enigste kledingsstuk dat ze hadden was een pet !

De wederopgeroepenen van SEPTEMBER 1939 voor wie er klederen op maat dienden gemaakt – ze konden niet meer in hun tenue van vredestijd – hadden in MEI 1940 die klederen nog niet ontvangen.
De schoenen bleven drie weken in herstelling ! Natuurlijk was het tweede paar snel afgelopen, ten gevolge van de voortdurende marsen.

Sommige voertuigen waren over de twintig jaar oud en daar ze in de parken bleven staan, had de verrotting ze aangegrepen : geval van de munitiewagens de 1/6 mortieren.
Er waren pakwagens aan de eenheden toebedeeld, doch wijl het reisgoed ten gevolge van de nieuwe voorschriften (soldatenuurtje, avondcursussen) hoe langer hoe omvangrijk werd, was het de eenheden niet mogelijk drie achtereenvolgende etappen af te leggen, zonder een groot deel van hun bagages in de verschillende betrokken kantonnementen achter te laten.

De uitrusting was disparaat. Er bestonden drie modellen : twee dagtekenden uit de oorlog van 1914-1918. Bezuinigingshalve, stellig ! Maar hoe kon de gewapend aantredende troep het vereiste streng eenvormig en onberispelijk uitzicht bieden ?
Machtiging werd verleend een regimentskapel samen te stellen, maar het mocht de taat niets kosten. Vanwaar moest het geld komen ?
Zelfde toestand op sportgebied.

Al die luttele onaangenaamheden volgden uit de mobilisatie van een te grote getalsterkte ten anzien van de begrotingsmogelijkheden. De eenheidscommandanten werkten ze weg voor de behoeften van de Zaak, daar zij wel wisten dat hoe uitgebreider ons militair apparaat was, hoe meer kansen we hadden de tegenstrever in bedwang te houden.

Edoch, verre van de moeite te erkennen die het kader zich op gebied van vindingrijkheid en onbaatzuchigheid getroostte, werden er aan hogerhand onverpoosd nieuwe eisen gesteld : de bureelratten heersten. Ze deden zich zelfs de vergoedingen toekennen ten koste van diegenen die op stelling waren !

Wij ontvingen geen kaarten op voldoende schaal voor de terreininrichtingswerken. Om het nodige te hebben, moest een vergroting op het 5000° worden geteend, gefotokopieerd en ... de rekening met eigen geld betaald !
Toch deed dit alles geen afbreuk aan een onuitputtelijk goedwilligheid; vrolijk werd alles ’t onderste boven gezet bij de tijding dat het regiment zou deelnemen aan de revue op 8 april te Brussel.
Onze kapel blonk er wonderbaar uit. Niemand kon geloven dat het een muziekkorps van en reserve-eenheid was.
Onze paarden waren in puike staat. Zowel onze paarden- als autovoertuigen maakten een goede indruk, dank zij de miserie verdekkende opschildering.
En de troep, blakend gezond, zielsgelukkig in de lente en tevens Brussel weder te zien, was uitstekend geluimd. We waren verwittigd dat er aan hogerhand en groot belang an de revue werd gehecht : een mooie prestatie vn de troepen kon een heilzaame invloed op de gebeurtenissen uitoefenen !
Daar we naamloos aan de revue deelnamen, werden we, zodra de wapenplechtigheid geëindigd was, terug naar onze kantonnementen vervoerd.

Maar het regiment had geenszins de tijd zich aan zijn nieuwe legerplaas te wennen. Tot versterking van de dekking tegenover het Zuiden wordt het I° bataljon naar Pepingen, het III° naar Broedhout-Alsput, het IV naar Rukelingen gezonden, terwijl het II° te Halle blijft. Voor dit laatste bataljon heft de zaak ditmaal en schaduwzijde : zijn mitrailleurs trekken voortdurend de wacht op. Verkenningen, bezettingswerken en – oefeningen worden van ieverlede hervat. De troep, en zelfs de kaders vragen zich af wat dit alles betekent. We moeten allerwegen het hoofd kunnen bieden, akkoord ! Maar tegenover her Zuiden ? Een zo ver IN het land !

Door maar steeds hier en overal het hoofd te willen bieden, draait men ten slotte “zot”.

Ook zijn de liefhebbers van de rustperiode heel gelukkig te vernemen dat wij wederom een sector gaan bezetten. Waar ? De voornaamste belanghebbenden weten het altijd het laatst. De regimentsstaf weet het, maar mag niets zeggen. Het regiment krijgt de toelating zijn ondersector te kiezen : hij kiest dien ten Zuiden (Canne), doch deze keuze valt al zo even min mee, als die ter zake van de rustzone (kust).
Hogere bevelen beslissen er over.

Er wordt niet voorgeschreven verkenningen uit te voeren. De plaats is nochtans blootgesteld. Het regiment vraagt verkenningen te doen. Het dringt er op aan en wordt er ten slotte toe gemachtigd, maar slechts tot de bataljonsechelon. En het feit dat de verkenningen bescheiden moeten zijn, bevestigt de mening dat het oord is blootgesteld.

Geen beter aanvalsgelegenheid voor de goed ingelichte vijand dan een aflossing op een blootgeselde plaats. Zulks was het geval met de aflossing van de Fransen door de Britten te Nieuwpoort in 1917 : de Duitse aanval sloot alle mogelijkheid uit nog een offensief in te zetten, dat het bruggenhoofd Nieuwpoort als uitgangspunt zou gehad hebben.

Maar is in een onzijdig land, in een streek vol vijandige agenten, de hoop gewettigd dat een aanstaande aflossing niet zou geweten zijn ? Is het dan niet beter dat de voor de verdediging aansprakelijke chefs reeds op de hoogte zijn van de getroffen schikkingen, en het terrein kennen wanneer de troepen tot de aflossing overgaan?

Wat ware er gebeurt zo de vijand daags na onze aankomst in de sector had aangevallen, terwijl wij geen verkenning zouden verricht hebben ?

Het scheelde maar ACHT dagen.

Mogen wij, de uitvoerders, die zo vaak werden gehekeld door lieden wier dienst te velde hen tot bescheidenheid zou moeten aansporen, mogen wij ons verstouten deze vraag te stellen : was de aflossing an d 5° divisie door de 7° divisie wel noodzakelijk op dat ogenblik ?

Was de overrompeling van Denemarken en Noorwegen geen teken dat de bslissing weldra in het Westen zou worden gezocht ?

Was de divisie die de sector had ingericht niet helemaal aangewezen om hem te verdedigen?

..... / .....


Ik dacht dat het nuttig en ook nodig was in de voorgaande tekst het relaas van de regimentscommandant Kolonel SBH DUEZ volledig weer te geven, in zijn eigen bewoordingen. Wat volgt is de beschrijving van de sector waarin het regiment terecht is gekomen alsook de gebeurtenissen op 10 en 11 mei 1940.

Door allerlei omstandigheden en onbegrijpelijke beslissingen van het opperbevel enz... zullen we zien dat het daar niet goed kon aflopen.

Maar laten we opnieuw de Kolonel aan het woord voor “de Stelling en de Slag aan het Albertkanaal”.
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

10 en 11 mei 1940 - DE SLAG

Door Kol SBH DUEZ, commandant 18° Linieregiment

Den 10n en 11n MEI 1940, op de stelling aan het Albertkanaal, tegenover Maastricht.

STAAT VAN DE ONDERSECTOR.

Eenparig verbaasd en teleurgesteld waren de kaders en de troep van het 18° toen ze in de ondersector van Vlijtingen aankwamen.
Zo het regiment in de ondersector van Kwaadmechelen een moeizaam en stevig ingerichte stelling had verlaten, vindt het in zijn nieuwe ondersector slechts onbeklede grondwerken, geen enkele schietstelling die tegen de waarneming uit de lucht en de aanvallen van de lichte wapens van het vliegwezen is beschermd, geen verbindingsloopgraven.
De ganse waarde van de stelling bestaat in de hindernis welke door de diepe kanaalgracht wordt gevormd.
Het commando heeft aan de hindernis zulk een belang gehecht, dat er in de sector een grote bezuiniging van middelen werd doorgevoerd : de divisie is over een front van twintig kilometer uitgerekt en, afgezien van enige schuilplaatsen voor het wachtpersoneel, werden er praktisch geen materialen op de stelling verwerkt.
De wachtdienst (één dag op drie), bij prangende koude, is zeer hard gebleken : tussen het af- en optrekken van de wacht, is feitelijk slechts één dag verpozing, heel betrekkelijke verpozing.
Bovendien loopt het front van de ondersector over 4 Km 600.
De werken die konden worden uitgevoerd boezemen dus maar weinig ontzag in. Op ’t einde van de winter zijn de onbeklede grondwerken ingestort. Het afgeloste regiment had er voor gezorgd de glooiingen weer te vlakken en de ingestorte aarde ter zijde te werpen, waardoor brede grachten openbleven.
Ik kan mij goed de teleurstelling voorstellen, een uiterst goed ingerichte stelling zoals ze hadden opgebouwd in Kwaadmechelen niet terug mogen innemen en deze onmogelijke toestand waarin ze nu terechtkwamen moeten aanvaarden.
De gevechtsplaatsen werden stelselmatig van de woonhuizen verwijderd, om het personeel aan de uitwerking van het artillerievuur te onttrekken en zoveel mogelijk de schade aan private eigendom te beperken : het vliegwezen kan ze dus gemakkelijk ontdekken.
De telefoonlijnen zijn geen grondlijnen maar luchtlijnen, vaak aan de eerste de beste paal vastgehecht. De ganse winter door waren de lijnen aan weer en wind blootgesteld, en de draden zijn in slechte staat. De telefonisten-seiners hebben hun handen vol met het onderhoud van het permanent net.
Het fort van Eben-Emaal heeft op de heuvel van Montenaken een waarnemerspost. Het is een eenvoudige planken schuilplaats met een luchtdraad verbonden aan een betonschuilplaats in de naburige sector !

De waarde van de stelling berust dus :
1. Op de belangrijke hindernis uitgemaakt door de kanaalgracht waarvan het watervlak is verdedigd door drie betonschuilplaatsen met twee verdiepingen, voorzien van de mitralleuses, zoeklichten, voorraden munitie en verbanden. Maar de schuilplaatsen zijn van boven, noch er omheen beschermd door prikkeldraad.
2. Op de vuursteun van het fort Eben–Emaal waarvan de kazematten Ma 1 en Ma 2 de ondersector van het regiment flankerend bestrijken.
3. Op de verdedigers, wier tegenwoordigheid in deze op een hachelijk ogenblik blootgestelde ondersector in zich sluit, dat zij het vertrouwen van het commando bezaten.
Doch de waarde der hindernis kan maar ten volle gelden voor zover de brug te Vroenhoven vernietigd is. Een post Grenswielrijders die schuilplaats M (bewapend met een kanon 47 – zie kaart) bezet, is belast met de ontbranding op bevel van het V.I.C. (1) of van het legerkorps of op initiatief van de postcommandant (zo pantserwagens willen doorbreken).

Die post hoort onder het commando van de Grenswielrijderscompagnie te Lanaken, en niemand van het regiment dat de ondersector bezet, is er toe gemachtigd de postcommandant bevelen te geven. Eerst NA de vernietiging van de brug, komt de post der Grenswielrijders onder het bevel van de commandant van de ondersector.

Een nog al ingewikkelde situatie daar te Vroenhoven lijkt mij zo.

(1) V.I.C. : vooruitgeschoven inlichtingscentrum afhankelijk van het Groot Hoofdkwartier.

Gelet op de belangrijkheid der hindernis, hoeft het geen betoog dat een aanval op de stelling slechts onder begunstiging van een verrassing mogelijk is. Ook wordt aan de wachttroepen stipt vereist dat ze waakzaam zouden zijn. De korpscommandant, die de overval op de schuilplaats M vreest, verwittigt dat de verrassing goed mogelijk uit achterwaartse richting kan komen, en legt ten strengste op wacht- en naderingswoorden te eisen van om ’t even wie ’s nachts en uit welke richting ook de schildwacht nadert.
Het commando doet talrijke oefeningen houden. Daar het verkeer op de stelling – zelfs voor de vreemdelingen – open is, worden de aanwijzingen betreffende de verweermaatregelen, welke door de werken zelf reeds versterkt werden, jammer genoeg bevestigd door de bezetting van de gevechtsplaatsen. Waarlijk, de vijandige spionnage heeft het gemakkelijk ! Later zal blijken dat er wel degelijk verraad en spionnage gebeurd is op die plaats.
Ondanks verscheidene aanvragen ontving het regiment zijn voorraad munitie niet. Daaruit volgt dat, onder meer, ieder fuselier slechts over 60 patronen beschikt. Wegens de landbouwverloven zijn de getalsterkten met 15 % geslonken.
Tot gevolgtrekking mag gezegd worden dat, zo het verdedigingsplan het verweer ter plaatse tot het uiterste voorziet, de vereisten waaraan een goede definitieve stelling moet voldoen, op verre na niet vervuld zijn. Het grote nadeel voor ons ligt hierin, dat onze schikkingen niet alleen bekend en gekend zijn doch tevens duidelijk zichtbaar zijn voor het vliegwezen, vooral de plaatsen der kanonnen 47.
Bij vergelijking van onze steunpunten met die van 1918, welke verdedigd werden door in de strijd geharde soldaten, is de gevolgtrekking formeel : onze terreininrichting is in den dop, is rudimentair, terwijl de orders, zij, dezelfde zijn, als die welke voor de verdediging van gestabiliseerde fronten werden gegeven.

BEZETTINGSOPSTELLING


De ondersector heeft 4 Km 600 breedte. Het Noordkwartier – zonder brug – strekt zich over 2 Km 400 uit. Het Zuidkwartier – met de brug te Vroenhoven – is 2 Km 200 breed. De linkerflank bestaat uit de heuvel van HEES, ontzaglijke massa die een hoogvlakte van 800 x 500 m. vormt; de rechterflank, uit de driekantigen 600 m langen heuvel van Montenaken, wiens bovendeel eveneens vlak en naakt is. Tussen beide hoogvlakten liggen de dorpen Kesselt en Vroenhoven. Als noordrand van Vroenhoven hebben we de weg en de brug. Ten zuidoosten van Kesselt, voortreffelijke natuurlijke dekkingen en uitstekende vuractie op 1000 m in de richting van de brug.
In tweede echelon zijn de dorpen Hees, Lafeld en de Lafelderberg, welke langs de weg naar Tongeren ligt en deze beheerst, de natuurlijke steunpunten waartegen de verdediging aanleunt.
De bij het verdedigingsplan vastgestelde opstelling mag geen enkele wijziging ondergaan zonder de voorafgaande instemming van het legerkorpscommando. Er bestaat een wacht- en bezettingsopstelling. Deze laatste wordt dadelijk tot stand gebracht bij wezenlijken alarm, al dan niet de brug te Vroenhoven vernietigd is. In dit laatste geval dient een voorbereid artillerievuur aangevraagd.
De opstelling, die niet lenig is, steunt op de vernietiging van de brug. Er zijn, zoals elders, slechts twee echelons achter de brug, en er zijn geen voorposten vermits we tegen de grens liggen (de enigste gevechtsgroep ten Oosten van ’t kanaal is slechts een eenvoudige alarmpost).
De dosering van het vuren naar de brug rust op de aan de steunpunten gegeven versterkingen in Mi en kanonnen 47 : de zuid-oostelijke flank van Kesselt versterkt met vier secties Mi en twee kanonnen van 47, bevuurt de toegangswegen en uitwegen der brug.
Te Vroenhoven zelf versterken drie kanonnen van 47 en twee secties Mi de actie in de richting van de toegang tot de brug. Er dient echter opgemerkt dat de weg bij de brug bezoomd is met huizen; uit dien hoofde zijn alleen frontale acties mogelijk. Op de vier sectie M. 7c8 van de zuidsector zijn er drie in ’t kwartier Vroenhoven.

De uitgestrektheid van het front eensdeels, het bestaan van vier localiteiten in de ondersector anderdeels, verplichten er toe de localiteiten slechts op de rand aan de meest blootgestelde zijde te verdedigen : geval voor Kesselt, Hees, Lafeld, waarvan de keel, onbezet, openligt voor de ondernemingen van de vijfde kolom en de parachutisten.
Alleen te Vroenhoven legt een achterpeloton vuur op de rand. De compagnies te Kesselt en te Hees zijn ieder over zes steunpunten verdeeld. Deze verbrokkeling, onvermijdelijk wegens de uitrekking van het front, begunstigt de niet-rechtstreekse bescherming tegen de aanvallen, maar maakt het de commandanten van de kleine eenheden zeer moeilijk en geeft de verdedigers de indruk afgezonderd te zijn.
De C.P. van ondersector (2) ligt 1400 m achter den tweeden echelon op een stuk der dwarsstelling Rosmeer-Vlijtingen-Vroenhoven.
(2) C.P. van ondersector : commandopost van de ondersector. Het is de plaats van de regimentscommandant die niet alleen over het 18° het bevel voert : hij is verantwoordelijk voor het inzetten vn al de verdediginsmiddelen in de ondersector.
De C.P. is geen steunpunt, doch een schuilplaats onder metaalplaten, op de binnenkoer ener bakkerij, onder tegenaan een tuin.
De rechtstreekse-steungroep ligt naar RIEMST op, en de commandant van die groep is niet bij de commandant van de ondersector : hij is er vertegenwoordigd door een verbindingsofficier.

... / ...

“In 1918 is de defensieve opstelling, te Merkem bijvoorbeeld, wat genoemd wordt de “vierkante divisie”, het is te zeggen de drie regimenten naast elkaar en, bij ieder regiment, de drie bataljons het één achter het ander.
Er bestaat een voorpostenzone, waarvan de verdedigingswaarde reëel is. Wanneer de stormloop vòòr den tweeden echelon van Langewade komt uitsterven, zal het derde bataljon (het piket) dat in de diepte beschikbaar is, kunnen overgaan tot de tegenaanval welke de artillerie heeft voorbereid.”

... / ...

Het commando, de lessen bij Riga indachtig, had de leiding van de verdediging gewijzigd, en onze artillerie was, ingevolge de nieuwe schikkingen daags vòòr de aanval verplaatst geworden.
Het was een geluk voor ons. De Duitse artillerievoorbereiding woelt dus onbezette stellingen om : de ongedeerde verbindingen en batterijen zullen voor de tegenaanval beschikbaar zijn.

Nog enkele bedenkingen van Kol SBH DUEZ alvorens dit deel af te sluiten.

In 1940 , ’t is te zeggen na twee en twintig jaar, heeft de verdedigingstactiek geen wijzigingen ondergaan. Er werd weliswaar gen gevecht geleverd, maar de vorderingen van het vliegwezen en de mototisering mogen niet onbekend zijn.
Zij die streden in 1914-1918, weten dat onze verdedigingsdoctrine te stram is, dat bovendien de middelen in ’t begin van een conflikt noodzakelijk geringer zullen zijn dan die op ’t einde van de eerste wereldoorlog : niet aan de strijd gewende soldaten en ontoereikende uitrusting van het slagveld.
De chefs weten dat de eerste stoot uiterst geweldig zal zijn, dat onze minderwaardigheid zal worden goedgemaakt door de onverwoestbare wil, “Te zijn of niet te zijn” heeft de commandant van de divisie gezegd.

Volgend deel :

De aanval op 10 mei 1940, aanval van zweefvliegtuigen op het kwartier te Vroenhoven

Kaart van de verdedigingsopstelling van het 18° Linieregiment in de ondersector Vroenhoven.

Afbeelding
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

10 & 11 Mei 1940 – De Slag

10 Mei 1940 – De aanval door zweefvliegtuigen op het kwartier te VROENHOVEN.


Het bevel tot wezenlijk alarm de 10° te 0 uur 16 bij de regimentsstaf ontvangen, wordt dadelijk aan de bataljons en aan de geneeskunbdige en administratieve compagnies medegedeeld. Door de divisie te 0 uur 50 per telefoon bevestigd, bevestigt het regiment dit bevel op zijn beurt, schriftelijk, aan de onderhorige eenheden. (Noodzakelijke voorzorg omdat een alarmoefening sedert verscheidene dagen was aangekondigd).
De eerste echelon te 2 u. 45 op zijn plaats. Het overige volgt, en te 3 u. 45 meldt de CP van de middeelsector, die van 2 u. af op zijn plaats was – met gelegde verbindingen – dat de ganse opstelling vechtklaar is, verbindingen tot stand gebracht, die met de artillerie inbegrepen.
Omstreeks 4 u. 20 wordt de stelling en de kantonnementen op geringe hoogte overvlogen door geruisloze grote vliegtuigen “die op vledermuizen gelijken”. Het is nog duister. Het zijn zweefvliegtuigen die het eerste daglicht afwachten om op hun objectieven neer te strijken.
Bij het krieken van de dag komt een massa vliegtuigen de grens over. Ze vliegen in dichte formaties, de ene boven de andere, en een groep ervan vormt een hakenkruis. De ooggetuigen zeggen dat de hemel vol vliegtuigen was.
De troepen van de stelling openen het vuur op de laag trekkende toestellen, de zweefvliegtuigen. Sommige eenheden melden dat ze er neergehaald hebben. Het is dus ongegrond te insinueren dat de troepen geaarzeld hebben het vuur te openen.
De kantonnementen, de CP I en III, de kruispunten worden met bommen aangevallen en gemitrailleerd.
De zweefvliegtuigen landen zodra zij hun objectieven kunnen bemerken, tussen 4u. 30 en 4 u. 45. Op dat ogenblik worden de kantonnementen te Vroenhoven, Kesselt, Hees, Vlijtingen, Lafeld met bommen verwoest. Had het commando niet tijdig gealarmeerd, dan zouden onze troepen uitgemoord geworden zijn, vooral die in de kantonnementen. Hoewel er niet veel bommen op de huizen zelf terechtkwamen, worden de dorpen vernield. Huizen staan in lichtelaaie, andere zijn ingestort en versperren de kruispunten waarop de vijand het vooral had gemunt. Barakken, voertuigen,stallen, magazijnen van de eenheden zijn getroffen.
Reeds eer de dag is, zijn zweefvliegtuigen neergekomen op de gevechtsplaatsen van de 1° Cie en het linker voorpeloton van de 2°. Eén nabij de CP van de 1° Cie, twee op het achterpeloton, twee op het rechter voorpeloton, één achter de schuilplaats B, één achter de schuilplaats A, één op iedere uiterste groep van het noorderpeloton der 2° Cie, één achter dit peloton, één op het kanon 47 nr 2, dat omver ligt, één juist ten Oosten vande brug, op de oostelijke oever an het kanaal, verscheidene benoorden en bezuiden de brug, maar aan de overzijde (ten Noorden van de weg). Die nauwkeurige landingen bwijzen dat d grond zichtbaar was toen de toestellen daalden.
Uit ieder zweefvliegtuig traden een vijtiental mannen, allen met mitrailletten en granaten gewapend.
Op enige ogenblikken tellen de twee gevechtsgroepen van het rechter voorpeloton der 1° Cie, die benoorden de brug liggen en over twee mitrailleurgeweren en geweren beschikken, negen doden en acht gekwetsten.
De vijand, sluipend achter de dekkingen langs de weg, valt in de rug de schuilplaats M aan, waaruit de brug kan worden opgeblazen. Terwijl de sergeant, commandant van de schuilplaats (Sgt Krauwels, Postcomd van de Grenswachters), die door het kanonschietgat bemerkt heeft wat hij meent drie over de brug stappende officieren te zijn, beslist de brug te doen springen, gaat de soldaat F.M. (fusilier-mitrailleur), verwittigd door de schildwacht van de schuilplaats, de post uit om deze achterwaarts te verdedigen, doch wordt door de aanvaller neergeschoten. Binnen de schuilplaats legt de sergeant, met een aansteker, vuur aan de twee lonten Brickford der springinrichting. Daarna gaat het ganse personeel, zoals geordend, naar de benedenverdieping. Terstond daarop doet een geweldige ontploffing de schuilplaats daveren, die door de vlammen wordt vernietigd. De munitiekisten springen. Nadat de in de rug optredende vijand de F.M. had neergeschoten, brak hij de deur van de schuilplaats open en wierp een springlading in de doorgang waar de springinrichting zich bevindt. Deze wordt in gruizelementen gegooid door de ontploffing welke een kuil maakt, waarvan het ontsnapt personeel, wanneer het in de morgen de schuilplaats verlaat zich de oorzaak niet kan verklaren.
In hun haast hebben de Duitsers verwaarloosd de uitslag van hun aanval op de benedenverdieping na te gaan (inderdaad, het personeel zat gevangen als ratten in een val, er was enkel een uitweg naar boven, dat de Duitsers niet verder doorgedrongen zijn heeft hun leven gered, de schuilplaats of beter bunker, moet wel heel stevig gebouwd geweest zijn).
De springinrichting en de brandende lonten worden verpulverd, eer de vlam de tussenlading heeft kunnen genaken. De brug zal dus niet springen. De sergeant postcommandant, één van beide korporaals en de F.M. zijn gedood. De aanval werd zo knap voorbereid, zo snel en krachtdadig doorgedreven dat de Duitsers niet meer dan een kwartier nodig hadden om hun aanval tot in de puntjes uit te voeren. De wanverhouding aan middelen verpletterde het verweerpersoneel op zijn gevechtsplaatsen. (zie later ook de “beschouwing genie”over de te vernielen brug).
Maar, dit is het enig succes van de bemanningen van de zweefvliegtuigen of parachutisten niet. De compagniescommandant wordt in zijn CP gedood. De groepen van het achterpeloton van de 1° Cie worden met mitrailletten en granaten overmeesterd.
Van de twee rechtergroepen van het peloton aan de brug, ten Zuiden van de weg opgesteld, ligt de ene onder het zweeftoestel waarvan de bemanning van vlakbij aanvalt; de andere spant zich in om zich los te werken en zich weer bij de pelotonscommandant te voegen.
Het linkervoorpeloton van de 2° Cie wordt door vijf zweefvliegtuigen bestookt : één landt op de groep uiterst links, één op de groep uiterst rechts, één in ’t centrum op het kanon 47, dat het omverwerpt, één achter de schuilplaats A valt te pletter op de rand van het hellend vlak. De adjudant bij de sectie Mi nr 5, meent een neergeschoten zweefvliegtuig voor te hebben, doch er ratelt een mitraillette uit. Dadelijk legt de sectie Mi er vuur op, doch het vuur kan lastig worden afgegeven, daar de sectie in de rug beschoten wordt uit de richting van Mi nr 8, die in een gevecht met de bemanning van het achter het peloton gedaald zweefvliegtuig is gewikkeld. En midderwijl, beschut door de glooiing der kanaalgracht, bekampt de bemanning uit het zweefvliegtuig dat neergekomen is achter de schuilplaats, deze laatste in de rug.
De officier, commandant van de schuilplaats, staat buiten. Hij ziet de vijand de trap opkomen, trekt zijn zwaar pistool uit, maar de vijand lost mitraillettevlagen.
De officier bereikt de duer van de schuilplaats, is aan de hand gekwetst, struikelt, breekt zijn voet, maar het gelukt hem toch de deur te sluiten. De Duitsers bestoken gelijktijdig de deur en, daar ze op het dak van de schuilplaats geklommen zijn, van daar de schietgaten waarin ze granaten proberen te slingeren. De “vorken” waarvan de schuilplaats voorzien werden, zijn niet breed genoeg om de vijandelijke lanceerbuizen van de schietgaten verwijderd te houden. Die buizen kaatsen op de vorken terug en aldus verhoogt de slingerkracht.
De bovenverdieping wordt ontruimd. Op de benedenverdieping kan het personeel niet snel genoeg slaghoedjes in de granaten steken. Het was overbodig de kwartiercommandant op te bellen, er was geen stroom meer. De oproep tot de kazerne te Lanaken, werd in het Duits beantwoord !
De vraag om vuur, tot het fort van Eben-Emaal gericht, lokt het volgende antwoord uit : “Het fort levert slag, het gaat slecht, maar we zullen het mogelijke doen voor het vuur ...”
Terstond daarop schudt een hevige ontploffing de schuilplaats “als een schip”. Binnenin wordt het een slachting. Maar nogmaals verwaarloost de vijand de benedenverdieping, en de ontkomenen, onder wie de officier en de sergeant, slagen erin zich buiten de schuilplaats te slepen.
De bemanningen van de zweefvliegtuigen wordt door middel van valschermen voorzien van radiotoestellen en springladingen. Met rode panelen bakent de bemanning de plaatsen af die ze bezet, en zodra het goed helder is, valt het vliegwezen in duikvlucht al aan, wat niet door de zijnen is bezet. Het peloton Mi voor grondverweer, dat in het linker peloton van de 2° Cie was opgenomen en dat op de zweefvliegtuigen had gevuurd, wordt geweldig onder handen genomen. Terwijl zijn stellingen ter hoogte van de grond waren toen het regiment in de ondersector is aangekomen, werd er haast gemaakt om beschutte schietstellingen te bouwen. Maar die stellingen worden door de Stuka’s woedend en hardnekkig met bommen bestrooid.
Te 8 uur oordeelt de chef van het linkervoorpeloton van de 2° Cie dat er niets meer weerstaat tussen de CP van de 1° Cie en Mi nr 5. Deze bestrijkt nog de toegangen naar de brug, maar de patronen voor karabijnen en zware pistolen zijn op !
Juist dan duiken de van schuilplaats A komende ontsnapten uit de kanaalgracht op. De adjudant bij Mi 5 deed ze bijna bevuren : “ze zagen zwart, hun gelaat was vol bloedende kloven, hun haar was verbrand, ze uitten jammerklachten”.
... De sergeant van schuilplaats A, op de stelling gekomen, ziet een FM op een Stuka schieten, doch de schutter wordt in de rug getroffen door een uit een ander vliegtuig geloste kogelvlaag.
Op dat ogenblik is de ganse 1° Cie en het linker voorpeloton van de 2° Cie buiten strijd.
De schuilplaatsen M en A zijn sedert 5 uur ’s morgens in vijands handen. De gevangenen werden oostwaarts van het kanaal afgevoerd. Het kanon 47 nr 3, waardoor de weg overlangs werd bestreken, is tot omstreeks 10 uur in actie.
In de CP van I slaan enkele mannen, onder de leiding van de commandant der 7c6, een aanvalspoging af, gewaagd door de bemanning van een in de onmiddellijke nabijheid geland zweefvliegtuig, dat vuur heeft gevat. Twe naar de CP gebrachte vijandelijke gekwetsten verklaren dat ze van Keulen komen en dat het aanvalsbevel daags te voren te 13 uur ontvangen werd. Een bode van de 2° Cie brengt te 6 uur in de CP een verslag. De commandant van I (eerste bataljon) beveelt de 2° Cie tegen aan te vallen, de bezette school van Vroenhoven in te nemen en vervolgens de brug, die niet gesprongen is. Het voorziene artillerievuur, zo de brug niet mocht springen, wordt gevraagd en bekomen. Een bode van de 3° Cie (heuvel van Montenaken) komt om mond- en schietvoorraad te vragen.
De CP wordt door vliegtuigen en artillerie beschoten. Enige elementen zetten tegen de CP een tweede aanval in. Een patrouille drijft de vijand terug, die enige doden op het terrein achterlaat.
Te 10 uur hevig luchtbombardement op de CP. Een torpedo treft doel, en te 11 uur wordt een nieuwe plaats betrokken in de loopgraven om de oude CP.
Te 10 uur 25 maakt de bataljonscommandant de chef van de zuidersector een vraag tot tegenaanval over, ten einde de brug in te nemen ; dit verzoek komt niet ter bestemming.
Wat is er geworden van het bevel dat de commandant van het I aan de 2° Cie heeft gegeven ?
De aanval moest gelijktijdig worden ingezet op een geluidssein namelijk een Mi-vlaag, door het rechter-voorpeloton en het achterpeloton af te vuren. Het rechtervoorpeloton wacht lang op dit sein en besluit, ten slotte, alleen op te rukken. Wanneer zijn groepen zich blootgeven, ondergaan ze hevig frontaal vuur uit de huizen van Vroenhoven die door de vijand bezet zijn, en flankvuren, op de oostelijke kanaaloever af gegeven. Het kanon 47 nr 1 beschiet een huis op die oever, maar het onbeschut personeel wordt buiten strijd gesteld door de kruisvuren van de vijand die de dekkingen van Vroenhoven en de oostelijke kanaaloever bezet. Het peloton zelf, in die vuurschaar gekneld, is aan de grond genageld en zal zich eerst bij het vallen van de nacht kunnen loswerken.
Te 12 uur ontketent het achterpeloton, door een sectie 7c6 gesteund, de tegenaanval op de school. Maar de projectielen van de 7c6 vallen vijftig meter vóór de stukken ! Toch gaat de tegenaanval door. De Duitsers komen echter uit hun gondverschansingen en verhinderen zo onze mannen veld te winnen.
De pelotonscommandant stopt de aanval en bezet weer zijn vertreksstellingen. Kort daarop wordt hij gedood ; de commandant van de 2° Cie wordt gekwetst.
De compagnie mortieren was bewapend met stukken van 7c6A (recuperatiematerieel van het Duitse leger van 1914-1918). De in niet-waterdichte kisten bewaarde bommen hadden sinds september 1939 al de weersinvloeden ondergaan. De compagniescommandant twijfelde aan de balistieke hoedanigheid van het buskruit en had, zowel als de korpscommandant, herhaaldelijk gevraagd dat er verificatieschietingen mochten worden gehouden in het Kamp van Beverlo, dat op 15 km van Tessenderloo ligt. Het antwoord luidde dat er schietoefeningen zouden worden ingericht .......
Onze stukken 7c6A konden de vuuropdracht niet vervullen uit de schietstellingen welke voorzien waren door het afgelost regiment, dat echter over FRC-stukken beschikte. De nieuwe stellingen waren op eigen initiatief aangelegd.
Het personeel van de sectie die moet ingrijpen op de brug, is uiterst verrast bij het krieken van de dag in de rug beschoten te worden uit de oude stellingen. Daar zijn de Duitsers. Ons personnel trekt ten aanval ; de officier eist de vijand op, zich over te geven. Twee mannen steken de armen omhoog, maar een derde is blijven liggen en schiet, met zijn mitraillette de officier dood.
Sedert zijn aanval bij dageraad werd de vijand versterkt door valschermspringers, die overal en vooral de vernieling van de transmissiemiddelen beogen : de aan de bommen ontsnapte draden worden doorgesneden. De op de loer liggende valschermspringers schieten op alles wat in hun bereik komt. Zo krijgt de commandant van de Cie 7c6 een kogel in het gelaat, en moet zich laten “achteruitvoeren”, nadat hij zijn commando had overgeveven aan een officier die kort daarop zelf gedood zal worden.

Op het einde van de morgen brengt de vijand, die de gevangenen aanvankelijk ten Oosten van het kanaal had afgevoerd, hen terug naar de schuilplaats M, waar ze aan onze vuren zijn blootgesteld. De vijand zet gevangenen uit op de randen van de brug, en zijn infanterie overschrijdt het kanaal tussen twee rijen gevangenen.
Alzo sneuvelen verscheidenen der onzen door Belgische kogels, die uit de zuidoostelijke flank Kessel komen.

Op het einde van de morgen van de 10 mei beschikt de vijand over een bruggenhoofd, 1000 m breed op 600 m diep. Al hebben we nog elementen van de CP van het I tot het Noorden van de heuvel van Montenaken, de vijand heeft zich stevig in al de dekkingen van Vroenhoven genesteld.
Het vijandelijk vliegwezen heeft het volstrekt meesterschap in het luchtruim : al wat verroert, wordt met bommen en mitrailleurvuur aangevallen.

Om u zelf een duidelijk beeld van de situatie te schetsen is het nodig het verdedigingsplan van de ondersector Vroenhoven bij de hand te hebben.
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

10 & 11 Mei 1940 – De Slag - vervolg

De vijand die uit de bruggen te Veldwezelt en Vroenhoven oprukt, valt de beide flanken van het Noordkwartier aan :

Het dalen van valschermspringers, na de aanval door de zweefvliegtuigen, werd niet tot het kwartier Vroenhoven beperkt : tussen 4 u 45 en 5 u 30 geschiedden landingen tussen de eerste en de tweede echelon, in het noorderlijk onderkwartier van de tweede echelon, achter de tweede echelon op de weg naar Tongeren, en diep binnen in de stelling.
Te 5 u 25 wordt het Noordkwartier overvlogen door een groot aantal vliegtuigen. Enige bommen vallen in het kwartier en in de omgeveing van de CP van het bataljon.
Te 7 u 30 komt er een einde aan het overvliegen en de valschermspringers dalen op de heuvel van Hees en naar de brug van Vroenhoven.
Te 8 u 20 seint het III° met de radio dat de bruggen te Veldwezelt en Vroenhoven in ’s vijands handen schijnen te zijn.
De CP van de middelondersector vraagt aan het Zuiderkwartier een verslag over de toestand aan de brug en bepaalt nader, te 9 u 04, met de radio : “Er u om ’t even hoe van te verzekeren of de brug opgeblazen is. Is ze in de macht van de vijand, ze heroveren en doen springen”. Deze radiotijding wordt door een bode bevestigd en te 9 u 15 in het I° ontvangen.
Op dat ogenblik valt het vijandelijk vliegwezen Lafeld aan, waar de CP / II° is gevestigd ; het centrum van de gemeente wordt vernietigd.
Te 10 u 10 komt in de CP van de middelondersector het radioverzoek van het I° toe om vuur E.34 bis te bekomen. Dit verzoek wordt aan de artillerie overgemaakt, en daar bedoeld vuur datgene is hetwelk in geval van “niet-springen” van de brug werd voorzien, was de ganse divisie te 10 u 12 ingelicht. Het vuur werd afgegeven.
Te 10 u 45 meldt het III°, per bulletin, aan de middelondersector, die bedoeld document eerst te 13u 05 ontvangt, dat de Noordcompagnie, welke de heuvel van Hees bezet, bij tussenpozen heftig wordt beschoten en dat bovendien, infanterie van op de brug te Veldwezelt deze compagnie bevuurt welek een aanval tegemoet ziet.
Een ander tegelijkertijd ontvangen bulletin bericht dat dezelfde compagnie, de enigste die nog in verbinding is met het bataljon, verscheidenen automatische wapens buiten gebruik heeft, vijftien mannen buiten gevecht in één peloton en dat de heuvel van Heest ononderbroken blijft beschoten.
De Cdt van het III° beveelt aan de Middencompagnie het Noorden te bewaken, en aan de Noordcompagnie, zelfs in geval van omsingeling, te weerstaan.
De commandant van de ondersector richt aan de commandant van het III° een boodschap waarin hij het aan te vragen artillerievuur in herinnering brengt en de D.L.O. bevel geeft de flankerende sectie te verwittigen, die uit eigen beweging moet vuren indien zij de vijandelijke infanterie bemerkt.
Te 15 uur ontvangt de Middelsector van de commandant van de tweede echelon (die te Lafeld is) een voorlichtingsbulletin van 14 u 10 luidend : “Voortdurende beschieting van het III/18 door vliegtuigen”.
Omstreeks 15 uur richt de vijandelijke infanterie zich benoorde de weg naar Tongeren, doorheen de vroegere gevechtsplaatsen van de 1° compagnie naar de wegvertakking Lafeld-Veldwezelt. De Cdt van de OS had, heel in ’t begin van de namiddag de Cdt van de Cie 47 doen nagaan of de Zuid-oostelijke flank van Kesselt door het luchtbombardement geteisterd was. Deze officier bracht verslag uit : de flank is ongedeerd, de wapens zijn ter plaatse. De vijand kon dus niet in groten getale vóór dit front defileren. Feitelijk, omstreeks 10 uur had de keuronderofficier, commandant van het buitenrangspeloton der 13° Cie, met twee onderofficieren en zes man zware verliezen toegebracht aan de bemanning van een zweeftoestel, een vijftiental man die de weg naar Lafeld naderden : de overlevenden trekken zich terug in de richting van het kanaal.
Omstreeks 15 uur hervatten de Duitsers hun poging, ditmaal met machtige groepen. Ze bewerkten het groepje mannen die hun het hoofd bieden, en te 16 u 30 wordt de chef van het buitenrangspeloton met twee mannen gevangen genomen vlak vóór de toegang van de weg naar Lafeld. De gegradueerde was zwaar door een geweerkogel en een granaatscherf gekwetst.
De beweging op Lafeld is de verdedigers van het Noordkwartier niet ontgaan.
Twee bulletins, het ene van 13 u 45, het andere van 13 u 50, worden aan de Cdt vn de OS gezonden, die ze eerst te 20 uur zal ontvangen. De bulletins vermelden : “Bombardement artillerie naar heuvel van Hees en weg Vroenhoven-Veldwezelt. De vijand bezet het terrein bezuiden de Zuidcompagnie. Ik geef bevel hem naar het kanaal terug te dringen. Ik hoor geweervuur in de richting heuvel Hees, die onmogelijk kan worden genaderd. Zal weldra zonder munitie zijn”. ....”Ik verneem van bode 10° Cie (Noord) dat de vijand de omgeveing van de brug te Veldwezelt bezet. Er werden omstreeks 13 uur rijtuigen opgemerkt”.
De vijand bleef ook aandringen langs de weg naar Tongeren. Een nieuwe aanval, omstreeks 11 uur door enige bijzonder doorbijtende elementen gevoerd, wordt door de CP / I° afgeslagen. De vijand hervat de beschieting met kanon en vliegtuig. Twaalf gegradueerden en verbindingssoldaten naar voor gestuurd, zijn niet teruggekomen : de vijandelijke valschermspringers versperren de weg tussen de CP / I° en de achterste stellingen van de eersten echelon.
Een volgende boodschap van 14:25 uur bereikt de Cdt van de OS te 20:20 uur :
“Zonder nieuws 1°, 2°, 3° Compagnies. CP verietigd. Alle verbindingen afgesneden. Zijn afgezonderd. Werden door detachementen valschermspringers aangevallen. Weerden aanval af. Zal alles in het werk stellen om verbinding met de compagnies te bekomen”.
Van 15 tot 16 uur bombarderen en mitrailleren de vliegtuigen de loopgraven van de CP / I°.
Te 16 uur bezetten vijandelijke elementen de hoeve van de CP en, uit de vensters op de verdiepingen van een villa aan de noordzijde van de weg, mitrailleren zij de verdedigers. Een vijandelijk kanon van 5c7 komt in actie. De CP is omsingeld. De geheime documenten worden vernietigd of verborgen.
Te 17 uur staakt de CP de weerstand, de munitie is op. De Duitse officier die de aanval heeft geleid, kijkt verbaasd slechts twintig verdedigers aan te treffen ; hij verklaart dat zijn compagnie vier en een half uur moest strijden om de CP te overwinnen.
De vijand bereikt dus wegpaal 96,200 op de weg van Tongeren te 17 uur, bijna tegelijkertijd als hij de toegang van de weg naar Lafeld aan wegpaal 96,200 op de weg van Veldwezelt bereikt.
Die toestand is natuurlijk de commandanten van de tweede echelon noch van de OS bekend. Laatstgenoemde zal hem eerst kunnen inzien te 20 uur, wanneer hij het bulletin van 13:45 van de commandant van het Noorkwartier ontvangt.
Wanneer een peloton van de Divisie-Wielrijderseskadron, dat met vier kanonnen 47 T 13 moet gesteund zijn, te 17:55 de commandant van de OS bericht dat de Cdt der Divisie het te Lafeld te zijner beschikking heeft gesteld, geeft de Cdt van de OS het pelotonshoofd het bevel in verbinding te treden met de Cdt van de tweede echelon en de Cdt van het Zuidkwartier, op wien de verantwoordelijkheid van de verdediging van de brug rust, ten einde volgens hun aanwijzingen de elementen te verjagen die op de westelijke kanaaloever vaste voet mochten gekregen hebben.
Er dient inderdaad opgemerkt dat het regiment vanwege het Zuidkwartier geen bericht ontving dat de brug verloren was en de 1° Cie verpletterd werd. Blijkens de inlichtingen welke een bode van het Zuidkwartier naar de Cdt van de tweede echelon bracht, is de brug gesprongen,maar zou de beschieting zware verliezen toegebracht hebben aan het bataljon te Vroenhoven, dat aan de tweede echelon versterkingen vraagt. De OS reageert dadelijk door te verbieden de tweede echelon te ontbloten en door de toestand onder de aandacht van de divisie te brengen, wat op een vraag om versterkingen neerkomt. Ook wordt het peloton van de Divisie-Wielrijderseskadron over Lafeld naar Vroenhoven gezonden.
Vooraleer de strijd aan te binden en wachtend op zijn kanonnen 47, doet de Commandant van het Wielrijderspemoton een verkenning in de richting van Vroenhoven, maar hij wordt gestuit door een hevig vuur uit de dekkingen en de huizen in de omgeving van de wegvertakking Lafeld-Vroenhoven. Het kost hem veel moeite zich los te werken en terug te keren naar Lafeld, waar hij op zijn kanonnen van 47 wacht. Dit peloton van T 13, op weg naar Lafeld, wordt opgemerkt door een waarnemingsvliegtuig, en enige ogenblikken later stelt een luchtaanval drie stukken buiten gebruik. Eén enkel kanon 47 geraakt te Lafeld.
De Cdt van de OS ontvangt te 20 uur een bulletin van 15 uur, gezonden door de Cdt van het Noordkwartier :
“De vijand heeft mijn Zuidcompagnie overvleugeld en bezet met zwakke elementen de weg Veldwezelt-Vroenhoven. Ik heb voorgeschreven hem te verjagen, maar ik kom munitie te kort. Ik word voortdurend door de artillerie en het vliegwezen bestookt. In front word ik niet bedeigd, maar wel in de richtingen N.O. en Z.O. (de vijand komt van de bruggen). Thand wordt de heuvel van Hees geweldig beschoten”.
De commandant van de OS schrijft te 20:05 aan het II° (ter kennisgeving aan de 7° D.I.) voor :
Onmiddellijk het Wielrijderspeloton en de T13 in te zetten tegen de elementen welke de commandant van het Noordkwartier heeft aangewezen.
Het Wielrijderspeloton trekt onder hevig vuur naar de wegvertakking. Het moet stoppen, door het vijandelijk vuur overheerst. De T13 komt in actie, vernietigt een door de vijand bezet huis aan de wegenknoop, maar de richter wordt zwaar gekwetst aan het oog, de sergeant aan het voorhoofd en de T13 moet achteruit. De vuuractie van het peloton is in zulke minderheid, dat het zich pijnlijk loswerkt om omstreks 20:24 uur terug te Lafeld te zijn.
Te 20:35 uur ontvangt de OS een inlichting van 19:15 uit het Noordkwartier : “Ik meen dat de heuvel van Hees bezet is. De Zuidcompagnie weerstaat”.
Te 21:40 uur brengt de Cdt van de OS, langs de inlichtingsofficier van het 18°, verslag uit over de toestand, aan de commandant van de divisie :
- De vijand benut de twee bruggen ;
- Er is strijd op de tweede echelon en de Cdt van de OS beschikt over niets om dat echelon te steunen ;
- Verbinding met de artillerie bestaat niet. De divisie zou ze op zijn best in actie stellen ;
- De verdediging van de CP is ingericht.
In werkelijkheid is de toestand veel erger.
De vijand, die de bruggen veroverd heeft en de linkerflank van het I° ingedeukt heeft, oefent drukking uit op de beide flanken van het III° en staat voor de tweede echelon. Is een front van 4,6 Km, achter een hindernis zoals de indrukwekkende kanaalgracht, normaal voor de eerste echelon welke uit twee bataljons bestaat, dan wordt hetzelfde front voor een enkel bataljon met zwakke verdedigingswerken en zonder hindernis, overdreven, des te meer daar bedoeld bataljon het peloton luchtdoelmitrailleurs aan de brug te Vroenhoven had geleverd, welk peloton er natuurlijk iet in gelaagd was terug te komen.
..... Toch bestaat de tweede echelon de 10°, te 21 uur : valschermspringers waarmede de 6° Cie (Noord) het aan de stok heeft, het vijandelijk contakt met de verdediging van Lafeld, zijn, althans niet onmiddellijk, onrustbarend voor de tweede echelon.
De aanval op dit echelon is tegen dageraad te verwachten.
Daar de vijand de brug te Vroenhoven echter te 5 uur overmeesterde, is hij op twaalf uren slechts 800 meter op de weg naar Tongeren, en 1100 meter op e weg naar Lafeld vooruitgekomen.
Terwijl de verdediging op het einde van de dag het tweede echelon steeds op zijn plaats waant, heeft de aanvaller hem op ’t einde van de namiddag krachtdadig aangetast.

We leren nu al dat :
- Er zeer slechte verbindingen waren tussen de eenheden onderling en zeker met het hoger echelon ;
- Er een hemelgroot gebrek aan munitie was ;
- De mortieren praktisch niet bruikbaar waren ;
- Er geen electrische ontsteking voorzien was aan de bruggen, onverklaarbaar, maar waar;
- Er geen sprake is van enige Geniesteun ter beschikking van de sectorcommandant ;
- Er geen adequate luchtverdediging aanwezig was op het terrein ;
- Geen enkele luchtsteun vanwege het Belgisch leger te bemerken viel ;
- De artilleriesteun voor de vernieling van de in handen gevallen bruggen nul was ;
- Men niet opgewassen was in materieel en manschappen tegen die overmacht van met zweefvliegtuigen gelandde strijders en parachutisten, die beter uitgerust, betere communicaties en bevoorradingen hadden ;
- Niettegenstaande dit alles er krijgshaftig verweer gebeurde en kleine groepen echte heldendaden verwezenlijkt hebben .... tot de laatste kogel gestreden hebben.
- De eerste dag van de oorlog er reeds oorlogsmisdaden gebeurden door de aanvaller : het gebruik van krijgsgevangenen als menselijk schild op de brug te Vroenhoven.
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

10 & 11 Mei 1940 – De aanval op het 2° echelon

De vijand valt het tweede echelon aan om zich een doortocht naar Tongeren te banen.

Daar hij op 12 uur tijd slechts 800 meter verder over de brug van Vroenhoven was gevorderd, in zijn rechterflank werd gehinderd door de vuren uit het zuidoostelijk front van Kesselt, en meer in ’t bijzonder door de vuren van de sectie Mi op 1100 meter benoorden de brug en die er uitzicht op heeft, zet de vijand op de baan Tongeren een aanval in om zijn in ’t begin van de dag verworven succes uit te buiten.
Van dageraad af was het tweede echelon in actie geweest : valschermspringers ten Noorden tegen de 6° Cie, bemanningen van zweefvliegtuigen en valschermspringers ten Zuiden tegen de 7° Cie.
Twee zweefvliegtuigen die vóór de 7° landden, worden met het kanon 47 bestookt. Het ene wordt vernietigd. De uitslag van het vuur op het andere, dat achter een haag is gevallen, kan niet worden nagegaan, daar de in verkenning gezonden patrouille het an de stok heeft met het vliegwezen.
De bombardementen sedert het aanbreken van de dag door het vliegwezen uitgevoerd, houden nu en dan op en beginnen dan weer. Ze duren 30 tot 45 minuten. In de tussentijd komen er verkenningsvliegtuigen over.
De telefoonverbindingen zijn afgesneden.
Op vier renboden in de morgen naar CP / II° gezonden, komt er één enkele terug.
Het kanon van 47 dat de weg verdedigt, het enigste kanon van het steunpunt van de compagnie, wordt door een luchtbombardement buiten gebruik gesteld.
Omstreeks 16 uur, artillerievuur op het steunpunt van de 7° Cie, 15 slagen van 150 komen terecht op het steunpunt vóór de compagnie ; het centrum van de valpunten ligt omstreeks wegpaal 95.
Omstreeks 18 uur wordt het vliegwezen bedrijviger, bombardeert en mitrailleert het zonder ophouden. Het rechter peloton, dat onbedekt op de Laefelderberg ligt, wordt meer in ’t bijzonder bevuurd.
Onder bescherming van die bombardementen welke het personeel verplichten zich in te kuilen, heeft de aanvaller veld gewonnen en de dekkingen op het kruispunt van wegpaal 95200 bereikt, in welke dekkingen hij geleidelijk is binnengedrongen.
Omstreeks 20 uur breekt en nieuwe geweldige luchtaanval los, terwijl het vuur van talrijke automatische wapens in de dekkingen wordt samengetrokken op het voorste steunpunt der compagnie.
Met mitraillet en handgranaat treedt de vijand op, gesteund door bombarderende en mitraillerende HEINKELS.
Het gelukt een vijandelijke groep doorheen het steunpunt te dringen en zelfs de CP van de compagnie voorbij te gaan :noodlotig gevolg van onze minderheid in het gevecht met handgranaten ; uitslag van de afschaffing van het slingeren met scherpe granaten in vredestijd.
De 7° compagnie wordt op haar linkerzijde voorbijgegaan, in t centrum doorboord.
Bij het vallen van de nacht werken de overblijvenden van de twee noordpelotons der compagnie zich pijnlijk los langs het Noorden van de baan, onder het vuur van de elementen die ze reeds bezetten.
Het Zuidpeloton, dat de beweging op zijn linkerzijde heeft ingezien, vuurt de ganse nacht in de richting van de baan. Het wordt de 11 mei tussen 4 uur en 04:30 uur op zijn stellingen omsingeld en gevangengenomen.
Omstreeks 23:30 uur bereiken twee Franse pantserauto’s het kruispunt naar Veldwezelt. Ze binden er de strijd aan : één van de pantserauto’s wordt buiten actie gesteld, de andere trekt zich terug omstreeks 00:30 uur en neemt zijn gekwetsten mee.
De 5° Cie (Lafeld) welke de avond van de 10° mei streed, een aanval afsloeg en sedert 03:30 een tijd bedaring had, wordt te 6 uur, door infanterie en pantsertuigen, plots in front en in flank bestormd. Te 06:15 wordt de compagniecommandant in zijn CP gevangen genomen.
Te 06:00 uur eveneens, wordt de 6° compagnie (Noord) aangevallen.
Het voorpeloton en de CP weerstaan wanhopig. De pelotonschef, aangemaand zich over te geven, weigert en sneuvelt heldhaftig (zie afzonderlijk verhaal). Te 8 uur is de CP van de compagnie omsingeld. De 1° Sergeant-Majoor der compagnie, tweemaal gekwetst, sneuvelt manmoedig. Te 08:30 eindigt de weerstand.
Omdat de baan van Tongeren, de 10° ’s avonds, ter hoogte van het tweede echelon bemeesterd, ’s nachts onder het vuur blijft van een peloton en eerst de 11°, bij dageraad door de vijand wordt ontzet ; de aanvaller moest 24 uren strijden om 2 Km vooruit te geraken, ondanks de ingezette verpletterende machtsmiddelen, ondanks het aanvankelijk welslagen van zijn aanval door zweefvliegtuigen, ondanks zijn geharde troepen en ofschoon de bruggen van Vroenhoven en Veldwezelt niet opgeblazen werden.
Laten we er aan herinneren dat onze fuseliers slechts over 60 patronen per man beschikten, terwijl de ouderen van 1914, te Luik, er 120 hadden !
Het op beide flanken bestormd Noordkwartier weerstaat hardnekkig.

De laatste weerstandselementen van de ondersector worden de eerste uren van de dag, de 11 mei, overrompeld.
De krachtinspaning van de aanvaller naar het tweede echelon toe, langs de baan van Tongeren, wordt bemoeilijkt door de aanwezigheid op zijn rechterflank, en op goede afstand, van de verdedigers in de zuidoostelijke randen van Kesselt. Ook oefent hij regelmatig drukking uit zowel in de richting van de baan van Tongeren, als naar Kesselt toe.

Op 10 mei, te 21:55 uur zendt de commandant van het Noordkwartier een bulletin (op 11 mei te 2 uur in de ondersector toegekomen) :
“ De Zuidcompagnie schiet niet meer. Een naar die compagnie gezonden verkenner zegt dat de vijand langs de zuid-oostelijke uitwegen van Kesselt ligt. Ik hoor uit het zuidwesten naar mij schieten. De 10° Cie (Noord) meldt mij dat een vijandelijke troep, één compagnie sterk, uit Veldwezelt komt en zuidwaarts oprukt ; dat hij een peloton op de baan inzet. Ik verneem tegelijkertijd dat dit peloton omsingeld is. Mijn stafpersoneel en enige opgenomen mannen bevinden zich gedeeltelijk naar het Westen, gedeeltelijk naar het Oosten gekeerd op de baan. Ik verneem daar even (22 uur) dat het middenpeloton van de zuidcompagnie een dwarsstelling bezet, rechts van de middencompagnie, naar het zuidoosten gekeerd. Ik zal u zolang mogelijk inlichtingen overmaken.
Kolonel, het III / 18 heeft zijn plicht gedaan”.

Te 23:32 uur, nieuw bulletin, eveneens op 11 mei te 2 uur in de ondersector toegekomen :
“Noordcompagnie : zonder nieuws van het linker voorpeloton ; rechter voorpeloton gedund, vervoegt zich bij het linkerachterpeloton, middencompagnie ; het achterpeloton ligt schrijlings op de baan, naar het Noorden gekeerd.
Middencompagnie : blijft een half voorpeloton met elementen van een peloton van de 9° Cie (zuidcompagnie). Twee achterpelotons blijven ter plaatse.
Zuidcompagnie : zou gevangen genomen zijn, geen contakt mogelijk ; ik dek mij zuidwaarts met mijn seiners”

De druk op de Zuidcompagnie, wier vuren hinderend waren voor de benutting van de brug, werd op het einde van de dag, door een vijandelijke opperofficier met de kijker gevolgd.
Te 23:30 werd de verdediging van het Noordkwartier dus teruggedrongen op de Middencompagnie.
En de uit Veldwezelt komende vijand heeft, sedert 21:55 uur het achterpeloton van de Noordcompagnie omvat dat, naar ’t Noorden gewend, post had gevat. Die overvleugelende beweging bedreigt de linkerzijde van het 2° echelon, 6° Cie, en verklaart het verslag van 23:45 uur van de commandant van die eenheid :
“Uiterst erge toestand. Zonder munitie. Wij lijden zware verliezen. Zijn met omsingeling bedreigd. Toch weerstaan ter plaatse in onze CP”.

Van de drie kanonnen 47 waarover de 6° Cie beschikte, werden er feitelijk twee buiten dienst gesteld door een hevige luchtaanval op Hees, op ’t einde van de namiddag. Eén enkele bom heeft zes mannen gedood en vier gekwetst.
De mening van de commandant van het Noordkwartier dat hij omsingeld was, strookt dus wel met de werkelijkheid.
Op 11 mei, omstreeks 7 uur ’s morgens, op het ogenblik dat het overblijvend peloton van de Noordcompagnie van het tweede echelon bezwijkt, ziet de commandant van het Noordkwartier de achterpelotons van de middencompagnie overrompeld worden, en omstreeks 07:30 uur neemt een vijandelijke pantserauto hem in zijn CP gevangen.
Omstreeks 7 uur eveneens, ziet de commandant van de rechtercompagnie van het Zuidkwartier de massa pantsers over Vroenhoven aanrollen ; vruchteloos zal hij pogen te ontkomen. De Rechtercompagnie had in de nacht van 10 op 11 mei het rechter voorpeloton van de middencompagnie opgenomen, terwijl het achterpeloton van dezelfde eenheid – peloton waarvan de chef gedood werd – overrompeld werd op 10 mei omstreeks 18:00 uur, kort na de val van de CP / I°.
Om 06:30 werd Lafeld ten Noorden en ten Zuiden voorbijgestoken door formaties pantsers , gevolgd door infanterie, die naar Riemst oprukten.
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

10 & 11 Mei 1940 – Op de CP van het 18° (Middensector)

De gebeurtenissen op de Commandopost (CP) van de Middensector in de nacht van 10 op 11 mei 1940, de terugtrekking van de CP op 12 mei.

Kolonel SBH DUEZ beschrijft nu de gebeurtenissen van beide dagen aan het front beleefd op zijn CP en de terugtrekking van zijn CP. Men merkt wel dat de originele tekst in het Frans opgesteld werd. Bepaalde zinssneden of uitdrukkingen zijn soms moeilijk te begrijpen en maken het noodzakelijk de originele Franse tekst ter beschikking te hebben, tekst die ik gelukkig heb. Maar om zo getrouw mogelijk bij de originele vertaling te blijven heb ik hem bijna integraal overgenomen, alleen waar echt nodig heb ik de tekst voor de duidelijkheid aangepast.

De bewegingen worden onzeker gemaakt door het volstrekt meesterschap in de lucht en de onverbiddelijke strijdlust, door het vijandelijk vliegwezen betuigd. Deze actie met die der valschermspringers gecombineerd, heeft de verbinding in de war gestuurd, de verplaatsingen van de renboden tot het uiterste vertraagd en het waarnemingsstelsel ontwricht.
Ze heeft de werking van de artillerie volledig verlamd : zo heeft de uitvoering van het vuur E 34 bis, door het Zuidkwartier gevraagd, – de brug was nog niet opgeblazen – tot gevolg gehad dat de batterij die het vuur moest afgeven, op twee en een halve minuut tot zwijgen werd gebracht !
De 10° mei, omstreeks 15:00 uur, komt een bom op de CP van de Middensector terecht en verbrijzelt de centrale der Transmissietroepen.
Het nadeel opgeleverd door de verbreking van de transmissies wordt omvangrijker, doordat een der eerste bommen, de 10°, de E.R.T.R.-post van de steungroep heeft vernietigd en doordat de CP van die groep niet bij deze van de Ondersector is gevestigd.
De artillerie zal slechts ’s nachts kunnen vuren, dat verklaart waarom de D.L.O. bevel ontving persoonlijk naar de groep te gaan om de verbinding eerst door E.R.T.P., daarna door draad opnieuw te verzekeren, en waarom de groep met aandrang werd verzocht de verbinding op het einde van de dag (17:00 uur) weer tot stand gebracht te hebben.
Wanneer er wordt gemeld dat de telefoonlijn hersteld is, wordt ze beproefd, maar reeds is ze stom !
Daardoor komt het dat de verbindingsofficier, gezonden om verslag uit te brengen over de toestand op het einde van de dag, aan de divisie zal vragen de steungroep zo goed als het kan aan te wenden ; aldus wordt die groep weer ingeschakeld in de gezamelijke actie tegen de bruggen.
De traagheid der transmissies blijkt sprekend uit het feit dat de Ondersector te 20:30 uur bericht ontvangt, dat de I / 14 A te 20:00 uur een vernietigingsvuur op de bruggen te Veldwezelt en Vroenhoven zal leggen! Van 20:15 uur tot 23:00 uur en in de laatste helft van de nacht tot vóór dageraad, buldert de ene artillerie tegen de andere op.
De naar de divisie gezonden inlichtingsofficier was onder meer belast met de boodschap : “Er is strijd op het tweede echelon. Zonder middelen om dat tweede echelon te steunen”.
De commandant van de Ondersector hoopte dat hij in de nacht één of meerdere verbindingsofficieren zou ontvangen hebben, die hem het aanrukken van versterkingen tegen dageraad komen berichten zijn. Hadden de Geallieerden niet aangekondigd dat, mocht België aangevallen worden, het antwoord “bliksemsnel” zou flitsen ?
Er was geen vertegenwoordiger van de divisie op de CP, hetgeen, gelet op de omstandigheden, geboden ware geweest.
De inlichtingen van 23:45 uur de 10° en van 02 uur de 11° mei toonden hoe erg de toestand was.
Groot was het ongeduld toen de inlichtingsofficier te 02:30 uur terugkomt met een bevel waarbij drie compagnies fuseliers ter beschikking van de Ondersector worden gesteld met de opdracht “hem van valschermspringers te zuiveren”.

Volgens de in de nacht ontvangen inlichtingen heeft de toestand zo geëvolueerd dat het mag gezegd, dat het tweede echelon niet meer veilig is. Ingerichte eenheden en valschermspringers bevnden zich tegenover ons. Dorpen, Hees waarschijnlijk, Kesselt stellig, moeten herwonnen worden. Het is zaak een tegenaanval in te zetten en door te drijven. Bij toepassing van de regel dat de tegenaanvalstroepen dienen geposteerd op een terreinlinie die men zeker is vóór de vijand te kunnen bezetten, beslist de commandant van de Ondersector de compagnies fuseliers te posteren op de dwarsstelling Rosmeer-Vlijtingen-Riempst, waardoor de artilleriestelling nog gedekt is.
Te 03:00 uur vertrekt de officier die het bevel naar de commandant van de versterking moet brengen drager van een kaart op het 20.000° met aanwijzing van de opstelling die vóór dageraad (05:00 uur) ten uitvoer moet zijn gebracht.

Te 03:45 meldt een bulletin van 02:55 van de commandant van het tweede echelon :

“Bij de 6° Cie biedt één enkel steunpunt (weg van Hees naar het Oosten) nog weerstand, het heeft veel gekwetsten en zal waarschijnlijk zonder munitie vallen”
“Te 01:00 uur worden de stellingen van de 7° Cie, de CP onder meer, door de vijand bezet. Ik vrees omsingeld te zijn, daar de 7° verdwenen is en de 6° er slecht voorstaat. Zonder nieuwe munitie weet ik niet hoe wij zullen standhouden. Wij zullen het onmogelijke doen”.

De commandant van de ondersector verheugt zich over de beslissing die hij te 03:00 uur trof. Het is gebiedend noodzakelijk dat er versterking komt. Zij zal maar juist tijdig op de gekozen lijn kunnen worden ingezet. De doorgang Vlijtingen-Riempst zal moeten worden verdedigd door het peloton verkenners en de sectie Mi van het 11° die van haar stelling ten N.O. van Vlijtingen dient teruggetrokken zodra de fuseliers van de 11° Cie de oostelijke toegangswegen naar dit dorp zal bezetten.

Maar te 04:14 komt de officier terug die de bevelen naar de commandant van het versterkingsbataljon is gaan brengen : Hij heeft de majoor niet gevonden, noch op de plaats door de divisie aangewezen, noch binnen een straal van 400 meter in de omgeving van het aangewezen punt.
De commandant van de Ondersector vindt de zaak zo buitengewoon, dat hij de officier oplegt schriftelijk rapport over zijn opdracht uit te brengen.
De gevolgtrekking is verblindend : de vijand is doorgebroken, doorgebroken bij ons weten, sedert 1 uur ’s morgens, zegge sedert langer dan DRIE uren en, terwijl wij hoopten hem een nieuwe versperring, weliswaar zwak, maar toch nog een beschutting voor de artillerie, in de weg te leggen, moeten wij vurig verwachttte versterking derven. De commandant van de Ondersector vraagt zich af wat hij nog vermag.
Het ergste is, dat de vijand sedert het midden van de nacht de weg naat Tongeren heeft overmeesterd. De tijd ontbreekt om te Riempst, bij het krieken van de dag een element, hoe zwak het ook zij, tegenover hem te stellen.
De 10 mei te 21:55 nam het III° afscheid. Het II° nam afscheid op 11 mei te 02:55. De chefs van de bataljons zijn beproefde frontsoldaten van 1914-18.

Ter plaatse in de CP weerstand bieden ? Zulks komt er op neer, een afgezonderd punt op een front van 4,6 Km te bezetten, wat zelfs de vijand niet zou verhinderen de straatweg Lafeld-Vlijtingen te bezigen. Dat zal de vijand niet vertragen, die ons zelfs links kan laten liggen.
En wat zal de divisiecommandant zeggen, hij die versterking heeft, in ieder geval reeds drie compagnies fuseliers die misschien door andere zullen worden gevolgd, indien de commandant van de ondersector lijdzaam in zijn CP blijft en er zich langzaam laat vangen ? Wie is zó aangewezen om versterkingen in te zetten, als de commandant van de Ondersector, die piekfijn op de hoogte is van de situatie en het terrein en zijn inrichting grondig kent ?
De gezamelijke actie in de Ondersector leiden is onbetwistbaar de eerste opdracht van de ondersectorcommandant. Op hem rust de taak de vijand vooreerst te betomen, en zo het Commando hem daartoe de nodige middelen verschaft, de tegenstaander terug te slaan.

De commandant van de Ondersector neemt te 04:30 uur (11 mei) de beslissing het personeel van zijn CP terug te trekken op ’s Heerenelderen, bestuursechelon van de CP, en een kleine omweg te maken om zelf even aan te lopen bij de divisiecommandant, ten einde hem op de hoogte van de toestand te stellen.

De beslissing de CP te verplaatsen om van elders anders uit de aangekondigde middelen nog te kunnen inzetten, was des te gegronder, daar het na de oorlog werd uitgemaakt dat de commandant der versterkingscompagnies zich in de streek bevond en dat een vergissing van de Staf der Divisie in de aanwijzing van de plaats van dien commandant, oorzaak was dat hij niet werd gevonden.

Had de Staf der Divisie die vergissing niet begaan, dan zou de dwarsstelling Rosmeer-Vlijtingen-Riempst door de versterkingscompagnies bezet geworden zijn, terwijl de CP van de Ondersector op zijn plaats te Vlijtingen ware gebleven.

Wij verlaten de CP te 05:00 uur, nadat de nodige maatregelen zijn getroffen.

De Ondersectorcommandant die de stelling van de I / 14 A doorschrijdt, stelt deze eenheid op haar hoede. Vervolgens wendt hij zich naar de ravitailleringsplaats om er bevel tot terugtrekken te geven. Hij richt zich dan zuidwaarts en, daar hij te 07:30 een vijandelijke groep heeft opgemerkt die ten Westen van Herderen naar Tongeren stapt, begeeft hij zich recht naar de CP van de 7° ID.
Het vijandig vliegwezen bewaakt de streek aandachtig : de opmars vordert zeer langzaam en het groepje is over meer dan één kilometer uitgerekt, wanneer de ondersectorcommandant in de divisie aankomt. Zijn eerste woorden tot de officieren, die hem tegemoetlopen, zijn : “Wij hebben de commandant van de versterkingen niet gevonden. Hebt u versterkingen?”. Het antwoord luidt ontkennend.
Door de commandant van de divisie ontvangen, zet de commandant van de Ondersector hem de toestand uiteen.
De Divisiecommandant vraagt : “Wat bent u voornemens ?”
Antwoord : “Ik heb de elementen van mijn CP naar ’s Heerenelderen gezonden, vanwaar ik meende te kunnen inzetten, hetgeen u me zoudt gegeven hebben”.
De geberaal raadpleegt zijn kaart, keurt de opstellingsplaats goed en zegt : “Met hetgeen u er hebt heengezonden en hetgeen daar zal terugkeren, zult u de noordoostelijke en oostelijke toegangswegen naar Tongeren, op de lijn Werm-Membruggen-Genoelselderen, verdedigen. Ik trek het Hoofdkwartier van de D.I. terug op Piringen.”

Bij gemis aan versterkingen kan er slechts kwestie van zijn, de vijandelijke vooruitgang zo goed mogelijk te vertragen door trachten terug te keren naar K.W. Terwijl de divisiecommandant naar het Legerkorps gaat, begeeft de commandant van het 18° Linieregiment zich naar ’s Heerenhelderen.
Hij kwam er aan, om 09:45 uur. Het dorp is leeg. Een burger zegt dat er reeds Duitse pantserwagens zijn doorgetrokken, die uit het Zuiden kwamen.
Omstreeks 11 uur wordt het vliegwezen zeer bedrijvig boven de weg Tongeren-Bilsen.
Ofwel hebben onze telefonisten-seingevers van het peloton verkenners, wachtensmoe (ze hadden het dorp omstreeks 07:30 / 8 uur moeten bereiken); zich teruggetrokken, ofwel werden zij uitengeslagen en wellicht door de pantsers gevangen genomen.
Het is klaarblijkelijk dat ’s Heernelderen vermeden wordt.
Er komt niets door. Aan verschillende zijden horen wij kogelvlagen uit automatische wapens ratelen. Valschermspringers strijken neer. Juist zoals de 10°, is het Duits vliegwezen beslist heer en meester, de ganse dag.
In feite werd, te 11 uur, juist toen het van de CP / 18° overblijvend groepje zich naar Wijngaard-Bossschen terugtrekt, een officier van de 4 Rav (IV / 18) met een of twee voertuigen gevangen genomen door een pantserwagen, aan het kasteel van ’s Heerenelderen, in het park waarin hij zich schuilhield, wat verklaart dat wij hem niet gezien hebben.
Ten Westen van Wijngaard-Bossschen, eerste ontmoeting met de Belgische gemotoriseerde troepen : een offcier van de Lansiers verklaart dat zijn troep noord-oostwaarts in contakt is gekomen.
Te 13:50 gaan wij een gemotoriseerd kanon van 47 voorbij, dat bij paal 17,600 op de weg Kerniel naar Gors-Opleeuw is geposteerd.
Te 14 uur, bij het kruispunt benoorden paal 17, verwittigen terugkerende burgers ons dat pantserwagens uit Borgloon op ons afrukken ; die wagens komen van achteren en tasten de verdediging in de rug aan.
Wij verbergen ons in een boomgaard. Enige ogenblikken later daagt een pantserwagen op en bekogeld ons terwijl een tweede pantserwagen het kanon 47 in de rug bestookt. Het personeel van dit stuk wordt gevangen genomen, eer het zelfs zijn wapen heeft kunnen omkeren.
Uitgestrekt in de boomgaard, op 30 m van een pantserwagen, tot de duisternis invalt, slagen wij er in omstreeks 20:45 te ontkomen. Onder begunstiging van een terreinplooi in de vijandelijke stelling, sluipen wij om de pantserwagens heen en omstreeks 23 uur overschrijden we de weg van Kerniel naar Kortessem, in het licht van de lantaarns van een op post geplaatst vijandelijk voertuig.
Dwars door de velden, ons richtend op de Poolster, geraken wij omstreeks 24 uur, te Wellen, en op 12 mei te 00:15 uur trekken wij, een tweede maal door de linies van onze gemotoriseerde troepen, die aan de Herk post hebben gevat.
Bij dageraad bereiken we Sint-Truiden, nadat wij op 24 uren 52 kilometer hebben afgelegd, waarvan 5 door veld en moeras, in de nacht.
Te 8 uur zijn we te Leuven.
Wij vervoegen er ons te 11 uur , op de Cesarsberg, bij de 7° D.I. : de hergroepering van de divisie, waarvoor Vilvoorde aanvankelijk was aangewezen, zal op de Heisel geschieden, waar wij te 13:30 uur aankomen (12 mei 1940).

Tot hier het relaas van de kolonel SBH DUEZ, de commandant van het 18° Linieregiment over de meidagen 1940, (10, 11 en 12 mei).
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

Meidagen 1940 – 18° Linieregiment

De verliezen

I. In de loop van 10 en 11 mei heeft het regiment zware verliezen geleden.

De verlofgangers en het personeel van de ravitailleringsplaatsen, hulp- en commandoposten, echelons voor levensmiddelen en bagages niet meegeteld, waren er ongeveer 2400 strijders op de gevechtsstellingen.

Wij hebben 156 doden en ongeveer 300 gekwetsten gehad.

Op iets meer dan 24 uren van de 10° omstreeks 04:30 uur tot de 11° omstreeks 07:00 uur, betaalt het regiment de zware tol van 20 % van zijn strijdende getalsterkte.

Wij hopen te Vroenhoven een gedenkplaat te kunnen aanbrengen, waarop de namen prijken van 156 helden die aan het Albertkanaal sneuvelden ; wij zouden aldus hun nagedachtenis eren en ter plaatse zelf waar zij hun offer brachten, de herinnering eraan bestendigen.

(Deze teksten werden genoteerd in 1946-47. Het monument ter herinnering aan de gesneuvelden werd er ondertussen geplaatst, niettegenstaande sommige tegenwerking van bepaalde groeperingen, maar dank zij het doorzettingsvermogen, eigen aan de oudstrijders van dat 18° Linieregiment die elk hun steentje hebben bijgedragen om dat monument te betalen. Een jaarlijkse “bedevaart” van de oudgedienden naar Vroenhoven vindt nog telkenjare plaats).

II. Volgens het Rode kruis te Maastricht zouden er over de 300 van onze gekwetsten aldaar verzorgd zijn.

De H.P. (medische hulppost, nu als HuP afgekort) van het I / 18° werd de 10° om 18:00 uur ingenomen en die van het II / 18° op 11 mei, te 06:30 uur.
Nopens de H.P. van het III/18° kwam geen enkele inlichting toe.
De H.P. van het I° en II° waren opgepropt met gekwetsten. Er kon geen nauwkeurige opgave van hun aantal verkregen worden.
De regiments H.P. was nabij het kruispunt van Vlijtingen gevestigd. Op verzoek van het Hoofd van de Gezondheidsdienst van het regiment werd er toegestaan de H.P. 200 meter te verleggen, mits op de vroegere plaats het nodige personeel te laten om de brancardiers de nieuwe H.P. aan te wijzen. De afvoer werd uiterst bemoeilijkt :
- over dag door de beschieting van al wat bewoog door het vijandelijk vliegwezen ;
- ’s nachts door de slechte staat van de wegen die, vooral op de kruispunten, door luchtbombardementen ondersteboven waren geworpen.
Er dient opgemerkt dat, zo de verzorging van de gekwetsten op het personeel onzer H.P. rustte, de afvoer de taak was van degene der tegenstanders die het terrein in zijn macht had : zulks verklaart de afvoer van onze gekwetsten naar Maastricht.

III. Toestand op 14 mei (na de hergroepering)

Getalsterkte :
Officieren : 19
Adjudanten : 9
Onderofficieren : 59
Korporaals en soldaten : 674 (waarvan ¾ verlofgangers zijn, dus zonder uitrusting en wapens).

Wapens :
Geweren : 133 – Mitrailleurgeweren : 3 – D.B.T. : 2 – Pistolen : 62 – Mitrailletten : 4.

Gerij :
Paarden : 20 – Caissons Mi : 6 – Keukenwagen : 1 – Keukenvolgwagen : 1
– Gevechtswagen : 1
– Autowagen : 1 – Wagens : 13
– Motorrijwielen : 10 – Zijspannen : 2
– Tractor : 1
Munitievoorziening 10 en 11 mei 1940.

Vóór de 10° werd de avitaillering driemaal gevraagd :
(avitaillering = aanvulling van de marsvoorraad om hem tot de gevechtsvoorraad op te voeren).
Eerst per telefoon
Dan schriftelijk
Opnieuw met de telefoon.
De 9°, eer hij met eendaagse permissie gaat, beveelt de korpscommandant een herinneringsschrijven op te stellen tegen dat hij terugkomt.
Luidens het alarmdossier moest het I.M.P. (Infanterie Munitiepeloton) anderhald uur na het alarm vier munitiecaissons naar her ravitailleringsoord van het regiment zenden. Ze zijn er nooit toegekomen. Op verzoek van de officier voor het materieel, vertrekt de oficier-werktuigkundige met een wagen op zoek naar het I.M.P. Dit laatste werd met bommen bestookt, zijn caissons zijn vernietigd. De corvée van het 18° laadt allerhande munitie op de wagen dien ze heeft meegebracht. Zij brengt ze naar het ravitailleringsoord dat niet meer op de plaatsen is welke het regiment dat ons in de Ondersector was voorafgegaan, voor de winter had gekozen.
In stede van een ravitailleringsoord, dat uit een kwartier per bataljon bestond, te vinden op overdekte plaatsen in schuren en loodsen, moest het in boomgaarden omheen de vroegere plaatsen gezocht worden.
(De originele Franse tekst luidt : « Au lieu d’emplacements à couvert dans les granges et les hangars, le L.Rav. qui comportait un quartier par bataillon, était réparti dans les vergers autour des anciens emplacements. »)
De 10° ‘s morgens, valt de vijand de oude standplaatsen met bommen aan (07:30 – 11:00 uur en 15:00 – 16 :15 uur). Hij merkt de verplaatsing eerst laat in de namiddag.
Te 12:30 komt de officier-werktuigkundige terug met een wagen munitie uit het I.M.P.
Te 18:30 aankomst uit Brussel, van een geladen wagen van nhet Autopeloton voor infanteriemunitie, begeleid door een officier van het Vervoerkorps (Luitenant Bernard).
Van 18:15 uur tot 19:30 uur wordt het ravitailleringsoord hevig aangevallen met bommen. Het laden en lossen kan evenwel doorgaan, en volgende wagens rijden weg :
20:15 uur – één geladen gevechtswagen van het I / 18°, begeleid door sergeant Keppens, van de 4° Cie;
20:25 uur – Twee geladen caissons van het II / 18°, begeleid door sergeant Kickens ;
20:35 uur – de met bommen voor mortieren 76 A geladen caissons der 15° Cie, begeleid door
sergeant De Mol.
In ’t begin van de namiddag waren al vertrokken :
12:45 uur – twee munitiewagens voor het II / 18° ;
13:00 uur – verscheidene wagens voor het I / 18° ;
13:15 uur – één wagen voor het III / 18°.
Maar tussen het ravitailleringsoord en de bataljonsechelons is het Duits vliegwezen heer en meester !
Te 21 uur wordt bevonden dat er in de omgeving van het ravitailleringsoord valschermspringers vertoeven : mitraillettevlagen, wagen van de officier-werktuigkundige door granaten buiten dienst gesteld.
De 11° om 01:00 uur is de toestand onhoudbaar geworden :paarden liggen met opengereten hals. Onze muzikanten zijn niet gewapend.
Het ravitailleringsoord word verplaatst en versterkt in twee colonnes (paarden- en motorvoertuigen), met al wat nog rollen kan, naar ’s Heerenelderen, waar het den 11° te 02:00 uur toekomt.
De bataljonscommandanten hadden aan de eenheden kleine hoeveelheden munitie bezorgd, die ze hadden afgenomen uit hun onderscheidenlijke commandopost. Anderdels hadden de eenheden uit de in kantonnement liggende ransels der verlofgangers de munitie dezer laatsten doen nemen.

Maar het staat vast dat deze kleine hoeveelheden munitie niet konden volstaan en dat het gebrek aan schietvoorraad voor de eenheden en ernstige hinder is geweest in het krachtdadig beleid van de verdediging : er moest zuinig omgegaan worden met de munitie die, ten andere, den 11° ’s morgens in sommige steunpunten ontbrak, terwijl het noodzakelijk ware geweest naar willekeur te vuren met de op de stelling zelf aangelegde schietvoorraad.
Herinneren wij er ons nog eens aan dat elke fuselier slechts over 60 patronen beschikte !

Proviandvoorziening :
De 9° hebben de eenheden hun leeftocht voor de 10° ontvangen, en bij het alarm blijven de keukenwagens in de kantonnementen om het voedsel voor de dag voor te bereiden en uit te delen. De kantonnementen zijn niet ver van de eenheden, waarvan sommige sommige in de dag de dozen vlees van het rantsoen reservelevensmiddelen doen halen. Het is zeker, anderdeels, dat er levensmiddelen ter plaatse kunnen worden gevonden.
’s Avonds (10°) moeten de keukenwagens terug naar het levensmiddelenechelon te Herderen, waar de proviandwagens reeds staan. Maar er zal geen voedselvoorziening zijn te Herderen, dat hevig wordt geschoten en de 11° ’s morgens de prooi der vlammen wordt.
De proviandsectie van het P.A.RA. zal den 10° en den 11° vergeefs wachten op het bevel naar Jesseren, divisiestation, te trekken om er voorraad op te doen.

Bagages :
De eenheden hadden een deel van hunbagagewagens moeten afstaan. Er was bepaald dat, bij alarm, de afgestane voertuigen zouden vervangen worden door wagens, die het Legercorps zou leveren. Daar dit gerij niet afkwam, hebben de eenheden getracht ter plaatse op te eisen, maar bij de eertse bommen hadden de eigenaars van wagens deze gebezigd om de beschoten gemeenten te ontvluchten.



Conclusies nopens de dagen van 10 en 11 mei 1940

In onderstaand hoofdstuk geeft de kolonel vij zijn mening van alles wat er verkeerd is gegaan de eerste dagen van de oorlog, maar ook er voor, de voorbereiding, de algemene toestand van het leger, de trekken lessen enz ... Diegenen onder u die ooit tot de Dekkingsstrijdkrachten te Kassel behoord hebben kunnen zich die tijd zeker in herinnering brengen, het Belgisch Leger had NIETS geleerd uit de Tweede wereldoorlog, vele fouten begaan voor 1940 werden gewoon na 1945 verder gezet. Gelukkig voor ons is het nooit tot een gewapend conflikt gekomen.
De kolonel laat zich ook uit over de, wat wij nu noemen : “bureauhengsten”, en men merkt zeer goed zijn afkeer voor deze groep, ook daar schijnt het heden ten dage niet veel veranderd te zijn, we hadden steeds “twee” legers, dat van de BSD(Belgische Strijdkrachten in Duitsland) met het 1(BE) Corps (de operationele troepen) en dat in België (met de bureaustrategen), waaronder wij, de “mannen van Duitsland” soms erg te lijden hadden.

Maar laten we hem zelf aan het woord voor zijn conclusies en beschouwingen :

1. Zijn de bruggen niet gesprongen, dan moet de oorzaak daarvan toegeschreven worden aan de schikkingen door het commando getroffen. (Het “commando” wordt op het echelon Grote Eenheid uitgeoefend. In ons leger dient onder “Grote Eenheid” verstaan : Divisie Legercorps).

Geen enkele bijzondere maatregel verhelpt het gebrek aan voorposten, noch ondervangt het bezwaar dat de Duitse grens in de nabijheid loopt van dit gevoelig strategisch punt : Tongeren, waar doorbraak de omsingeling van de ganse verdedigingsstelling Luik nasleept.
Niet alleen zijn er geen bijzonder voorzorgen genomen, maar er bestaat zelfs geen electrische ontsteking, terwijl een dergelijke inrichting wel is aangebracht op en hindernis zoals de Ourthe, in het binnenland !
De tweede dag na de aankomst van de 7° D.I. in de sector, gaat de commandant van de divisie ter plaatse de schikkingen na, die de vernielingen van de bruggen beogen.
Hij oordeelde dat die schikkingen onvoldoende waren.

De gebeurtenissen hebben het bewezen :
- de aanval van het vijandelijk vliegwezen op de kazerne der Grenswielrijdersenheden te Lanaken heeft het transmissiestelsel vernield van het bevel dat het Groot Hoofdkwartier van een vooruitgeschoven inlichtingscentrum moest geven ;
- het beel tot vernieling dat van het Legercorps over de Divisie uitganing, werd bij het 18° te 17:15 uur ontvangen, terwijl het bevel voor wezenlijk alarm te 00:16 uur was toegekomen.
- Indien het bevel tot vernieling samen met het alarmbevel was gegeven geworden, en het ware bepaald rechtvaardig geweest voor de sector van de 7° D.I., dan zouden de bruggen gesprongen zijn.
- Bovendien heeft het commando beschikt over VIER uren, van 00:16 uur tot 04:30 uur (begin van de aanval) om een speciaal bevel uit te vaardigen.
- Had er, tenslotte, een electrische ontsteking bestaan, dan zou de brug te Vroenhoven, ondanks de acties der zweefvliegtoestellen, gesprongen zijn op initiatief van de postoverste der grenswielrijderseenheden.
- Er is noch verraad, noch sabotage, noch schuld van de ter plaatse zijnde troepen geweest. De vijand gebruik makend van onze neutraliteit en van het gebrek aan doeltreffende maatregelen tegen de verspieding, heeft de door ons commando genomen schikkingen op zijn gemak kunnen bestudere en een aanvalsprocédé bijwerken om ze te verijdelen.
In 1918, te Socx, zei generaal Leman tot maarschalk Jacob dat de hachelijkste stond welke hij te Luik had beleefd, die was waarop hij, na zijn bevel tot uitvoering van vernieling om het schootsveld van de forten te ontruimen er zich aan verwachtte uit zijn commando ontheven te worden wegens het heftig protest van de burgerlijke overheden : “zodat ik werkelijk eerder een zucht van verlichting heb geslaakt wanneer ik de schending van onze grens heb vernomen.”.
Dàt is het werkelijk uitzicht van de fameuze bruggenkwestie.
“Tel est l’aspect véritable de la fameuse question des ponts”

2. Heeft het feit dat de bruggen niet gespronge zijn, een beslissende invloed op de latere verrichtingen uitgeoefend ?

De gezamelijke maatregelen door het commando getroffen, bezetting van de terreinsafscheidingen (de Herk, de Gete), hebben de vijand verhinderd zijn sprong van het Albertkanaal naar de Gete uit te voeren. Onze lichte troepen bezetten de Gete. De vijand heeft er geen slag geleverd : onze troepen konden zich op bevel terugtrekken, wat aantoont dat de voor de bezetting van de stelling K.W. overwogen schikkingen van dat ogenblik af genomen waren of op het punt stonden genomen te worden.
De dekking had bijgevolg haar opdracht vervuld : de vijand verplichten een machtige aanval in te zetten om door te breken, tot het uiterste weerstaan om de aanval te vertragen.
Het is evenwel niet betwistbaar dat de vijand het onmetelijk voordeel heeft gehad, op het einde van de morgen van de 10° mei, de uit de zweefvliegtoestellen ontscheepte bemanningen snel te kunnen versterken met infanterie die van begeleidingswapens was voorzien. Deze bemanningen waren door een machtig vliegwezen beschermd, doch zouden ’s nachts niet uitermate blootgesteld zijn geweest ?
Anderdeels zouden deze bemanningen, aan hun eigen middelen overgeleverd, hun bruggenhoofd niet hebben kunnen uitbreiden en op het einde van de dag, de 10°, het tweede verdedigingsechelon niet hebben kunnen aanvallen.
Deze verrichting, voor zover er tijdig over doorgangsmiddelen kon worden beschikt, ware eerst den 11° mogelijk geweest.
Indien de bruggen ernield waren geweest, zou de vijandelijke aanval onbetwistbaar vertraging hebben ondergaan.
Misschien afgeleid, indien het wegens de diepte van de kanaalgracht onmogelijk bleek veldbruggen te slaan ?
Reden te meer, zo de gracht een volstrekte hindernis werd, ook volstrekte zekerheid te hebben nopens de vernieling van de bruggen.

3. Het niet-vernielen van de bruggen stelde de tegenstander in de mogelijkheid sneller veld te winnen dan het commando het voorzien had : in de nacht van 10 op 11 mei trekt de 4° Div. Panzer over de bruggen te Vroenhoven en Veldwezelt en wordt zij door de 3° Div. Panzer gevolgd.

Deze beide divisies vormden het XVI° Pantserlegerkorps, twee Pantserdivisies op de tien waaruit het Duitse leger toen bestond, zijn over de bruggen te Vroenhoven en te Veldwezelt gekomen.

Deze snelle opmars had ernstige gevolgen :
- De massa van de infanterie en de artillerie van de 7° D.I. viel in ’s vijands handen, terwijl het commando, dat de stelling op het Albertkanaal als een dekkingsstelling beschouwde, voornemens was het bevel tot terugtrekken na 36 uren weerstand te geven ;
- De troepen in linie benoorden en bezuiden de bruggen bevonden zich in een hachelijke toestand en konden zich slechts uiterst verzwakt bij het gros van het leger vervoegen, wat had moeten vermeden worden, vermits het zaak was zoveel krachten mogelijk op de gevechtsstelling terug te brengen.

IV. De volkomen ontoereikendheid van de verdedgingsinrichtingen.

Trots de lessen van de veldtochen van 1914-1918, en 1939 in Polen, het schreeuwend gebrek aan munitie, het niet-vernielen van de bruggen zijn evenveel factoren die de duur van de weerstand op beslissende wijze hebben verminderd.
Daar het commando de verantwoordelijkheid voor deze toestand draagt is het niet te verklaren waarom het regiment de toelating niet heeft verkregen “Albertkanaal” op zijn vaandel te zetten ?
Zijn verliezen, 156 doden en meer dan 300 gekwetsten op 24 uren, zijn weerstand ter plaatse onder hopeloze omstandigheden zijn beslist hogere aanspraken dan die van eenheden welke een vermelding op hun vaandel bekomen, terwijl ze met de vijand slechts in contakt zijn geweest en op het bevel tot terugtrekken hebben kunnen wachten, daar er geen krachtige aanval tegen hen was ontketend.

Hier is de kolonel SBH DUEZ wel erg verbitterd, en volgens mij volledig ten rechte !

V. Het Commando heeft niet geloofd aan een aanval op het front van de 7° D.I.

Er werd overdreven bezuinigd op de middelen. De Infanteristen van het 18° Linieregiment moesten het bekopen ! Nu, trots alles hebben zij stand gehouden, zelfs dan wanneer hun minderheid aan het onwaarschijnlijke paalde.
Terwijl hun ouderen te Luik, in 1914; werden aangevallen door infanterie die hen van voren aangreep, terwijl hun ouderen de wezenlijken steun van de artillerie der forten mocht ervaren, zijn onze infanteristen, den 10n mei 1940, overal tegelijkertijd van vlakbij bestookt door in het gevecht geharde en uitmuntend bewapende troepen die, komend uit op de gevechtsplaatsen zelf landende zweeftoestellen, hen onder hun vuren verpletteren.
De aanval door de zweeftoestellen wordt voortgezet door de massa optredend en uiterst strijdlustig Vliegwezen, dat onverpoosd de weg baant voor de infanterie en de pantserwagens.
Arme Infanteristen ! Hem alleen worden bovenmenselijke taken gevraagd. Hem beoogt de kritiek dergenen die strijden van verre of die manoeuvreren.
Moet het dan immer gebeuren, om Marc Leclerc in het Voorwoord van “La passion de notre Frère le Poilu” na te spreken, dat zij die niets verricht hebben, het hoofd des te hoger opsteken, daar zij zichdieper hadden verscholen toen het gevaar vóór de deur stond ?

VI. Volgens het verdedigingsplan hadden de in Linie zijnde troepen tot opdracht ter plaatse te weerstaan tot het uiterste.

Het commando geeft zulk een bevel, hetzij om de tijd te hebben de versterkingen te verzamelen op een stelling achter de aanvalsstrook, tenzij om de versterkingen de tijd te laten naar de aangevallen stelling te snellen om ze te ontzetten, hetzij tenslotte om de vijand gedurende een gestelden tijd de toegang tot een bijzonder gevoelig punt of gebied te ontzeggen.

Het commando heeft echter tot plicht de met een dergelijke opdracht belaste troepen de stoffelijke middelen te bezorgen om te kunnen strijden onder niet overdreven omstandigheden van minderheid : zonder de middelen worden de bewuste troepen snel overrompeld en vallen zij in massa in ’s vijands handen, die over zulke feiten de grootste bazuin opsteekt ten einde het moreel van de verdediger te schokken.

Deze conclusie, van 11 mei af, klaarblijkend voor hen die strijden, wordt door de ganse Veldtocht van 1940 bevestigd. De Duitsers ondervinden het tot hun scha en schande in 1944 en 1945.

Zonder te zeer van het geschiedkundig overzicht vanhet Regiment af te wijken, mogen wij zeggen, hoe verbazend het ook kan zijn, dat de Tweede wereldoorlog, deze les in de Krijgskunde heeft bekrachtigd : wanneer men op het slagveld klaarblijkend het onderspit moet delven, is het in ’s vijands kaarten spelen niet te maoeuvreren om an de vernieling te ontkomen, ten einde later, onder gunstiger omstandigheden, de strijd opnieuw te kunnen aanbinden.

VII. Op ’t einde van dit hoofdstuk uiten wij een vurigen wens : dat diegenen die ons volgen eenmaal in de toestand niet verkeren, dien wij op 10 en 11 mei 1940 hebben beleefd.

« En terminant ce chapitre nous formons un ardent souhait : Que ceux qui nous suivent ne soient pas un jour placés dans la situation que nous avons vécue les 10 et 11 mai 1940 »

Wij hebben niet alleen het recht doch ook de plicht te vragen dat onze effectieven in zulke verhouding tot de begrotingsmiddelen zouden staan, dat ons leger, zo voor het verweer als voor de aanval, met moderne gevchtstuigen kan worden bedeeld.
Een stevige mobiele kleine macht gaat boven een onvoldoend uitgeruste en tot de nederlaag gedoemde massa.
Een Minister van Landsverdediging is geen tovenaar. Met de kredieten die wegens de achtereenvolgende begrotingsbesnoeiingen werden beperkt kan hij slechts en leger met beperkte effectieven behoorlijk inrichten. Dit leger zal ’s lands grondgebied slechts kunnen dekken in het bestek van de overeenkomsten met de grote buurstaten. Mogelok schenkt die oplossing geen algemene bevrediging, maar men moet in de feiten berusten.
In zulke kwestie moet het geweten der militaire oversten tot uiting komen. Dan nog moeten de oversten, om met gezag te spreken, gediend hebben te velde, het is te zeggen bij strijdende eenheden.
Hoe waar hij hier spreekt, een man naar mijn hart, maar weinig gevolgd door zijn “oversten”.
Al te dikwijls echter, in ons leger, hebben zij die zouden moeten kunnen spreken, slechts diensten te velde vervuld en heel bescheiden praktijk van het commando uitgeoefend.
Zij kiezen medewerkers van hun slag : de anderen zijn « hinderend ».

Dit euvel dient aan de kaak gesteld.

Eveneens dient aangeklaagd, de vrees voor de verantwoordelijkheid en de bekommernis zich schuil te houden achter reglementsbepalingen die praktisch immer in gebreke zijn op crisisogenblikken.

Dez geestesgesteldheid doodt het initiatief en baart sleur.

Wat er precies behoeft, is tegenwoordigheid van geest en moed. De formules mogen niet schematisch zijn. Zij moeten het mogelijk maken rekening te houden met de gebeurtenissen die de tegenstreven tot stand brengt.
Sedert lang is het gekend dat het welslagen hem toelacht die zich het snelst aan de toestand kan aanpassen.
Onze « voorspellers » vergeten al te dikwijls dat het oorlogsspel met zijn treeën wordt gespeeld. Zij stellen hun leerlingen binnenskamers op en bejegenen de vijand als een nulliteit, terwijl voor ons, Belgen, en in de huidige stand van zaken, de vijand is die het initiatief zal hebben.

Zo het hard valt immer als mikpunt te moeten dienen, is het in ieder geval onaannemelijk dat de verantwoordelijken voor het ontoereikende een twijfel laten bestaan, waaronder de strijder te lijden heeft : het is diep onrechtvaardig en het is een laagheid.

Juli 1947.


Maar hier is het verhaal van het roemrijke 18° Linieregiment nog niet ten einde, de oorlog gaat door, het regiment, of wat ervan overblijft hergroepeert zich en zet de strijd verder, trekt zich later terug naar Frankrijk :
“ Van de uitwegen van Maastricht tot aan de voet van de Pyreneeën “.
Wie meer wil weten over het vervolg kan altijd bij mij terecht voor een korte samenvatting.

Nog enkele inlichtingen over het 18° Linieregiment :

- De teksten van de kolonel SBH DUEZ dateren uit de periode van mei 1946 tot juli 1947
- Het schokkend verhaal van Adjudant Coppens is verschenen in het tijdschrift “het Leger – de Natie”
- Het dodental werd op 157 bepaald in plaats van de 156, vermeld in de memoires van de Kolonel SBH DUEZ. Het verlies aan krijgsgevangenen liep op tot 65 % van de getalsterkte.
- Op 15 mei 1949, had de plechtige inhuldiging plaats van het dodenherdenkingsmonument voor de gesneuvelden van het 18° Linieregiment te Vroenhoven. Dit monument werd bijna gans bekostigd door de giften van de overlevenden van het Regiment.
- Jaarlijks grijpen sindsdien in de maand mei herdenkingsplechtigheden plaats te Vroenhoven (Vroenhoven, Veldwezelt, Kesselt, Vlijtingen en het omliggende.
- Het is mijn bedoeling deze teksten ooit op internet te plaatsen, aangevuld met enkele foto’s, zodat ze toegankelijk zijn voor iedereen en een blijvende herinnering vormen en lessen zijn voor al onze nakomelingen.
- De Sergeant Crauwels, de postcommandant aan de brug te Vroenhoven van de sectie van het Grenswielrijderspeloton was zelf afkomstig uit Vroenhoven.
- Wie geluk heeft en iemand kent van het 18° Linieregiment kan misschien het boekje uitlenen door de kolonel SBH DUEZ geschreven en uitgegeven in 1975, ten behoeve van alle leden van de Verbroedering van het 18° Linieregiment, getiteld : “ Van de uitwegen van Maastricht tot aan de voet van de Pyreneeën , historisch overzicht betreffende het 18° Linieregiment”.


Roland Van Holdebeke
Adjudant-Majoor b.d.
Parijs, 17 februari 2003
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

WO II – Slotbeschouwingen van Kol SBH DUEZ

Om het even welke eenheid, zelfs gehard in de strijd, zou het op de 10° en 11° mei 1940, niet langer hebben kunnen houden dan de troepen van de 7° I.D., ten aanzien van de kracht van de aangewende middelen en van de nieuwe techniek van de aanvaller. Er is geen tactische verrassing geweest, daar het voorziene defensieve stelsel was opgesteld, maar er was wel een technische verrassing.

De aanvaller heeft noch het Vliegwezen, noch de Pantserwagens uitgevonden. Hij heeft hun gecoördineerde benutting op punt gesteld. In de plaats van een open infanterieaanval, gedekt door de artillerie – handelswijze die reeds in 1918 ouderwets was – heeft hij het voor een door vliegtuigen ondersteunde aanval met strijdwagens verkozen. Vandaar de vlugheid van die actie die, door de radiotelefonische verbinding in klare taal tussen pantsers en vliegtuigen, tot het uiterste werd opgedreven. De aanvaller neemt, daarenboven, wel acht, een weerstandsnest dat een kanon bezit, niet frontaal aan te vallen met pantsers. De strijdwagens vragen de hulp aan de vliegtuigen, en als deze komen, wijzen ze hun doel aan, door er lichtende kogels op af te schieten. Het incident is voorbij in minder tijd dan men het beschrijven kan.

Anderzijds, is het idee een doorbraakmacht te vormen door het gebruik van speciale troepen, ook niet nieuw, verre van daar.

Zo kan men bevestigen dat de macht van de vijand in grote mate de resultante was van de zwakte van de bondgenoten; de ganse veldslag van 1940 is er het bewijs van.

De gevolgen van het nijpend gebrek aan middelen en de overdreven uitspreiding over het terrein zijn, voor het 18° Linie, nog erger doordat de vijand komt over twee bruggen, Veldwezelt en Vroenhoven, en doordat het gewicht van deze dubbele actie de linkervleugel van het regiment inklemt, en deze door het defensieplan en door de zwakte, gedwongen is tot een passieve verdediging. Het regiment heeft een zware tol betaald !

Maar op geen enkel ogenblik werd zijn wil tot weerstand gebroken.
Noch de 11° mei, noch later.

Dat de dwarsstelling Rosmeer-Vlijtingen-Riemst de 11 mei, niet werd verdedigd, hing niet van hem af.

Waren de gebeurtenissen in Frankrijk, in de maand juni, niet zo beslissend geweest, dan had men het regiment, vanaf juli, kunnen herinzetten.

In juli 1940, richtte 1° Sergeant-majoor PAESMANS, ondanks het verbod van de bezettingsoverheid, een Vriendenkring op, met behulp van enkele verkleefde makkers, om hulp te bieden aan de oud-strijders van het regiment en aan hun families.
Deze Vriendenkring verschafte aan 1200 oud-strijders de gelegenheid kontakten met elkaar aan te knopen.

Het gevechtsorder van gans het kader werd in het geheim opnieuw opgesteld. De hogere overheid werd op de hoogte gebracht, en dit, op het ogenblik zelf dat ze gebruik kon maken van het volbrachte werk.

Inderdaad, het 18° had zo direct kunnen wederopgeroepen worden op het einde van de oorlog, opnieuw uitgerust, had ons leger opnieuw een grote slagvaardige eenheid kunnen hebben.

Maar het leger van 1940 had een slechte naam.
Er moest een nieuw leger, met een betere geest, met meer geestdrift worden opgericht !
Een groot veldheer heeft nochtans gezegd dat de geestdrift, op het slagveld, smelt als sneeuw onder de zon !
Wat men nodig heeft, is een diepe overtuiging, ondersteund door sterke materiele middelen. Indien het mogelijk is het publiek te verschalken, is het een andere zaak de vijand te bedriegen over de waarde van de legermacht waarover men beschikt.
De huidige manier van oorlogsvoeren laat niet meer toe – materiele steun en moreel principe moeten samen beschouwd worden – zoals eertijds, een minderwaardigheid in bewapening te verhelpen door het inzetten van een groot aantal manschappen. Het toepassen van deze moderne handelswijze ontwikkeld een zo grote kracht en gaat zo snel, dat de moedigste man spoedig verpletterd wordt.
Men heeft dus grote behoefte aan ernstige hulpmiddelen, en dat ogenblikkelijk.
Niets is duidelijker in dit opzicht, dan de ommekeer die zich heeft voorgedaan in de Angelsaksische landen, voor wat de opvatting van de nationale verdediging betreft.
Deze landen zijn ten huidige dage beschermd door een actief leger, opgesteld buiten het nationaal gebied, op de plaats zelf van het gevaar. Het is vanzelfsprekend dat deze legers over de nodige moderne middelen moeten beschikken.
De verdediging van het nationaal grondgebied zelf wordt verzekerd door de territoriale legers, gevormd door oud-strijders en door manschappen die hun actieve dienst achter de rug hebben. Deze organisatie beschermt het land : indien ze goed is opgevat, moet ze spionage en iedere actie van de vijfde colonne lam leggen. En dit is wel het minst dat de bevolking het recht heeft te eisen.

Indien een land, klein als het onze, een ononderbroken weerstand wil bieden aan een aanval te lande – wat een minimum aandeel is in de algemene inspanning voor het behoud van de vrede – mag het zich niet verschuilen achter een neutraliteit, die het volledig afzondert.

Er zijn overeenkomsten nodig, die aan het land ten minste één goed gekozen basis in het buitenland bezorgen, alsook twee verbindingslijnen naar die basis, met vervoermiddelen, en vooral een realistisch operatie-plan, dat rekening houdt met de omvang en de snelheid van de moderne oorlogsvoering.

Ofwel, moet men aan het land, in de algemene verdedigingsopstelling, een plaats aanwijzen, met de verzekering dat die niet zal beschouwd worden als een onbeduidend iets, maar wel als een deel van het geheel, dat als dusdanig voordeel trekt uit de steun, waarover de grote machten beschikken.

De tweede formule is beter aangepast aan de mogelijkheden en aan de waarschijnlijke evolutie van de organisatie van de Vrede. Maar het vaststellen van de ongetwijfeld zware lasten, zal niet meer alleen van ons afhangen.

Gans deze kwestie is een regeringszaak. De kamers moeten stelling nemen, want het is hun beslissing dat het budget en het jaarlijks contingent – met andere woorden : de waarde van ons militair apparaat – afhangen.

Daarvoor is tijd nodig : het is niet voldoende op het laatste ogenblik een krediet te stemmen voor het onontbeerlijk materieel.

Wat ook de aangewende middelen zijn, deze zullen slechts doeltreffend zijn indien ze gebruikt worden door vastberaden mensen die de sterke overtuiging hebben een rechtvaardige zaak te verdedigen.

Het is de taak van de ganse staat die overtuiging te vormen en te onderhouden

Mogen zij die ons land besturen de rechte weg vinden !

Wat ons betreft, we hebben in pijnlijke omstandigheden een zaak gediend die uiteindelijk heeft gezegevierd ; keren we ons naar de toekomst en plaats van naar het verleden.

Stellen we ons als taak : vechten, zelfs indien we er moeten onder lijden, opdat de volgende generatie, indien ze genoopt wordt ons land met de wapens te moeten verdedigen, niet zoals wij het slachtoffer zouden worden van een al te groot gebrek aan hulpmiddelen.

Juli 1947.










Aanhangsel 1

Aanmerkingen van de bevelhebber van het 18° Linieregiment
In zijn hoedanigheid van Stafbrevethouder.

De beoordelingen van dit geschiedkundig overzicht zijn gematigd, want de volgende punten werden niet, of ternauwernood aangeraakt :

1. Te acht uur ’s morgens beschikten de mitrailleuses, die de brug onder vuur hielden, niet meer over munitie, en er was geen opslagplaats op de stelling.

2. Het afnemen van elementen van het 2° echelon, heeft dit zeer verzwakt.
• Het peloton Mi tegen vliegtuigen werd vernield aan de brug
• Mi en FM waren in een kantonnement gebracht achter het front voor een cursus die door de divisie was ingericht. Het was de divisie die de bevelen had moeten geven om dit instructiecentrum te ontbinden, opdat de wapens terug op de gevechtsposten zouden kunnen komen op het alarm.

3. Het ganse provoostschap was de 11 mei ’s morgens verzameld onder beschuttingen, oostwaarts van de commandopost van de divisie ; dus onbenut.

4. De accumulatoren van het regiment waren de 9° mei teruggenomen. Dus geen radioverbinding tussen het regiment, de divisie en de aanpalende infanterieregimenten.

5. De aanwezigheid van vijandelijke agenten die de telefonische draden doorknippen en de afzonderlijke verbindingsmannen aanvallen. Ze doden ’s nachts de paarden van de Rav.

6. Onze motorestafetten zijn weerhouden op de divisie ; de verbinding moet ’ s nachts en te voet gedaan worden door officieren van de regimentsstaf (Verheust en Pladel).

7. Geen afgevaardigde van de divisie op de regimentsstaf.

8. De commandant van de steungroep was niet in de buurt van de Staf van de Ondersector, zoals reglementair voorzien ; verbinding te voet, dus uiterst traag.

9. ’s nachts onvoldoende tussenkomst van de artillerie, alhoewel legerkorps en divisie weten dat de vijand de bruggen benut. Daar ze overdag door het vliegwezen verhinderd werd in actie te treden, moest de artillerie dit ’s nachts inhalen. Het is slechts nu en dan dat men een schot hoorde (te lang en te Zuiden van de brug; geen observatie).






Aanhangsel 2

Antwoord aan
Histor. Legersectie
45/271 Brussel, 11 februari 1945
van 11-2-45


Kolonel S.B.H. DUEZ, Cdt van het 18°
Aan Kolonel S.B.H. Baron VERHAEGEN
Hoofd van de Historische Legersectie

Betreft : Militaire inlichtingen betreffende de veldtocht 1940.

Gelieve hieronder de antwoorden te vinden op de vragen, in uw in rand vermeld nummer.

1. Namen van de officieren van het steunpunt te Vroenhoven :
Kommandant VAN BENEDEN gesneuveld
Luitenant STEVENS
Luitenant VAN MALE DE STRAIN terug uit krijgsgevangenschap
O/luitenant DE POORTERE krijgsgevangen
2. Had de kommandant van het steunpunt het gezag om tussen te komen bij het opblazen van de brug ?
- NEEN
3. Had men u machtsoverdracht of recht op controle gegeven daaromtrent ?
- NEEN
Het ontstekingsorder moest komen hetzij van het Algemeen Hoofdkwartier (door tussenkomst van de CRA en de bevelhebber van de Grens-wielrijders-kommandant te Lanaken) hetzij door de bevelhebber van het 1° Legerkorps.
De gegradueerde van de Grenswielrijders, hoofd van de schuilplaats M, mocht het initiatief nemen de brug op te blazen , in geval pantsers probeerden over de brug te komen.
De post van de Grenswielrijders kwam eerst onder bevelen van de commandant van de Ondersector, na het vernielen van de brug. Deze schikking waren het voorwerp van een onderzoek ter plaatse, door de bevelhebber van de 7° I.D., de Infanteriecommandant 7° I.D. en mijzelf, de dag na ons aankomen in de sector.
Onmiddellijk werd, door een rapport van de 7° I.D. aan de commandant van het Eerste Legerkorps, advies uitgebracht dat aantoonde dat de voorgeschreven schikkingen van het Algemeen Hoofdkwartier niet van aard waren de vernieling van de brug te verzekeren.
De gebeurtenissen hebben dit bewezen :
- De aanval van het vijandelijk vliegwezen op de kazerne te Lanaken heeft het transmissiesysteem, dat het bevel van het Hoofdkwartier moest overbrengen vernield.
- Het bevel tot vernieling gegeven door de 7 I.D. werd ontvangen te 7u15, terwijl het bevel tot wezenlijk alarm ontvangen werd te 0u16.
- Voor mijn vertrek met verlof, de 9° mei had ik bevel gegeven aan Luit. Kol. DE MAN een ronde te doen naar de schuilplaats M, te 0u30, en deze officier was daar, als het alarmbevel toekwam. De laatste elementen Cointet werden geplaatst.
4. Ik heb het verdedigingsplan niet meer in mijn bezit, maar ik meen te mogen bevestigen dat alle voorgeschreven schikkingen voor de verdediging waren genomen te 3u45, ogenblik waarop volgend telefonisch bericht werd gezonden naar de Staf van de 7°I.D. :
« Eerste en Tweede echelons ter plaatse
Verbindingen met de artillerie verzekerd ».
Bijgevoegde schets geeft de verdeling van de krachten op het terrein.
Een gevechtsgroep, geplaatst op korte afstand aan de overzijde van de brug en voorzien van purperen vuurpijlen, moest het signaal geven in het geval dat de vijand naderbij kwam ; om dan, te Zuiden van de brug, met een vlot het kanaal over te steken, onder bescherming van schuilplaats A, en zo de stelling te vervoegen.
Daarenboven was een peloton Mi tegen vliegtuigen geplaatst te Zuiden van schuilplaats M. Na vernieling van de brug, moest dit peloton, dat afgenomen werd van het bataljon in tweede echelon, dit echelon vervoegen.
Normaal vuur van de artillerie was voorzien vóór de eerste echelon en in het bijzonder in de omgeving van de brug. Dit vuur werd afgegeven door I/20 A, de artillerie van het Legerkorps, een flankerende sectie te Montenaken en de kazematten Ma I en Ma II van het fort van Eben-Emaal.

Een speciaal vuur van I/20 A was voorzien in geval van een aanval zonder vernieling van de brug.

5. Sergeant Crauwels heeft gepoogd de brug op te blazen. Eén van zijn korporaals deed opmerken dat er geen pantsers op de brug waren ; doch de sergeant die drie officieren op de brug gezien had, maar die te dicht bij de schuilplaats waren om er tijdig met het 47-kanon te kunnen op schieten, legde vuur aan de twee Bickfort-wieken en, volgens de voorschriften, ging het personeel naar de benedenverdieping.

Maar zweefvliegtuigen waren neergekomen in het steunpunt : hun bemanning vernielde de twee gevechtsgroepen te Noorden van de weg met behulp van automatische wapens en granaten, gleed door de dekkingen langs de weg en viel de schuilplaats M in de rug aan. De fuseliermitrailleur, gelast met de verdediging van de achterzijde van de schuilplaats komt buiten, maar wordt neergeschoten.
Een hevige ontploffing doet de schuilplaats daveren, en deze wordt overweldigd door de vlammen.
Een diepe kuil op de plaats van het ontstekingsdispositief en de snelle wijze waarop de gebeurtenissen zich hebben afgespeeld, laten toe te zeggen dat de aanvaller een springlading heeft geworpen die dit dispositief heeft vernietigd ; daardoor werd, op het laatste ogenblik, het opblazen van de brug verijdeld.

Schuilplaats A (te Zuiden van de brug) en schuilplaats B (te Noorden) werden op dezelfde wijze achteraan met springladingen aangevallen.
Het grootste deel van de bemanning van deze schuilplaatsen is aan de vernietiging ontkomen omdat ze zich in de benedenverdieping bevond, en de vijand, overhaastig, na een lading te hebben geworpen, snel naar een ander objectief ijlde.
Indien men een elektrische ontsteking had voorzien, dan zou, ondanks het gebruik van zweeftoestellen, de brug opgeblazen zijn geworden.
Had men het vernielingsbevel gegeven aan de post M, vóór 4 u. 15, dan ware de brug gesprongen (eerste zweeftoestellen overvlogen de stelling rond 4 u. 20).

6. Wat betreft de reactie bij het vernemen dat de brug niet werd opgeblazen, zult ge al de nodige inlichtingen vinden in het velddagboek, in 1941 aan de Organisatie voor het Demobiliseren van het Leger overhandigd. Het buiten gebruikstellen van het ontstekingsstelsel van de schuilplaats, legde de verplichting op toevlucht te nemen tot een reservedispositief in de brugpijler van de naar ons gerichte oever; maar de vijand was in het bezit van beide oevers van het kanaal en hield deze onder hevig vuur, daarin gesteund door verpletterend en ononderbroken meesterschap van het luchtruim. Onze manschappen, uitgestrekt op een front van 4 Km en gedund door de landbouwverloven waren op één lijn opgesteld, m.a.w. zonder mogelijkheden tot doelmatige weerstand , door gemis aan reserves. Ze waren ternauwernood in voldoende aantal om het terrein te houden. De pogingen tot reageren werden verpletterd door het hevig vuur van de vijand, die verstoken was in de huizen, terwijl onze troepen ongedekt waren opgesteld, onderworpen aan de slagen van een waakzaam vliegwezen.

Kolonel S.B.H. DUEZ.








Aanhangsel 3.
Ik denk dat het ook van groot belang is een toespraak, gehouden door de kolonel SBH DUEZ, integraal op te nemen in dit geschiedkundig overzicht van het 18° Linieregiment, in het bijzonder op de gebeurtenissen op 10 en 11 mei 1940 op stelling aan het Albertkanaal. Na de oorlog heeft men getracht de schuld in de schoenen te schuiven van de 7° I.D. met in het bijzonder het 18° Linie, alhoewel, bewezen, de schuld veeleer te vinden was bij het Oppercommando van het Leger en bij de Belgische politiek.

Toespraak gehouden door de Korpsoverste van het 18°,
bij de inhuldiging van het gedenkteken te Vroenhoven
De 15° mei 1949.

Het herinvoeren van de verloftoelating, door de radio, de 9° mei 1940 ’s avonds, aangekondigd, had een atmosfeer van neutraliteit en optimisme geschapen, toen plots in de eerste minuten van de 10° mei, het algemeen alarm werd gegeven. (1)
Alle voorgeschreven schikkingen waren genomen reeds vóór het begin van de aanval. Maar het Opperbevel beschouwde de Kanaalgracht als een zo belangrijke hinderpaal dat het, op dit front, een besnoeiing van middelen had doorgevoerd die naderhand overdreven is gebleken. (2)
De divisie had de ontoereikendheid van de maatregelen voor het vernielen van de bruggen gesignaleerd (3)
De weerstandsorganisaties waren rudimentair. Ondanks drie aanvragen werd het regiment niet bevoorraad ; daardoor beschikten onze bedienaars van geweren en mitrailleurgeweren, slechts over de helft van de munitie voorzien bij het gevecht. Dit was des te erger, daar op de stelling, noch opslagplaats van levensmiddelen noch van munitie, bestond. (2)
Ik had de verdedigers er op attent gemaakt dat, om te lukken, een aanval alhier, bij verrassing zou moeten gebeuren en dat die misschien wel van de achterkant van de brug zou kunnen komen. (4)
Maar hoe dit zou gebeuren, kon men niet voorzien, zo niet ware het geen nieuw procédé geweest.
De aanval begint met een vlucht van zweeftoestellen die neerdalen op de gevechtsplaatsen zelf.
De verdedigers menen met laagtrekkende vliegtuigen te doen te hebben, schieten en melden weldra enige toestellen te hebben neergehaald en zelfs krijgsgevangenen te hebben genomen; wat een logenstraffing is van sommige insinuaties volgens dewelke de verdedigers zouden getwijfeld en geaarzeld hebben het vuur te openen.
Het is eveneens ongegrond te beweren – ter ontlasting van de Legerstaf die het geheel van de vernielingen centraliseerde – dat de orders voor het ontsteken van de brugvernielingen in ruime mate werden gedecentraliseerd. Wel integendeel !
Noch de bevelhebber van de divisie, noch de korpsoverste, noch de bataljons-, compagnie-, of pelotonscommandanten, die nochtans ter plaatse waren, hadden het recht bevelen te geven aan de Grenswielrijders die de schuilplaats aan de brug bezetten. Deze Grenswielrijders, steunend op de hun opgelegde voorschriften, weigerden elk bevel dat niet uitging van de Legerstaf of van het Legerkorps, door bemiddeling van de bevelhebber van de Grenswielrijderscompagnie te Lanaken.
De postoverste, een sergeant, (Sgt Crauwels), mocht echter de brug opblazen in geval pantsers de doorgang poogden te forceren.
Geen van deze gevallen doet zich voor. Nochtans, daar de sergeant, afkomstig uit Vroenhoven, Duitsers op de brug ziet, besluit hij deze op te blazen. (5)
Daartoe moet hij twee meter lange, traagbrandende Bickfordwieken aansteken. Maar, vooraleer de vlam het gewenste punt bereikt, werpen de Duitsers een springlading in de schuilplaats en vernielen alzo de ontstekingsinrichting. (6)

De brug springt niet !

Het was een grove fout van de verantwoordelijke overheid geen elektrische ontsteking te hebben voorzien, als men weet dat voor de secondaire hindernissen in het binnenland, wel met een dergelijk systeem werd uitgerust. (7)
Het initiatief van de sergeant zou de Duitsers belet hebben het voordeel uit te baten dat ze verhoopten door het gebruik van hun zweefvliegtuigen. Ze zouden een tegenslag geboekt hebben, die aan de eerste oorlogsdagen een gans andere wending zou hebben gegeven.
De aanval met zweeftoestellen wordt aangevuld door de luchtmacht die de dorpen en elke gevechtstelling, die niet in ’s vijands handen is, in duikvlucht met bommen aanvalt.
Om deze Stuka’s te bevechten beschikt de verdediging slechts over de Maxim-mitrailleuses, daterend uit de oorlog 1914-18, over lichte machinegeweren, waarvan de kenmerken dezelfde zijn als deze van 1914-1918, en over het geweer, repetitiewapen zoals het model 89.
De vijandelijke luchtmacht, meester in het luchtruim, is zo groot in getal, dat ze straffeloos de geïsoleerde durft aan te vallen, die om zich te verplaatsen, van dekking tot dekking moeten lopen. (8), (9)
De verdediging is dus genoopt te strijden in een niet te beschrijven minderwaardigheids-omstandigheden. Ze wordt onophoudelijk bestookt met bommen en is aan de grond genageld.
Niettemin volbracht ze haar zending. Alhoewel de brug niet werd opgeblazen en spijts de ontoereikendheid van de defensieve organisaties en van de munitievoorraad, zal de vijand, die nochtans het voordeel van een materiele overmacht heeft en over sterke pantsers beschikt, nog vermeerderd door het feit dat zijn troepen in de strijd gehard zijn, slechts 800 m vorderen in 12 uren. Hij zal in het totaal 24 uren nodig hebben om 2 km vooruit te komen.
Maar op dit ogenblik, de 11° mei te 5 uur, levert hij een samengebundelde inspanning van de luchtmacht met een pantserdivisie. Wat overblijft van het regiment wordt overweldigd. (10)
Het is ook met recht dat op de 15° mei 1940 de 7° Infanteriedivisie aan het dagorden van het Leger vermeld wordt. Maar het is te betreuren dat deze citatie, in tegenstrijd met de traditie van 14-18, er niet aan toevoegt dat het woord «Albertkanaal» op het regimentsvaandel mag prijken.

WIJ waren er nochtans !

Het gedenkteken dat we vandaag onthullen geeft er getuigenis van. Het brengt hulde aan de oud-strijders van het 18°, aan hen die op de 10° mei 1940, ’s morgens vroeg, de eerste grote schok ontvingen en hun leven offerden voor de verdediging van hun haard, van onze nationale instellingen, van de vrijheid.
Het gedenkteken is eveneens een hartverscheurende getuigenis van de echtheid van wat hier gebeurde.

Het is tenslotte een waarschuwing ; we hebben, in geweten, de plicht te vragen dat ons leger, geroepen om ons te verdedigen, in bezit zij van en bewapening, gelijkwaardig aan deze van de gebeurlijke aanvaller.

Zonder protest iets anders aannemen, zou fout zijn : zij die we vandaag eren en die ons hun zonen nalieten, zouden ons het verwijt doen aan onze plicht tegenover de komende generaties, te kort te schieten.



Hieronder mijn persoonlijke opmerkingen :
(1) Onvoorstelbaar hoe de politiek (regering) die dit beslissen kon en de Hogere legerleiding die het toeliet, zich zo kon vergissen in het dreigende gevaar van een inval in België en meer dan 1/3 van zijn troepen in de eerste lijnen met landbouwverlof stuurde.
(2) Absolute verkeerde interpretatie van de Hoogste legerleiding, met recht door de Kolonel ergens met de naam voorzien van bureel ........
(3) Zoals naar gewoonte, het Hoger commando legt de adviezen van de divisie naast zich neer. Het is nochtans een deugd zijn ongelijk toe te geven en zorgt zelfs voor het nodige respect bij zijn ondergeschikten.
(4) Ook hier valt het woord van de kolonel in dovemansoren, hij zou, spijtig genoeg voor de vele slachtoffer,s gelijk krijgen.
(5) Onbegrijpelijk voor mij is, dat de Staf van het Legerkorps geen Verkenningstroepen had uitgezet op de “vijandelijke” of oostelijke oever van het Albertkanaal. Het is de sergeant in zijn schuilplaats M die als eerste bemerkt dat er zich vijanden OP de brug bevinden.
(6) Als we dat omrekenen op de huidige “trage lont”, die misschien wel iets sneller brandt : 1 cm / seconde, dan komen we aan de ongelooflijke tijd van 200 seconden of 3 minuten en 33 seconden of meer, alvorens de tussenlading bereikt wordt ! De kracht van de ontploffing van de vijandelijke granaat heeft de pyrotechnische aanzetting weggeblazen en daardoor de uitwerking gestopt. Dat was een staaltje van precisie en kwam werkelijk op het juiste ogenblik. Eens de tussenlading bereikt was deze gesprongen en was de brug waarschijnlijk ook de lucht ingegaan.
(7) Inderdaad, een elektrische ontsteking had meteen de brug doen springen, ze wordt immers tezamen met de pyrotechtnische ontsteking in werking gesteld. Zoals we elders anders lazen, was er een reserve ontsteking voorzien, in de eerste pijler, plaats die ontoegankelijk was, dus ook verkeerd gekozen.
(8) Dergelijke belangrijke objectieven als bruggen, moeten steeds beschermd worden door afdoend luchtafweergeschut. Het ZWAKKE punt bij het Belgisch Leger, niet enkel in 1940, maar nu nog steeds, buiten de Mi .50, beschikken de eenheden over geen luchtafweergeschut. Het huidige 14 A alleen kan niet veel uitvoeren ter bescherming van gans het Leger.
(9) Bezat het Belgisch leger dan geen eigen Luchtmacht om tussen te komen en de grondtroepen te steunen? Er waren nochtans vliegvelden in de omgeving genoeg! Zoals reeds eerder vermeld, had de vijandelijke spionage de vrije hand gehad en hadden zijn agenten grondig werk verricht : het Duits aanvallend leger en luchtmacht wisten verduiveld goed waar de opstellingsplaatsen waren en hoe de verdediging in mekaar zat.
(10) Pantsers ? Daar had de regering of het Oppercommando van het leger nog nooit horen van spreken, er waren geen antitankwapens of althans niet in voldoende aantal in het Belgisch Leger. Objectieven als bruggen moeten speciale bescherming genieten met degelijke antitankwapens. Men heeft na 1940 echter niet veel geleerd, tientallen jaren dacht men dat een fuselier een pantserdivisie ging tegenhouden met zijn energagranaat. Wie onder u er ooit mee gevuurd heeft weet dat dit niet zo eenvoudig zou geweest zijn, in volle gevecht rechtstaande of geknield vuren op een tank die al tot op minder dan 75 m genaderd moest zijn wou men enig doel treffen. En wat met de schiettraining ? Te duur om met echte granaten te oefenen, dus ..... geen training.



Op 12 september 1964 komt de kolonel heftig tussen bij de hoofdredactie van een krant, naar aanleiding van commentaar in de politieke kroniek van deze krant, rond het verschijnen van een boek in 1964, waarin de 7° Infanteriedivisie in een slecht daglicht wordt gesteld en de schuld van de desolate toestand aan het Albertkanaal in de schoenen wordt geschoven.
Hier geef ik slechts enkele uittreksels, de kolonel DUEZ heeft een volledig historisch overzicht van 48 Blz. aan de krant overgemaakt. Hij vernoemt echter nergens de naam van de hoofdredacteur noch de naam van de krant (is weggelaten op het getypt exemplaar, vermoedelijk op het origineel met de hand geschreven, zoals gebruikelijk voor de aanhef en de beleefdheidsformule).

Hieronder enkele uittreksels van zijn brief :

.../...
Het doel van dit historisch overzicht was, een op documenten gesteund relaas op te maken, over de gebeurtenissen van mei, juni, juli en augustus 1940. De beoordelingen er van zijn gematigd en bleven zoveel mogelijk in het kader van het regiment.
.../...
Bij de inhuldiging van het gedenkteken ter gedachtenis van hun gesneuvelden, heb ik in een toespraak de feiten terechtgezet, en dit in aanwezigheid van officiële personaliteiten en van vertegenwoordigers van de pers.
.../...
Het is niet aan mij de verdediging op te nemen van het Legercommando ; ik meen nochtans de aandacht te mogen trekken op het feit dat het niet het leger was dat de verantwoordelijkheid droeg van de neutraliteitsverklaring en van de mythe van en verdediging aan de grens.

Deze twee politieke beslissingen hadden voor gevolg een overdreven verspreiding over verschillende honderden kilometer langs onze grenzen, zodat men, verplicht overal te zijn, tenslotte nergens was. De openbare mening, op het dwaalspoor gebracht door de mythe van de verdediging op de grens zelf, werd natuurlijk sterk teleurgesteld door de gebeurtenissen van de 10° mei. Maar we mogen niet vergeten dat in 1918, troepen die nochtans in de strijd gehard waren en beschikten over sterke stellingen, niettemin overrompeld werden.
Anderzijds wordt de militaire overheid vaak sterk gehinderd door de zorg geen schade toe te brengen aan de burgerbevolking (zie : bruggenkwestie) als ze bepaalde schikkingen zou willen nemen.
.../...

Uittreksel uit de toespraak van de Cdt PLATEL ter gelegenheid van de 20° verjaardag van de inhuldiging van het monument der gesneuvelden van het 18° te Vroenhoven :

Uw korpsoverste, die tot zijn grote spijt verhinderd is hier persoonlijk aanwezig te zijn, heeft me gelast u hier zijn groet te brengen. Met de diepste waardering buigt hij neer voor hen, die hun leven hebben geofferd in gevechten waarin we, als gevolg van politieke dwalingen, in een jammerlijke minderwaardigheid verkeerden.

Weet allen dat uw korpsoverste, zoals hij het in het verleden zonder ophouden heeft gedaan, tot zijn laatste levensadem de verdediging zal opnemen van allen die op 10 en 11 mei 1940 hun zending van opoffering zo moedig hebben volbracht.

De Verbroedering van het 18° Linieregiment was één hechte groep van oud-strijders, heeft een grote bloei gekend en heeft of had veel onderafdelingen in de provincies Oost- en West-Vlaanderen. Gezien de ouderdom van deze oud-strijders, is het ledenaantal sterk afgenomen de laatste jaren, maar wie nog enigszins kan, neemt nog elk jaar deel aan de herdenkingsplechtigheden in de maand mei te Vroenhoven en omgeving.
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

WO II – 18° Linieregiment
En de hergroepering van de 7° Infanterie Divisie


Korte samenvatting van wat de commandant van het 18° Linieregiment heeft kunnen recupereren van zijn regiment na de terugtocht van het Albertkanaal tot achter de lijn K.-W.

Toestand op 14 mei
Getalsterkte :
Officieren : 19
Adjudanten : 9
Onderofficieren : 59
Korporaals en soldaten : 674 (waarvan ¾ verlofgangers zijn, dus zonder uitrusting en wapens).

Nemen we de volle getalsterkte van het regiment : 3500 mannen, - 157 doden, - 300 gekwetsten, dan ontbreken er niet minder dan 2282 manschappen of 65 %, deze zijn gevangen genomen op de stellingen aan het Albertkanaal of sommige nog ronddolend in kleine groepjes ergens tussen de lijnen.

Wapens :
Geweren : 133 – Mitrailleurgeweren : 3 – D.B.T. : 2 – Pistolen : 62 – Mitrailletten : 4.

Gerij :
– Paarden : 20 – Caissons Mi : 6 – Keukenwagen : 1 – Keukenvolgwagen : 1
– Gevechtswagen : 1
– Autowagen : 1 – Wagens : 13
– Motorrijwielen : 10 – Zijspannen : 2
– Tractor : 1

De hergroepering van de 7° Infanteriedivisie
Hier kan ik niet meer op de oorspronkelijk Franse tekst teruggrijpen en neem ik de Nederlandse tekst integraal over, sommige uitdrukkingen klinken dus iets onbekend of vreemd, maar om de zin niet te schenden en de gedachtegang van de Kolonel SBH DUEZ volledig weer te geven, heb ik de teksten integraal overgenomen, zoals gebruikelijk zijn mijn persoonlijke opmerkingen of verduidelijkingen cursief weergegeven.

De weg van Leuven naar Brussel kruist de K.-W.-stelling en het aanzien van deze stelling verwekt heel wat hoop. De Britse troepen zijn er reeds opgesteld en hun talrijke versterkingen zijn op komst.
Het 9° Linieregiment zag in 1914, de eerste geallieerde troepen slechts na twee maanden oorlog, in oktober, in de omgeving van Brugge. Ditmaal zal het hart van het land sterk verdedigd worden. De dekking heeft haar taak volbracht.

Maar wat blijft er over van het Regiment ? En van de Divisie ?

Een zeer snelle reorganisatie is dringend nodig. We ondergingen een harde slag. Dat gebeurt wel meer in oorlogstijd. In maart 1918 kwam een Britse divisie terug van het front aan de Somme en was gesmolten tot 600 geweren; het werd terug ingezet in de sector Ieper, te Polygon Wood, om een ongedeerde divisie vrij te maken en naar het slagveld te zenden.

Wat blijft er ons nog over ?

In de regimentaire parken en opslagplaatsen is er niets meer.

Heeft het commando een reserve aan materieel, uitrusting, en bewapening kunnen samenbrengen, sedert de mobilisatie van 1939 ? Of zullen we enkel beschikken over de versterkings- en onderrichtingsbataljons ?

Diegem, Vilvoorde, de Heisel worden beurtelings aangeduid als centra voor het hergroeperen van de Divisie. Een verzameloord voor de geïsoleerden is voorzien te Grimbergen en een ander is in werking op de Heisel.

Van zodra het Algemeen Hoofdkwartier de standplaatsen voor de eenheden heeft bekend gemaakt, stelt de Divisie de lijst op van de kantonnementen.


Naarmate ze aankomen worden geïsoleerden naar de eenheden gezonden :

Hoofdkwartier 7° I.D., provoostschap, Wielrijderseskadron Heisel
2° Regiment Carabiniers Neder-over-Heembeek
18° Linieregiment Laken (ten N. Van de spoorweg)
2° Regiment Grenadiers Jette
Transportkorps – Rav Cie – Intendance Wemmel
20 A Gehucht Bos
Genie (o.a. 6 Gn Bn) Mutsaert
Reparatie atelier voor voertuigen Asse
Transmissietroepen – Compagnies 47 Strombeek-Bever

Door de divisiecommandant belast met organisatie van de hergroepering van de 7° I.D., is de bevelhebber van het 18° Linie zeer verbaasd deze opdracht te ontvangen; deze is toch de taak van de Divisiestaf. Hij vat echter het werk aan en bezoekt de 13° en 14° mei de kantonnementen.

Reeds de 13° mei ’s avonds, blijkt het dat slechts, enkele groepjes van de elementen die zich op de steunpunten bevonden, terugkwamen, en dat het grootste gedeelte der manschappen bestaat uit verlofgangers, waarvan de uitrusting en de wapens in de kantonnementen zijn gebleven.
Het 20 A heeft meer één stuk en een vijftal vrachtwagens kunnen redden. Er bestaat een kern in elke eenheid. De diensten zijn in staat te functioneren.

De 7° I.D. werd dus niet totaal vernietigd.

De 14° mei worden onderrichtingen gegeven voor de hergroepering van de infanterie-eenheden.

De 15° mei, ’s morgens, krijgen de divisiecommandant en de infanteriecommandant van de divisie nieuwe commando’s. Ze verdelen het personeel van de Staf onder elkaar, en de bevelhebber van het 18° Linie, gans alleen, wordt gelast met het verplaatsen van de divisie naar de Westoever van de Dender. Nu begrijpt hij waarom hem de hergroepering van de divisie werd opgedragen.
Dat WAAROM, wat hij denkt, geeft de kolonel DUEZ spijtig genoeg niet op en het zal nooit duidelijk worden.

Het bevel wordt ontvangen op 15 mei om 11:15 uur.

Reeds om 12:35 uur : de beweging van de troepen is georganiseerd, de eerste mondelinge bevelen gegeven.
De Infanterieregimenten zullen hun vertrekpunt (begin van de Keizer Karel- en Wemellaan) voorbij gaan tussen 21 en 22 uur.
Het is niet zonder hartbeklemming dat het 18°, dat Ganshoren verliet in september 1939 om naar het Oosten op te rukken, deze gemeente weer moet verlaten, deze maal naar het Westen.
Maar er is zo veel te doen om, wat overblijft van de divisie samen te houden, dat er geen tijd overblijft om na te gaan wat men voelt.
Het Wielrijderseskadron, het Provoostschap, het Installatiepersoneel, gaan de Infanterie vóór.
De gemotoriseerde elementen verplaatsen zich ’s nachts.
De 16° mei, ’s morgens, is de divisie (toch ongeveer 3500 man = dus geslonken tot de sterkte van één regiment) verzameld ten Westen van de Dender :

Te Wanzele : het 2° Regiment Karabiniers
Smetlede : het 2° Regiment Grenadiers
Serskamp : het 18° Linieregiment
Heibrug : de compagnies 47
Boskant : Provoostschap, Geniebataljon, Transmissietroepen
Burst : 20 A, Vervoerkorps, Intendance
Lede : Wielrijderseskadron en de Geneeskundige Compagnie

In etappen van 35 tot 40 km bereiken de troepen hun kantonnementen (inderdaad, de infanterie ging toen nog overal heen TE VOET); maar nauwelijks aangekomen, geeft het Hoofdkwartier bevel, de infanterietroepen te Serskamp, om 13 uur, per spoor naar Lichtervelde te sturen. Het is onmogelijk de paardenvoertuigen op de trein te brengen; het station van Serskamp bezit geen oprit. Een colonne van 42 paarden en 22 voertuigen moeten de verplaatsing maken langs de baan.
Te 18:30 uur zijn we in de omgeving van Lichtervelde.
Te 20:30 uur geeft de bevelhebber die het verzamelen van de geïsoleerden tot taak heeft, te Sint-Andries zijn orders.
De hergroepering van de 7° I.D. moet in grote orde geschieden. Niet meer tot vechten in staat, wordt zijn hoofdkwartier afgeschaft (wat in feite reeds gebeurd was). Nu komen we dus te weten, waarom de commandant van het 18°, Kol DUEZ, het bevel had gekregen als verantwoordelijke voor de hergroepering. De divisie moet de geïsoleerden die te Lichtervelde aankomen, in zijn eenheden opnemen.
Te 21 uur wordt een onthaalcentrum voor de geïsoleerden opgericht, men schrijft nog steeds de 16° mei.
Men maakt gebruik van de dag van 17 mei om de kantonnementen, de hergroepering van de geïsoleerden, het opstellen van de toestand der eenheden, te organiseren. Deze toestand wordt voortdurend gewijzigd, door het aankomen van manschappen uit gans het leger en waarvan het aantal op 17 mei om 19 uur, op ongeveer 3000 wordt geraamd.
Vanaf de 13° mei versmelt het geschiedkundig overzicht van het 18° Linieregiment dus met dit van de divisie : is het niet de Staf van het 18° die beide eenheden in handen heeft ? De korpsoverste, sedert 13° mei ’s avonds, geholpen door een stafofficier van het 18°, hergroepeert de divisie, terwijl zijn adjudant-majoor het regiment hergroepeert.
De 17° mei ’s morgens neemt de korpsoverste een nieuwe adjunct uit de regimentsstaf. De huisvesting moet georganiseerd worden, men moet beheren, betalen, voeden en uitrusten, en dit met geïmproviseerde eenheden, met infanterietroepen, die juist het meest hebben geleden.
Nochtans verloopt alles vlot, dank zij de samenhorigheid die verworven werd sedert september 1939.

Inderdaad, een staaltje van organisatiekunst en korpsgeest, wanneer men het gesol van het Commando met die eenheid ziet en de zeer korte tijdspauzes die er telkens maar ter beschikking waren en dit sinds hun mobilisatie en TE VOET en met het Duits oorlogsgeweld er boven op, wij zouden het hen niet kunnen nadoen, nu in vredestijd en met gemotoriseerde eenheden !

Het kantonnementsorder van de 17° mei, ’s middags, vermeldt nauwkeurig de toestand, het te bereiken doel, de aan te wenden middelen.
En dit was een geluk, want de hoop zich in de streek te reorganiseren verzwindt en een nieuwe verplaatsing moet worden vooruitgezien (18° mei).
Te 06:15 uur (dus 18 mei 1940), verneemt de divisie (in feite het 18°) , per telefoon, dat het Transportkorps bevel ontving naar TOURS te vertrekken. Dit zou een ramp betekenen ! Wat doen om de divisie en de geïsoleerde troepen te doen leven, zonder T.K., zonder zijn levensmiddelensectie, zonder de brandstofsectie van zijn ravitailleringpeloton (P.A.Ra.).
De staf van de “hergroepering van de geïsoleerden van het Leger”, wordt daarop waakzaam (opmerkzaam) gemaakt en bericht te 7 uur dat de troepen zich moeten klaar maken voor een verplaatsing, dat het T.K. NIET naar TOURS moet vertrekken, maar toch bereid moet blijven voor een verplaatsing.
Te 07:15 geeft de divisie aan de eenheden, langs hun afgevaardigden om, het voorbereidend bevel : «Klaar zijn voor een verplaatsing».
De bevoorrading in levensmiddelen, benzine en geld is voorzien.
’s Middags komt de tweede adjunct terug van een verbindingszending bij de Staf voor de hergroepering van de geïsoleerden van het leger : er moet een stationscommandant worden aangeduid in het vooruitzicht van een inscheping.
Van zodra het voorbereidend bevel was aangekomen werd de verplaatsing langs de weg, ’t zij naar VEURNE, ’t zij naar BERGUES bestudeerd.
Nauwelijks heeft de stationscommandant ons verwittigd dat er geen trein beschikbaar was, als, te 14 uur, een afgevaardigde van de Staf Hergr. Geïsoleerden meedeelt : « Zich klaar maken, nog deze avond, per trein naar Frankrijk te evacueren ».
Anderzijds wordt de commandant voor de hergroepering van de Divisie telefonisch ontboden bij de Staf voor de Hergr. Van de geïsoleerden van het Leger, en telefoneert van daaruit, te 14:25 uur aan zijn adjuncten, dat de generaal zo dadelijk terugkwam met orders van het Algemeen Hoofdkwartier en dat men de eenheidsbevelhebbers en de afgevaardigden op de hoede moet brengen. (vermoedelijk bedoeld hij hier, op de hoogte moet brengen).
Te 15:15 uur ontvangt de divisie volgende mondelinge bevelen :
- te voet naar de grens gaan, algemene richting Poperinge ;
- zich in verbinding stellen met de stations ;
- tucht, orde en vlugheid ;
- vier dagen levensmiddelen voor al de troepen die in Frankrijk aankomen.

Te 15:45 uur worden aan de eenheden de mondelinge orders tot vertrekken gegeven.
Te 16:10 uur schriftelijk bevel gestuurd voor de verplaatsing Lichtervelde – Poperinge.

Te Lichtervelde doet het gerucht de ronde dat de onderwaterzetting van de IJzerstreek werd bevolen. Dit gerucht wordt bevestigd door een Genieofficier.
Te 17 uur is de divisie op zijn vertrekpunt : mijlpaal 7,500 van de weg Torhout-Roeselare.
De autovoertuigen van de 7° I.D. en de geïsoleerden komen er te 18:50 uur voorbij en de kop van de infanteriecolonne een uur later.
Het installatiepersoneel, onder de leiding van een door de divisie aangeduide officier, heeft zich onmiddellijk naar Poperinge begeven.
Orders werden gegeven voor de bevoorrading, in het station te Poperinge, in levensmiddelen en benzine (plus twee dagen reserve levensmiddelen).
Te 20:30 uur geeft de bevelhebber van de hergroepering van de divisie, aan de staf voor de hergroepering van de geïsoleerden, kopij van het order van 16:10 uur.
De 19° mei, om 1 uur ’s morgens verneemt de divisie, te Poperinge, door zijn afgevaardigde in het station, dat de stationschef nota genomen heeft van de aanvraag van transportmiddelen, maar dat hij niet het flauwste idee heeft, wanneer hij deze te onzer beschikking kan stellen.
Te 06:30 uur zet het Wielrijderseskadron zich op weg naar STEENKERKE, en dit op grond van een telefonisch ontvangen order, waarvan de oorsprong niet kon worden nagegaan. Gelukkig maar dat de divisie dit tijdig bemerkt en het kan tegenhouden.
Te 8 uur telefonisch verslag aan de Staf van de hergroepering van de geïsoleerden, met namelijk inlichting van Franse oorsprong : « Het onderwaterstellen is aan gang sedert gisteren ».
Men vraagt aan de divisie « bij de Franse officieren of bij de tolburelen inlichtingen in te winnen met betrekking tot de te nemen richting en de punten waar de geëvacueerde troepen de Franse grens kunnen overschrijden ».
Wat betekent dat we Frankrijk moeten bereiken langs de baan !
Het station van Poperinge deelt mede, en dit wordt schriftelijk bevestigd, dat alles wat vóór Hazebroek ligt, vastzit door de treinen met versterkings- en instructietroepen en met vluchtelingen.
Te 08:50 komt de bevoorrading in levensmiddelen en benzine in het station van Poperinge aan.
Het Plaatscommando deelt mede dat de Franse Overheid de grens heeft gesloten voor de troepen van het Veldleger.
Anderzijds vernemen we dat de wegen die naar de grensposten lopen, over verschillende km vastzitten door de compacte massa’s rijtuigen met burgerbevolking.
Er moet een beslissing genomen worden, en vlug !
De wens van het Belgisch Commando, uitgedrukt in de ontvangen orders, is wel ons het land uit te zenden, zelfs langs de baan.
We bezitten er de middelen toe, want we beschikken over 354 autovoertuigen en de getalsterkte bedraagt 3.500 man.

Te 08:30 uur ontvangen de afgevaardigden volgende orders :

1. De eenheden zullen hun bevoorrading in levensmiddelen en benzine afhalen aan het station te Poperinge.
2. Na ravitaillering zullen de eenheden, geleid door de bevelhebbers te Lichtervelde aangeduid, zich naar de grens begeven en er zelf de doorgangspunten zoeken.
3. Algemene richting : Kassel, Wassen, Boulogne, Montreuil.
4. Eerste contactpunt met de divisie : Kassel (Mairie) of, als deze er niet kan blijven : Boulogne (Mairie).

Te 09:20 uur kunnen we telefonisch de Staf van de hergroepering van de geïsoleerden bereiken en op de hoogte brengen van de gegeven orders.

Antwoord : Verslag zenden of telefoneren, van zodra het grootste gedeelte de grens heeft overschreden.

De divisie vertrekt te 09:45 uur (19 mei).

Al wat ons werd verteld over de belemmeringen in de omgeving van de grens, bleek weldra ver beneden de werkelijkheid.

Wordt vervolg : de aankomst in Frankrijk, de dwaaltochten in Frankrijk tot aan de Pyreneeën, de ontbinding en terugkeer naar België.
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

Vervolg : de tocht naar Frankrijk, het ronddolen in Frankrijk tot aan de Pyreneeën

Tot aan de Pyreneeën


19 Mei 1940 - De divisie vertrekt te 09:45 uur.

Het Wielrijderseskadron opent de mars. Het is meer dan ooit het woord dat past. Het vergt twee uren werk en geduld om, door middel van kleine verplaatsingen, een weg te banen door die niet te beschrijven opeengedrongen massa rijtuigen met burgers, die de toegang tot de grenspost van ABEELE totaal verspert.
De eenheden, die te Proven gekantonneerd waren, zullen waarschijnlijk gemakkelijker de grens hebben kunnen overschrijden langs Houtkerke.
Te 12:30 (nog steeds 19 mei) is de divisie te KASSEL (Cassel). Daar is niet de minste militaire overheid. Geen verbinding mogelijk met het Belgisch telefoonnet.
Een bericht, aangeplakt aan het museum, en bevestigd door de Franse gendarmen, geeft AMIENS aan als richting voor de Belgen.
De divisie had de kust als algemene richting aangegeven, en dit juist om het belangrijk knooppunt Amiens te vermijden.

Het is dus nodig :
1. Contact te nemen met de Franse Militaire Overheid te Amiens, maar die stad ligt ver weg;
2. Langs Boulogne te gaan om aan de eenheden die uit Proven komen de nieuwe richting aan te duiden;
3. ’s Avonds een dienst in te richten langs de baan Kassel-Abeele (voor de wagens van het A.P.Rav.) en de andere langs de weg Amiens-Kassel-Boulogne om alle eenheden samen te brengen.

De Staf van de divisie blijft op de Grote Markt te Kassel van 12:30 uur tot 17 uur en volgt het voorbijtrekken der eenheden.
De Staf van het 2° Regiment Karabiniers blijft ter plaatse tot de morgen om de geïsoleerden te hergroeperen.
Te 18 uur is de divisiestaf te Boulogne. Geen enkel element heeft zich op de “Mairie” gemeld. Men vindt daar een bericht dat AMIENS als richting aangeeft.
’s Nachts wordt Boulogne hevig door de Duitse luchtmacht gebombardeerd ; de club van de Britse officieren wordt getroffen.
De 20° mei ’s morgens wordt de Wapencommandant van Boulogne op de hoogte gebracht van de toestand van de 7° I.D.
Deze verklaart dat het verboden is de richting AMIENS te nemen, dat men de weg Abbeville – Neufchatel – Rouen moet volgen ; dat alles, door de wegregelingscommissies, zal worden samengedreven naar Abbeville.
We zullen dus Abbeville moeten bereiken om aldaar de eenheden van de divisie te verzamelen. Naar het zeggen van het uitrustingsdiensthoofd, dat we te Boulogne ontmoetten, zou de regering naar Le Havre gaan; de inrichtingen van de basis nemen de weg naar Frankrijk; vrachtschepen geladen met uitrusting varen langs de kust, maar men weet niet waar ze zijn.
Voor de « ouderen » zijn al deze schikkingen, de richting Rouen inbegrepen (Rouen die in 1914-18 de zetel was van de Algemene Legerinspectie), vertrouwd, als men zo zeggen mag.
Omstreeks de middag trekken we, te Montreuil, een colonne autovoertuigen, onder andere de 20 A, voorbij.
Maar rond 13 uur, te NOUVION, worden al de verplaatsingen langs de weg naar Abbeville, omgelegd naar Saint-Valery. Abbeville werd hevig aangevallen door het vijandelijk luchtwezen dat, op zoek naar andere objectieven, gans de streek blijft overvliegen.
De verplaatsingen langs slechte wegen, soms langs veldwegen, zijn uiterst langzaam. Een overtrekkend vliegtuig is voldoende om een colonne tot stilstaan te dwingen en sommige voerders gaan beschutting zoeken. In de vooravond komen we te DIEPPE aan, maar vervolgen tot halfweg van Rouen, en blijven voor de nacht te TOTES.
De 21° mei, in de loop van de voormiddag, hebben we het geluk een Belgische troepenbevelhebber te ontmoeten, die ons verklaart dat alles, systematisch, naar EVREUX en verderop naar her Zuiden wordt gestuurd.
Te 17 uur ontmoeten we de colonne Transportkorps/ 7°I.D. en zijn fier ze in perfecte staat te zien, te midden van de onbeschrijfelijke verwarring die heerst op de wegen. We vernemen dat het 18° Linie verliezen leed ten Noorden van Abbeville, als gevolg van een aanval op een sectie A.P.Rav.
Te 17:30 uur te Evreux meldt een Belgisch bureau ons, dat de streek CONCHES-LAIGLE werd aangewezen om het Belgisch Leger te hergroeperen.
Onder de regen, komen we te 22:30 uur te CONCHES aan. Niemand op het gemeentehuis. De stad is volgepropt met voertuigen. De huizen blijven gesloten, ondanks ons geroep.
Er staan lastvoertuigen van het Engelse leger. Deze tropen werden sedert twee dagen niet bevoorraad : hun officieren, met wie we ons voedsel delen, weten niet of veinzen niet te weten, naar welk oord ze zullen gezonden worden.
Conches, die we voor het eerst zien ’s nachts en onder de regen, ziet er akelig uit. We dwalen, op goed geluk, door de duisternis.
Te 5 uur (22 mei), vertelt ons een autovoerder, dat de Voorzitter van onze Kamer van Volksvertegenwoordigers, de nacht doorbrengt in zijn auto, vlak bij ons ; de bevelhebber van de hergroepering gaat hem begroeten en verklaart hem dat de 7° I.D., binnen de 48 uren, in de streek zal samen gebracht worden.
De Voorzitter beloofd het Ministerie van Landsverdediging op de hoogte te brengen.

We zijn totaal onkundig van de algemene toestand. Nooit hebben we ons kunnen inbeelden dat de Duitsers Abbeville bedreigden terwijl we de stad omgingen langs Saint-Valery. Hadden we, bij ons vertrek of onder weg, een paar uur verloren, dan waren we onvermijdelijk in het net van de Somme genomen.
Van bij het ontwaken van Conches, worden de nodige contacten genomen. Met het akkoord van de Plaatscommandant, die volkomen alleen is, wordt het stationnementbevel genomen te 08:45 uur.
De “Mairie” is overstelpt met een onophoudelijke stroom geïsoleerden. Het gerucht doet de ronde dat er weldra 100.000 Belgen in de streek zullen aankomen.

We geven aan de Plaatscommandant enige helpers en een schiftingscentrum wordt opgericht. De geïsoleerden worden in groepen verdeeld en gezonden naar de eenheden van de 7° I.D. Maar er zijn er duizenden : nauwelijks is het personeel van het schiftingsbureau samengesteld, of het moet reeds versterkt worden. En iedereen moet eten. Gelukkig is het Transportkorps ter plaatse.
De 22° mei te 13:00 uur wordt order gegeven voor de ravitaillering van de divisie : we zullen bevoorraad worden door het Intendantschap van EVREUX.
Een Belgische officier werd door Rouen aangeduid om het onthaalcentrum van Conches te leiden. Hij vindt er een organisatie die reeds aan het werk is en die hem volgaarne de plaats afstaat.
De Staf van het 3° Gebied, bureau W (Belgisch) vraagt inlichtingen en, als hij hoort dat de 7° I.D. reeds gegroepeerd is, trekt hij het order in dat, daags te voren, aan de T.K. werd gegeven, zich zo ver mogelijk naar het Zuiden te verplaatsen (richting Le Mans – Tours).
Enkele kleine eenheden van de 7° I.D., die aldus naar het Zuiden werden gezonden, worden door de divisie, telegrafisch terug geroepen, en alle elementen zullen alzo spoedig bijen zijn.

Inde zone Conches-Laigle worden twee groepen samengesteld : de 7° I.D. en de geïsoleerden; deze laatsten verblijven bij de eenheden van de eerste.
Het 2° Regiment Karabiniers is te Baux en Breteuil,
Het 2° Regiment Grenadiers, La Vieille Lyre
Het 18° Linieregiment Guernanville en Ste Marguerite de l’Autel
Het 20 A, Gandreville et St Elier
Het Medisch Korps, Burey
Het Tranport Korps , Louversey, Tilleul Dame Agnès, Collandre, Quincarnon
De Transmissietroepen , Conches
Het 6 Bataljon Genie , Ferté-Fresnel
Het Wielrijdereskadron, Caugé (Le Fidelaire)
De 1° 47-compagnie, ferme Delannoy – 2 km NO van Conches
De ex-Staf compagnie, Le Coudray
Provoostschap, Intendance, veeartsen zijn met het Transportkorps.

In de loop van de namiddag komt een officier van het kabinet van de minister langs Conches : « Het Ministerie van Landsverdediging wordt verplaatst naar POITIERS waar het zal zijn, morgen in de namiddag. Zet u in verbinding met het ministerie».

De geïsoleerden stromen hoe langer hoe meer toe te Conches en, de 23° mei, wordt zijn “Mairie” letterlijk overrompeld. Het onthaalcentrum vraagt aan de divisie 12 vrachtwagens om te Evreux 20.000 rantsoenen te halen.
De Franse Militaire Overheid, met het oog op de geringe mogelijkheden van de streek en de eventuele aankomst van een grote massa manschappen heeft de kantonnementen verspreid over een zone van 20 km lang en 10 km breed. Negen en vijftig lokaliteiten zijn bezet ! Een speciale organisatie moet in het leven worden geroepen, om de bevoorrading te verzekeren : een T.K. te Conches, afgenomen te Conches van de 7° I.D., dertien verdelingscentra om de verschillende kantonnementen te ravitailleren.

We bezitten geen topografische kaarten van de streek. Er wordt op de Mairie kopij genomen van een wegenkaart en deze kopij wordt met carbonpapier in groot aantal verspreid.
De orders worden gegeven, de 24° mei in de loop van de morgen. De oorlog is juist 14 dagen oud !

Om zekere geruchten, die de ronde doen van de streek, van antwoord te bedienen, stelt een order nauwkeurig de toestand uiteen, aan de eenheden van de 7° I.D.
- de divisie blijft gegroepeerd en verlaat de streek niet ;
- als ze zich moet verplaatsen zal dit per spoor gebeuren en dit naar een streek waar ze zich goed kan inrichten ;
- het is uitdrukkelijk verboden zich te verplaatsen. De straf kan gaan tot afzetting van elke chef die het order zou overtreden.

Op het einde van de voormiddag geeft het Ministerie van landsverdediging zijn adres, per telegram, en vraagt een verslag, alsook suggesties, en dit zo vlug mogelijk.
Te 18:00 uur telegrafeert de divisie : « Vraag dringend transport voor de 7° I.D. naar een reconstitutiestreek. Deze vraag van morgen reeds overgemaakt aan Colonel Armaingaud van het Franse Algemeen Hoofdkwartier, gekomen als verbinding. Als gevolg van deze vraag moet vanavond situatie overmaken om het A.H.K. toe te laten vast te stellen wat er met de divisie moet gedaan worden. De ganse 7°I.D. vraagt gegroepeerd te blijven voor de reconstitutie ».
« Infanterie, op de weg versnipperd vanaf Lichtervelde, vervoegt. Vraag drie dagen vóór transport ».

Toestand te 15:00 uur op 24 mei 1940.

De organische elementen bestaan, behalve in de Infanterieregimenten ;
De divisionnaire diensten zijn in werking ;
Praktisch geen automatische wapens meer ;
Zeer weinig geweren (de manschappen bestaan voor de ¾ uit verlofgangers, aangekomen zonder wapen) ;
Een stuk autoartillerie
DRIE kanonnen 47 T 13
Zijn in het bezit van het Vaandel 18° Linieregiment
Getalsterkte :
Officieren : hogere : 4
Lagere : 142 32 in het Trans.K.
25 in het Geneesk. K.
10 bij de Transm. Tr.
3 bij de Genie
5 bij het Wielrijderseskadron
15 bij het 2° Gren.
10 bij het 18° Li.
4 bij het 2° Kar.
6 bij de Kies 47
32 bij het 20 A
Keuronderofficieren : 63
Onderofficieren : 292
Troepen : 2.746

Auto’s : 47
Vrachtwagens : 205
Zware vrachtwagens : 68

Het probleem “rantsoenen” is opgelost ; blijft nog het probleem “keuken”. Het is niet voldoende eetwaren te ontvangen, men moet ze ook kunnen toebereiden ; daarvoor moeten de eenheden een vergoeding ontvangen, en dit in Franse munt. Er zullen drie dagen nodig zijn om daarvoor een oplossing te vinden, en daarbij zijn niet alleen onze, maar ook de franse intendancediensten, en de “Banque de France” betrokken.

De 25° mei, ’s avonds is de getalsterkte met 263 man aangegroeid en bedraagt in totaal 3.546 personen, wat bewijst dat we slechts zeer weinig manschappen hebben verloren tussen Lichtervelde en Conches, daar te Lichtervelde de raming, 3.500 tot 4.000 was.
Te 18:30 uur een mededeling van de Franse Algemene Legerstaf, die de bevelhebber verzoekt zich naar Parijs te begeven, drager van alle nuttige inlichtingen, met het doel een beslissing omtrent het lot van de 7° I.D. te kunnen nemen.
’s Avonds wordt een nota voorbereid. Op de vraag : Loont het de moeite ze te reconstitueren, of moet men genoegen nemen haar elementen over de verschillende legercentra te verdelen, is het formele antwoord : reconstitueren !

De 26° mei, te Rouen, en missieorder voor Parijs aangevraagd.

Op het Frans Ministerie van Oorlog, schijnt men het principe van de hersamenstelling van de divisie gunstig te beschouwen, want men onderzoekt er het vervoer per spoor, en dit vanaf de 27° mei, naar het Kanp van Saint Loup sur Thouet.
Men is akkoord over de noodzakelijkheid de infanteriedivisies lichter te maken, want ze zijn te zwaar in manschappen, in verhouding met hun vuursterkte.

Terug te Conches te 18:45 uur.

De getalsterkte is nu 3.650 man.

Te 19:30 uur een mededeling van de Franse Algemene Staf, die een inscheping aankondigt te Laigle, de 27° vanaf 12 uur met bestemming naar AIRVAULT.
Een mondvoorraad voor de reis wordt klaargemaakt, voor de 27° ’s morgens, en de korps- en dienstenbevelhebbers worden ontboden te Conches, te 9 uur (27 mei).

De 27° mei, te 09:45, geeft de Franse Algemene Legerstaf, immer door tussenkomst van zijn afgevaardigde te Laigle, Cdt de Dampierre, een nieuwe bestemming : MALESTROIT (MORBIHAN).

De orders zijn klaargemaakt.

Te 15 uur worden twee treinen aangekondigd : ze moeten Laigle verlaten, respectievelijk te 17:30 uur en te 20:30 uur. In werkelijkheid zullen ze vertrekken te 21:45 uur en op 28 mei te 00:45 ; terwijl de autovoertuigen de weg nemen de 28° mei te 7 uur.

Conches heeft ons goed ontvangen. Alle militaire en burgerlijke overheden, in het bijzonder de “Maire”, de heer GUERIN, hebben niets ontzien, om een oplossing te vinden aan de toestand die, op zekere ogenblikken, onontwarbaar bleek.
Onze taak beoogde, de continuïteit van de inspanning te handhaven, om terug op been te brengen, een divisie die bestemd is, om een in strijd gehavende eenheid – zoals ze zelf was – af te lossen.
Het nieuws van de operaties was ver van goed. Maar in de oorlog beleeft men vaak zeer moeilijke momenten. De oud-strijders van 1914-18 wisten dit : om te overwinnen moet men eerst en vooral volhouden, m.a.w. kunnen lijden.

Het is de bedoeling de zending van hergroepering, haar opgelegd de 12° mei, te hebben volbracht, dat de 27° mei te 18:15 uur, de divisie aan het Ministerie van Landsverdediging telegrafeert dat ze, in de nacht zal vervoerd worden naar het Departement Morbihan, om er terug samengesteld te worden.

Een brief van het kabinet, gedateerd 28 Mei, betekende aan de divisie het akkoord tussen de Minister en de Algemene Franse Legerstaf, om de 7° I.D. terug te organiseren in en kamp.

De smart die ons beknelt, de 28° mei ’s morgens zou ons hebben te neer geslagen, indien ons deze hoop niet was gebleven : ondanks zijn staat van verzwakking is de 7° I.D. nog steeds een grote eenheid van ons veldleger, de ENIGE !
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

De reorganisatie in het departement MORBIHAN.

Het vervoer naar Morbihan gebeurde in 24 uur, alhoewel men voor het vervoer per spoor twee dagen had voorzien.
De 29° ’s morgens wordt de divisie verdeeld over de streek van MALESTROIT, over een zone die zich uitstrekt van LA CHAPELLE (ten Noorden) tot ROCHEFORT-EN-TERRE (ten Zuiden) en (van het Westen naar het Oosten) van SERENT naar RUFFIAC.
De streek beschikt niet over veel mogelijkheden tot huisvesting ; het is daardoor dat de verspreiding over meer dan 300 km² nodig is. Ondanks deze verspreiding, zullen sommige eenheden verplicht zijn onder tenten te leven.
Generaal Lebleu, bevelhebber van de Subdivisie van Vannes en de Plaatscommandant van Malestroit, Kapitein Carloër betuigen ons de grootste hoffelijkheid en spannen zich in, om onze materiële moeilijkheden te voorkomen.
Gezien de schikkingen, door de Franse overheden genomen, schijnt het niet dat Malestroit een eenvoudig doorgangspunt is, van waaruit we naar het kamp van Coëtquidan zullen gezonden worden : het zal het centrum zijn van onze reorganisatie. De verspreiding van de eenheden maakt de taken, die we ten spoedigste moeten uitvoeren, zeer moeilijk.

De capitulatie heeft een pijnlijke invloed op het moreel. De massa voelt zich onlekker, en voor de zwakkelingen, waarvan het aantal niet te versmaden is, is de oorlog ten einde. (Hij bedoelt de capitulatie van België).
Een noodzakelijk herstel wordt onmiddellijk ondernomen :
- De eenheden die gecapituleerd hebben vormen het Veldleger.
- De eenheden, die zich niet in de zone van dit leger bevonden, blijven buiten de capitulatie ; ze staan onder het bevel van de Minister, evenals de rekruteringsreserve, en moeten de strijd voortzetten aan de zijde van de bondgenoten. In 1914-18 voerde Koning Albert bevel over het Veldleger. De troepen die zich bevonden buiten de zone van dit leger, stonden onder het bevel van de Minister, vertegenwoordigd door de Algemene Legerinspecteur, die te Rouen verbleef.
- De inspanning die we weldra zullen moeten doen, zal groot zijn, zowel op moreel als op materieel gebied.

De 31° mei wordt volledig verslag gezonden aan de Minister, over al de gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld sedert de 15° mei. Het verslag vermeldt dat de divisie noch commandant, noch Staf bezit.
Wat er met de Divisiecommandant, de Generaal Michiels gebeurd is NA 13 mei is mij onbekend gebleven, de kolonel SBH DUEZ vermeld nergens zijn verdwijnen, enkel dat hij vanaf het verlaten van de streek van de Dender het bevel heeft over de hergroepering van de divisie en dat schijnt dus aangebleven te zijn tot begin juni 1940. Werd hij uit zijn functie ontheven ? Overgeplaatst en niet vervangen? Gekwetst of gesneuveld en niet vervangen? Krijgsgevangen genomen ? Alle vragen blijven open. Eén zaak is zeker, de Kolonel SBH DUEZ heeft zich met volle inzet gekweten aan de hem opgelegde taak. Velen zouden het hem niet kunnen nadoen.
Terwijl de eenheden hun kantonnementen inrichten en zich voorbereiden om versterkingen, uitrustingen en wapens te ontvangen, wordt een Stafkern opgericht. Deze is gebaseerd enerzijds, op het type van de Franse verlichte infanteriedivisie, anderzijds op wat er ons overblijft ; een omstandig organisatieontwerp, met een organieke lijst van de eenheden, wordt door de divisie opgemaakt en overgemaakt aan de Minister op 3 juni 1940.
Om nuttig werk te kunnen leveren, moet men het te verwezenlijken organisatietype kennen, het aantal eenheden, hun bewapening, de samenstelling van de diensten.
Het uitgewerkt project verminderde op aanzienlijke wijze de getalsterkte van de kleine eenheden der infanterie, het verhoogde de beweegbaarheid van de divisie, door een gevoelige vermindering van de door de manschappen te dragen last, en door het motoriseren van het ganse vervoer.
De uitrusting werd voorzien in twee op elkaar volgende vormen :
- Eerst het kantonnement ;
- Dan het gevecht.
Een ministerieel rondschrijven, gedateerd van 3 juni, ontvangen de 4 juni, luidt als volgt :
« Het is van belang, zo vlug mogelijk een leger terug samen te stellen, dat in staat is te strijden aan de zijde van de bondgenoten. De taak die op ons rust is gebiedend en heerlijk ».
Het ministerie (Dienst van het Personeel) stelt een divisiestaf samen ; het duidt de titelvoerders aan voor het bevelhebberschap van het 2° Karabiniers, het 20A, en eindelijk, de 5° juni komt een generaal het bevel van de divisie nemen. Welke generaal ? De naam wordt niet gegeven. Voor mij had het enkel de Kol SBH DUEZ moeten zijn die promotie kreeg en bevestigd werd als Commandant van de divisie die hij heropgericht had. Maar ja, hij had een paar keer de Generale Staf en de politiek en ferme veeg uit de pan gegeven ..... vandaar .....
De versterkingen, gevormd door de onderrichte soldaten, die op 10 mei 1940, met langdurig verlof waren, komen ons vervoegen. Maar deze geïsoleerden brengen aan de eenheden geen versterking, wel integendeel. Ze stammen uit eenheden vreemd aan de 7° I.D. en veroorzaken eer verwarring.
De 8° juni bericht een Frans verbindingsofficier dat de bewapening van het Infanterieregiment verminderd werd. De bewapeningstabellen komen de 10° toe.
Intussen heeft het regiment de uitstekende versterking ontvangen van en bataljon van het 54°, eenheid die goed in handen is van zijn bevelhebber.
Reeds kondigt de Franse pers aan, dat een nieuw Belgisch Leger weldra in linie zal komen, alhoewel de definitieve organisatie van de divisie eerst de 13° juni zal bekend zijn.
De regering denkt er aan een leger van zes infanteriedivisies en een tankdivisie samen te stellen. Er is sprake een Franse I.D. op de Maginotlinie te doen aflossen door de 7° I.D.
Uitrustingen, wapens, observatiematerieel worden uitgedeeld.
Het hersamengestelde 18° regiment bestaat uit :
1 Staf ;
1 Commandocompagnie ; (wat we nu de Staf en Diensten Compagnie noemen)
1 Buiten-rang Compagnie ; ( ? voor mij een onbekende naamgeving)
1 Regimentaire oorlogstuig compagnie ; (mij onbekend wat men met “oorlogstuig” bedoeld)
2 Bataljons infanterie, elk met 3 compagnies fuseliers-voltigeurs ;
1 Begeleidingscompagnie. (terug een voor mij onbekende naamgeving)
Het wacht op de versterking die zal toelaten een derde bataljon te vormen, maar het wacht vooral op wapens en munitie.
Inderdaad, de operaties verlopen niet naar wens. Op het mirakel van de ommekeer, zoals die aan de Marne, mag men niet rekenen, nu dat de oorlogsverklaring van Italië, Frankrijk verplicht het Alpenfront te bezetten. En de vijand valt de verdedigers van de Maginotlinie in de rug een. De toestand verslecht snel. De radio kondigt aan dat de vijand opstapt naar Belfort en Orléans !
De Franse verbindingsofficier wordt teruggeroepen door zijn Hoofdkwartier. We moeten ons vergenoegen met de radioberichten, en we weten dat deze berichten minstens 24 uren oud zijn.
Iedereen volgt op de kaart. De opwinding is groot. De algemene indruk is, dat de gebeurtenissen elkaar snel zullen opvolgen, maar niemand waagt dit te zeggen. Nochtans, als de radio, de 17° juni ’s avonds, aankondigt dat de vijand Orléans nadert en Tours bedreigt, wordt de onrust zichtbaar. De verdedigingslinie van de Loire is in gevaar. Een gemotoriseerde raid naar Nantes, en naar de basis van St Nazaire mag in het vooruitzicht gesteld worden. Moest hij reeds begonnen zijn, dan kan de vijand, gezien de huidige snelheid van de krijgsverrichtingen, de monding van de Loire binnen 48 uren bereiken.

Er heerst een uiterste zenuwachtigheid. Deze onderhandelingen ten spijt, vordert de vijand.

Wat de divisie betreft, ze beweegt niet. Blijft ze echter ter plaatse, dan komen we, zonder strijd, in gevangenschap ! Zijn we tot zoiets gedoemd ?

Komt het tot een einde op Frans grondgebied, dan blijft nog Engeland. En dit land kan, met zijn vloot, nog lange tijd een lucht- en zeeoorlog voortzetten.

Het regiment zendt aan de divisie volgende nota :

18° Linieregiment De 17° juni 1940 – 21 u. 30
Staf
Persoonlijk en geheim
De bevelhebber van het 18°
Aan de Bevelhebber van de 7° I.D.

Ik heb de eer u de toelating te vragen mijn regiment, met zijn vaandel, in richting va St-Nazaire te laten vertrekken.

De Frans-Duitse onderhandelingen stellen ons bloot overgeleverd te worden, indien we vooraf geen Brits schip kunnen bereiken.

De Kolonel-Bevelhebber
(get) DUEZ
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

18° Linieregiment – de terugtocht van Bretagne tot in het Gers-departement

De 18° juni, te 3 uur ontvangen we het vertrekorder.
De divisie gaat te Zuiden van de Loire en zal inkwartieren in de streek :
LEGE – ROCHESEVIERE – VIEILLEVIGNE – MONTAIGU;
Reisweg : MALESTROIT – PEAULE – LA ROCHE BERNARD – HERBIGNAC –
SAINT-NAZAIRE (veerpont) – LEGE.
Te 06:45 uur vraagt het regiment dat aan de diensten orders voor de bevoorrading in levensmiddelen en benzine zouden worden gegeven, alsook voor de geneeskundige zorgen ; vraagt orders, om de lastwagens van het Autopeloton, ledig, de infanterie te gemoet te laten komen, tussen Malestroit en St-Nazaire, en, indien het niet meer mogelijk is de overtocht met het veer te maken, de infanterie langs Nantes om te leiden. In het laatste geval zouden de vrachtwagens van het 20 A, Trans.K. en Sanitaire Dienst, moeten gebruikt worden.
Te 8 uur meldt de divisiecommandant dat het marsorder voor de beweging richting van saint-nazaire, een beperking inhoudt : de infanterie mag in geen geval de brug over de Vilaine, te Roche-Bernard overschrijden.
De generaal hecht geloof aan een verdediging van Bretagne, vlak naar het Oosten, en het zou kunnen gebeuren dat de Bretoense havens niet meer toegankelijk zijn, indien wij ons ten Zuiden van de Vilaine verplaatsen.
De Stafchef en de commandant van het regiment worden respectievelijk naar BREST en SAINT-NAZAIRE gezonden om inlichtingen in te winnen over de mogelijkheden van een eventuele inscheping.
Van zodra de generaal te Légé (Loire Atlantique) zal aangekomen zijn zal hij de haven kiezen, daarbij rekening houdend met de inlichtingen die hij uit Brest en Saint-Nazaire moet ontvangen.
De divisiecommandant zal ons ’s middags bevestigen, dat we te Noorden van de Vilaine moeten blijven en dat hij, in de loop van de voormiddag van de 19° juni een bezoek zal brengen aan de beide regimenten. De infanterie is op 100 km van de divisiestaf.
In plaats van een bezoek te brengen, “kuist” de generaal “zijn schop af” naar veiliger oorden, zijn infanterie in de steek latend, zoals we later zullen zien !
’s Middags verklaart de Admiraal, Bevelhebber van de Basis van Saint-Nazaire, dat we 24 uren te laat zijn voor de inscheping. De « JEAN-BART » moet ’s nachts vertrekken, maar er is geen sprake van, nog verschillende duizenden soldaten mee te nemen. Daardoor zouden ten andere, deze laatsten tijdig te Saint-Nazaire moeten zijn, en om daar te geraken, zou men moeten kunnen gebruik maken van de door de Britten achtergelaten vrachtwagens, waarvoor nog chauffeurs moeten gevonden worden.
Spijtig, dit had een flinke basis kunnen zijn voor een grotere Belgische eenheid in Engeland, samen met de latere Brigade Piron. Het heeft niet kunnen zijn, was het DUEZ gelukt over te zetten met de twee regimenten, hij was er wel degelijk ingevlogen in 1944.
In de loop van de namiddag wordt de infanterie tegengehouden op de baan tussen La Roche-Bernard en Péaule. De tocht geschiedde in tamelijk moeilijke omstandigheden : lange etappe, geen ambulantiewagen.
Bij het aanbreken van de dag waren de diensten van de divisie en het 20 A rechtstreeks te Zuiden van de Loire gebracht : de infanterie was noch met levensmiddelen noch met benzine bevoorraad geworden.
Een persoonlijke oproep van de korpsoverste aan de Generaal die de Subdivisie van Vannes onder zijn bevel had (Fr), heeft voor gevolg dat we ’s avonds 800 broden van 1 kg en 700 dozen pastij ontvingen : dit voor 2500 manschappen (2° Kar. en 18° Li).
De Stafchef, terug uit Brest, komt langs te La Roche-Bernard. Er is evenmin mogelijkheid in te schepen te Brest als te St-Nazaire : de Britten hebben alles benut wat zeeklaar was.
De korpsoverste vraagt opnieuw aan de Stafchef van de divisie, de infanterie te doen afhalen door de vrachtwagens van de divisie.
Voor de nacht van 18 op 19 juni wordt bivak opgeslagen. Als een stortvloed stromen Franse troepen langs La Roche-Bernard naar Nantes. Men krijgt de indruk dat Bretagne leeg loopt. Een Franse militaire vrachtwagen komt de 19° om 4 uur voorbij en meldt de aanwezigheid van Duitse pantsers te Rochefort-en-Terre, op 15 km ten Noorden van Péaule !
Vruchteloos pogen we, van uit de gendarmeriepost van La Roche-Bernard, over Nantes, in verbinding te komen met Légé. Daarentegen vraagt men voortdurend aan de gendarmerie : “Niets ergs bij u ?”. Dit zijn peilingen. De korpsoverste vraagt telefonische verbinding met de subdivisie te Vannes ; na verscheidene pogingen antwoordt Vannes dat de militaire centrale verlaten werd.
Het is 10:30 uur, 19 juni 1940.
Er blijft maar één uitweg : de Franse autocolonnes te voet volgen naar Nantes toe. Maar de afstand naar Légé is zo lang, dat we absoluut van de divisie de beslissing moeten afdwingen, autovoertuigen naar de infanterie toe te sturen. Slechts aldus kunnen we Légé ’s nachts bereiken.
De infanteriecolonne zet zich onmiddellijk in beweging en het korpsgerij wordt gebruikt om de verplaatsingen te versnellen.
De korpsoverste vertrekt naar Légé. Onderweg verneemt hij dat de Fransen het opblazen van de brug te Nantes voorbereiden ; hij haast zich en, om niet belemmerd te worden bij het doortrekken van de stad, volgt hij de lanen die de stad omringen, daarbij geleid door een officier van het regiment.
De brug over de Loire wordt te 12:50 uur overschreden. Ze is gans vrij, maar een vernielingsinrichting is inderdaad aangebracht geworden. Alles is rustig in de omgeving van de brug.
Te 13:15 uur biedt Légé ons meer dan een ontgoocheling : Het brengt ons een gevoel van bitterheid.
Geen spoor van de divisiestaf. Een inwoner geeft ons de raad, inlichtingen in te winnen bij de handelaar in ijzerwaren : zijn dochter is bediende op de “mairie”. En zo is het dat we vernemen dat het Hoofdkwartier te 5 uur vertrokken is naar PONS (Charente Maritime). Een blik op de kaart : PONS is op 180 km. We zijn dus aan ons zelf overgelaten.
Bedankt, die fijne nieuwe generaal, best dat we zijn naam niet weten, zo maar twee infanterieregimenten aan hun lot overlaten, ’t was zeker ook één van die salonofficieren. Ik kan de verbittering en de woede van de kolonel DUEZ best begrijpen.
Terwijl we onze opzoekingen doen te Légé, brengen automobilisten die uit Nantes komen, de tijding dat de Duitsers reeds ’s morgens in de stad waren. We spreken dit tegen, wat verontwaardiging opwekt. We moeten ons nochtans vlug bij de klaarblijkelijkheid van de talrijke getuigenissen neerleggen : de Duitsers waren in de vroege voormiddag in het centrum van de stad en in het begin van de namiddag waren ze op enkel km ten Zuiden van de brug over de Loire gekomen.
Op het einde van de namiddag heeft het verkenningspeloton La Roche-sur-Yon nog niet bereikt, plaats die als contaktpunt werd aangewezen : dit is een aanvullende inlichting. Anderzijds, bevestigen automobilisten ons te Légé, op het einde van de namiddag, dat de Duitsers VIAIS (10 km ten Zuiden van Nantes) bereikt hebben en dat moto’s naar het Zuiden trekken in de richting van La Roche-sur-Yon (Vendée).
Hachelijke toestand ! De korpsoverste heeft het vaanbdel in zijn wagen. De infanterie is, op zijn best beschouwd, op 45 km van Nantes, ten Noorden van de Loire ; de divisiestaf bevindt zich 180 km ten Zuiden van Nantes ! De doortocht over de Loire is afgesneden !
We hebben de keuze : ofwel ons aan de Duitsers overleveren, ofwel de divisie vervoegen, indien dit nog mogelijk is.
De korpsoverste verlaat Légé, te 19 uur en gaat naar La Roche-sur-Yon, waar hij bij de stadsoverheid verzoekt aan de infanterie-elementen van de 7° I.D., die de Loire zouden kunnen hebben overschrijden, de richting PONS aan te duiden.

Alleen het Installatiepersoneel van het 18° dat gevangen werd genomen te Nantes, en in burgerkledij naar het Zuiden kon ontsnappen, en een groep van een 200 manschappen – geleid door de oficier-werktuigkundige – konden, op aanwijzing van de bevolking, ’s nachts, bij Nantes, de Loire met de veerpont overtrekken. (De Duitsers rukten Nantes binnen onder de kreten van “Friede”. Ze bevrijdden de krijgsgevangenen, waarvan het grootste aantal, einde juni, naar het land terugkeerden).
’s Avonds wordt het stadsbestuur van LA ROCHELLE op de hoogte gebracht van de richting die de eenheden van de 7° I.D. moeten nemen.
De 20° juni, te 12:15 uur, brengt een soldaat van het Wielrijderseskadron ons, te Saintes, een bevel dat ons moest bereiken de 19° ’s avonds. De motorrijder heeft onderweg een zwaar ongeval gehad. Tussen Saintes en Nantes bedraagt de afstand 190 km.
Bij onze aankomst te PONS, de 20° juni te 13:30, vernemen we dat de divisiestaf te 14 uur vertrekt naar BEAUMONT DU PERIGORD (Gers), 140 km verderop.
In de loop van de 21° juni komt een deel van de Staf van het 18° en het detachement, dat de Loire per veer heeft overgestoken ons vervoegen.
De divisie blijft de 21°, 22°, 23° juni in de streek. Al de gemeenten zijn ingenomen door Franse troepen, waarvan de officieren ons zeer kameaadschappelijk behandelen. De Fransen weten evenmin als wij, waarheen ze kunnen gaan om te ontsnappen aan de gevangenneming.
Onze divisiestaf is in contakt gebleven met het Ministerie van Landsverdediging, en , op ons verzoek, vertrouwen we te Frontenac (Gironde) ons vaandel toe, aan het kabinet van het ministerie.
Eindelijk, de 24°, de laatste etappe, die ons te CAZAUBON ( Gers) brengt. Wat overblijft van het 18° Linieregiment, een gedeelte van de Staf en de 1° Cie legeren in het domein van le Bégué, reeds bezet door Franse troepen.
Zeer moeilijke materiele toestand. Pijnlijke morele situatie. We voelen de gruwel van de nederlaag aan ; het is alsof in onze borst, in plaats van ons hart, een zware steen ligt.

Opm :
Wanneer de kolonel over de “divisie” spreekt, meent hij mestal de Staf van de Divisie en niet de gehele 7° I.D., maar dat zult u wel al gemerkt hebben.
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

18° Linieregiment – Wachten – rapatriering.

Twee bekommernissen staan op het dagorder :
- het lot van België
- Ons eigen lot

De oud-strijders van 1914-18 zegden, op het IJzerfront : « Als het moet, zullen we ons terugtrekken tot aan de Pyreneeën, maar we zullen niet opgeven ».
Bij klaar weer kan men vanuit Cazaubon (Gers), in de verte de Pyreneeën zien !

Maar de Franse en Belgische legers zijn niet meer bij de oorlog betrokken.
Het Engelse leger heeft zich, overhaast, zonder zijn materieel over het Kanaal teruggetrokken.
Blijft nog : Engeland en zijn vloot.

Zoland dit land de overmacht op zee kan bewaren, zal men, om het te verslaan, het langs de lucht om moeten innemen. Door zweefvliegtuigen vervoerde infanterie kan niet volstaan : men zal moeten beschikken over artillerie, pantserwagens, munitie, voldoende bevoorrading om enkele dagen stand te houden en en keten van transport te kunnen vormen.
Naar wat in 1940 bekend was, was de Duitse luchtvloot niet bij machte, een operatie van zulk een omvang te ondernemen : verschillende divisies zouden ineens aan de overzijde van het Kanaal moeten gebracht worden.

Maar zou Engeland er kunnen toe komen zijn maritime verbindingen te handhaven, ondanks de luchtmacht en de onderzeese bedreiging van de Duitsers, die beschikten over de Altlantische kust van Noorwegen tot de Pyreneeën ?
Moest Engeland daarin slagen, dan zou de oorlog des te langer duren, daar Duitsland, door een akkoord met Rusland, zijn beste krachten kon wijden aan de oorlog in het Westen.
De officieren van de Franse vloot beschouwen de oorlog niet als beëondigd : « Het leger is verslagen, maar onze twee vloten, de Engelse en de Franse, beheersen de zee : het is dus niet gedaan ».
In juni 1940 waren er aldus ernstige redenen te hopen : het meesterschap van de zee betekent : beschikken over de middelen van twee grootmachten.
Zij die hoop bleven koesteren waren klein in aantal, in vergelijking met degenen die, steeds aan de grond gehecht, de bestaande toestand aanvaardden.

Voor de eersten zou het conflikt onvermijdelijk van lange duur zijn en kon er dus geen spraak zijn van krijgsgevangenschap. Indien de overtocht naar Engeland onmogelijk bleek, was het evenmin aangeduid naar België terug te keren, vooraleer te weten of de terugkerende manschappen zouden gevangengenomen worden of niet.

De Frans bladen verklaren dat er geen sprake kan zijn manschappen, die bestemd zijn om de gevangenenkampen te vullen, terug te zenden in de bezette gebieden.
Vandaar de zeer moeilijke en lange onderhandelingen, die ongeduld opwekken in de ranen van hen die een terugkeer naar het land, en onder gelijk welke voorwaarden, boven alles stellen.

De vijand maakt natuurlijk propaganda om de uitgewekenen er toe aan te zetten terug te keren ; geruchten doen de ronde ; ze vermengen tegelijkertijd de bedreiging (verbeurdverklaring van de goederen van de afwezigen) en de vleierij (bijzonder bestuur voor België).

Maar hij is wel op zijn hoede verbintenissen aan te gaan, alhoewel hij niet de gewoonte heeft die te houden ; zodanig dat, moest op dit ogenblik de regering of zelfs Engeland, een welkdanige aanwijzing hebben gegeven, de afreizen naar het Zuiden, zonder twijfel zo talrijk zouden geweest zijn als deze naar het Noorden.

De officiele houding was, helaas, in dit ogenblik tegenovergesteld ; zij had de terugkeer naar het Vaderland in het oog.

Volgens een afvaardiging door de Minister naar Brussel gezonden – en dit kon enkel gebeuren met de toestemming van de regering – en die terugkwam op 20 juli, zouden de troepen van de 7° I.D. bij hun aankomst in België, niet geïnterneerd worden.

Het nationale feest van 21 juli 1940 wordt te Cazaubon en te Barbotan gevierd in een atmosfeer van diepe droefheid. De groep der optimisten groeit aan. Hij heeft nochtans en tegenstander : Hoeveel jaren zal men nodig hebben om de Duitse macht te ondermijnen ? Zal Engeland niet het eerst bezwijken ?

Een contakt tussen Belgen en Duitsers, op de scheidingslijn bij Mont-de-Marsan (Landes), verbaast beide kampen : de « pantsers » van Mont-de-Marsan zijn dezelfde die de 7° I.D. de 11° mei op het Albertkanaal hebben aangevallen, namelijk deze van de 4 Pz Div. Ze begrijpen noet hoe we hier gekomen zijn. Ze zeggen dat ze vanaf Gembloux, geen enkel schot meer hebben gelost.

Opslagplaatsen met wapens en munitie worden opgericht. Wapens en munitie moeten aan de Franse overheid worden overhandigd, het bewaken van de vervoermiddelen en van de uitrusting wordt toevertrouwd aan de Belgen. Slechts een klein aantal zal op officiële wijze in Frankrijk kunnen blijven. (slechts enkelen zullen erin slagen Engeland te bereiken).

De materiële moeilijkheden zijn groot. Op een bepaald moment schijnt het dat de Regering zich in de onmogelijkheid zal bevinden soldij en keukenvergoeding, bij gebrek aan deviezen, uit te betalen.

De morele moeilijkheden zijn niet minder groot. Onze neutraliteit is de oorzaak dat onze Regering, bij gemis aan overeenkomsten met de naburige grote Staten, verplicht is de Belgische troepen terug te zenden naar het bezet gebied. Kan men een pijnlijker toestand indenken, zo voor wie dit moet toepassen, als wie dit moet ondergaan ? maar de regering zelf zit veilig en wel in London.

Op de trein gebracht, de 23° augustus te Manciet, overschrijdt de 7° Infanteriedivisie de scheidingslijn te Vierzon. Een afgevaardigde van het Belgische Rode Kruis verzekert ons dat we niet zullen geïnterneerd worden.

We komen terug, niet enkel met de hoop, maar ook met vertrouwen.
De oorlog in het Westen is NIET ten einde.

We zijn te Brussel de 26° augustus 1940, te 14 uur, na een reis van drie dagen.

Allen kunnen huiswaarts keren zonder verontrust te worden.

We hebben onze adressen uitgewisseld.

We hebben afspraak genomen voor de hersamenstelling van het regiment.

Kolonel SBH DUEZ
Bevelhebben 18° Linieregiment
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

WO II – Enkele ooggetuigenverslagen.

Door Van Massenhoven Maurits, Korporaal Mitrailleur Klas 35, 18° Linieregiment.


10 mei 1940 te Vroenhoven, bliksemsnel gevecht rond bunker en brug.

Voordat iemand wist wat er werkelijk gebeurde, hing de lucht al vol motorengerong en hadden de bommen al tal van levens geëist. In de eerste ochtenduren op 10 mei 1940 daagden Duitse zweefvliegtuigen op boven het 160 ha grote plateau van het Fort van Eben-Emaal en twee- à driehonderd vamschermspringers gingen een verbeten strijd aan met de 1000 à 1200 manschappen die belast waren met de verdediging van het Fort, dat met de beste wapens was uitgerust, maar niet voorzien was van enige bescherming voor een aanval uit de lucht.
De vestingstroepen zaten als een rat in de val, ze hielden het slechts anderhalve dag vol, want op 11 mei ’ s middags werd de witte vlag gehesen op wat het hart van de defensiegordel was.
Talrijke doden en gewonden lagen tussen het puin van bunkers en kanonkoepels. Door te beletten dat het fort de brug van Vroenhoven en Kanne onder vuur nam, kon de spoedige kanaalovertocht worden bedongen. Meteen stond de poort voor de vijand wagenwijd open.
In de vroege ochtend waren reeds 153 Belgische soldaten gesneuveld.

Eigenaardige « rijkswachters ».

De Duitsers waren op Belgisch grondgebied nog voordat de oorlog begonnen was. Daarvan is Mevr. Verjans-Theunissen, voormalig schepen en gemeenteraadslid van de gemeente Vroenhoven, stellig overtuigd. In de avond van 9 mei kreeg zij bezoek van acht Belgische Rijkswachters. Blijkbaar een gewone inspectie van soldaten die op hun post moesten zijn in de loopgraven bij het Albertkanaal. Maar hoe vreemd, slechts één rijkswachter was de Nederlandse taal machtig. Ook te Riemst werden die avond Frans- en Duitssprekende burgers opgemerkt en hun aanwezigheid had stellig iets te maken met de brug van Vroenhoven die de volgende nacht niet sprong.
Grenswachter Piet Crauwels, uit Vroenhoven, die mede met het opblazen van de brug was belast, stelde in de nacht vast dat de kabels voor de ontploffing doorgesneden waren (hier vergist de getuige zich, hij heeft waarschijnlijk achteraf geruchten dien aangaande gehoord en dit in zijn verhaal ingelast. Uit goed ingelichte bron, nl. Van Kol DUEZ weten we dat er GEEN elektrische ontsteking voorzien was op de brug).
Toen hij de lading van dichtbij tot explosie wou brengen, viel hij als één der eerste slachtoffers, gedood door een vijandelijke kogel. Deze plichtbewuste man die omstreeks vier uur in de morgen op 10 mei de dood vond, had juist voordien nog naar zijn karabijn gegrepen om te schieten naar de vijandelijke zweefvliegtuigen die soldaten achter de verdedigingslinie van het Albertkanaal begonnen te deponeren.
Van Massenhove Maurits was vlakbij de bunker, op de foto van de bunker, bij een krantenartikel heeft hij met eigen hand toegevoegd en het volgende aangetekend met een kruis :
“Hier heb ik uren doorgebracht, plat ter aarde want de kogels zoefden juist boven ons, we lagen daar lijk een kudde vee, wachten op de dood gelukkig niet voor velen van ons maar voor sommigen wel. Helaas 10 mei 1940.
Een korporaal is daar komen sterven ... , ... een grenswachter lag dood op buik verbrand door brandbom ...”
(zie bijlage)

Dood en vernieling.
Toen brak de hel los boven Vroenhoven en bommenwerpers richtten een slachting aan onder de burgerbevolking. Weinig inwoners hadden immers aan het alarm, dat al zo dikwijls was gehoord, gevolg gegeven en velen werden in hun woning verrast. Dertig doden vielen te betreuren. In het gezin Nelissen-Bastiaens werden acht personen gedood en in het gezin Schepens drie. De meetkundige schatter Van der Mersch uit Gent, toen soldaat bij het 18° Linie dat met de verdediging van het gebied van Vroenhoven was belast, ontsprong de dans. Men maakte zich weinig ongerust over het alarm van 10 mei, even na middernacht, maar enkele uren later stond men voor de werkelijkheid. Vliegtuigengedreun en enkele schoten uit het Fort van Eben-Emaal namen alle twijfel weg.
Een verwoede strijd werd geleverd rond de bunker en de brug van Vroenhoven. Alles gebeurde in de vroege morgen verrassend snel en door de openingen werden de soldaten in de bunker, die er nu nog staat, bestookt met vlammenwerpers. De verschrikte en verminkte Belgen vluchtten naar de uitgang, maar daar wachtte het Duitse geschut. In de nabijgelegen loopgraven waren de andere soldaten door de parachutisten overvallen. Verschrikkelijk waren de gevolgen, want het was nog geen 7 uur in de morgen, of er werden te Vroenhoven 153 doden en vele gewonden geteld. Toen trokken de Duitse legers over de brug, want de weg naar Tongeren lag open.

Dit verslag komt uit een dagblad van het jaar ‘69. (Welke krant of juiste datum is niet te lezen).


Verslag van wijlen mijn vader, Albert Van Holderbeke.


Hij vertelt het volgende, wijkt ook hier en daar af van de verklaringen van de Kolonel SBH DUEZ, maar, wat kon in die tijd een gewone “Piot” weten of te weten komen over de algemene taktische toestand.
Mijn vader was soldaat geweest bij het 9° Linie te Laken en Brussel, klasse 1935. Bij de mobilisatie, werd hij dus ingedeeld bij het 18° Linieregiment, opgerichte reserve van het 9°. Met zes gemeentegenoten (Waarschoot) maakte hij deel uit van dat regiment. Hij werd ingedeeld bij de ......Cie.
Hij begint zijn verhaal met : « Alles was uitgekocht ».
Volgens hem was die stormaanval door de Duitsers hoegenaamd niet nodig geweest in het gebied juist voor de Duits-Nederlandse grens. Weken op voorhand hadden ze het gebied uitgekocht. Heeft mijn vader altijd volgehouden. Eigenlijk hebben ze daar veel soldaten voor niets opgeofferd.
We hadden prachtige verdedigingsstellingen uitgebouwd langs het Albertkanaal te Tessenderloo, waren teruggetrokken naar de KW-lijn om vervolgens terug in een sector terecht te komen waar hoegenaamd geen enkele stelling aanwezeig was (dit bevestigd het verslag van de kolonel Duez), en dat op enkele dagen voor de aanval, te kort om nog iets te ondernemen.

10 en 11 mei Vroenhoven – Hees – weg naar Tongeren.

Enkele dagen voor 10 mei werden we verplaatst naar Vroenhoven. Er was daar niets van verdediging.
Op donderdag 9 mei kregen we geen eten en waren verplicht ons reserverantsoen, t.t.z., corned-beef en beschuit op te eten. We waren toen drie dagen in alarm. In de nacht van donderdag op vrijdag komt de luitenant bij ons. « Sta op ! Naar de stelling, ’t is menens ! ».
Met de nodige twijfel stapte de één na de andere naar zijn steling. Het was ‘ uur in de morgen.
Het was doostil. We zagen hoe de dag openbrak boven Maastricht. En gelijk met het opkomen van de dag zagen we hoe de lucht plots krioelde van de vliegers zonder motoer. Eén van die vliegers viel vlak bij ons neer en onmiddellijk reed uit de romp een motor met Duitse soldaten. We hadden ons platgegooid achter onze stelling en de luitenant gaf meteen bevel tot schieten.
Dat eerste schieten was nogal onhandig, omdat het ons zo plots overviel. We zaten met de idee dat de ontploffing van de brug, het signaal zou zijn voor ons van een vijandelijke aanval, maar die brug was vordien in de nacht al in handen van de Duitsers gevallen die de schildwacht met een mes hadden omgebracht. Maar eens we het geschreeuw hoorden van gewonde kameraden viel die aarzeling plots van ons af.
Op dat moment zag de hemel zwart van de vliegtuigen met motors waaruit voortdurend parachutisten werden gedropt die schietend naar beneden zweefden.
Van overal werd er nu geschoten, we wisten niet wie er vriend of vijand was, maar blijkbaar lagen we toch betrekkelijk veilig in onze put, nog vrij goed afgedekt. Tegen de middag kwam de luitenant naar ons gekropen en zei : “rondom ons is er niemand meer overgebleven tenzij gewonden en gesneuvelden”.
Ik stelde voor om ons achteruit te trekken naar de boerderij waar onze veldkeuken had gestaan. Rond vier uur ’s nachts verlaten we de schuilplaats. Op en bepaald moment moesten we in een gracht langs de baan sluipen terwijl we beschoten werden door de Duitsers. Maar toch, ik had het gevoel dat ze ons niet konden raken, ze schoten juist boven ons de bast van de bomen weg.
Vanuit de boerderij zijn we door een partij rogge geslopen tot in het dorpje Hees ongeveer 1 km van ’t kanaal. Het dorpje was stuk geschoten. Tot aan een klein winkeltje zijn we gelopen waar we een fles melk en wat koeken hebben meegenomen. We rammelden van de honger. Voor de winkel stond een sjieke wagen met een verbrijzelde voorruit en een chauffeur die doodgeschoten was achter het stuur.
Toen we aan de rand van het dorpje kwamen, zagen we hoe het dorpje volledig omsloten was met tanks. De bevolking die in het veld was gevlucht smeekte ons om weg te gaan uit vrees voor nieuwe beschietingen. En inderdaad, de Duitse tanks kwamen op ons toegereden.
We zijn nog kunnen vluchten en ontkomen aan de tanks, we hadden ook geen kogels meer en wat vermochten we tegen die tanks. Na ons her en der verdoken te hebben bereikten we de weg naar Tongeren, maar daar wachtte ons het einde, we waren volledig omsingeld en zonder munitie, zodat er voor ons niets anders opzat dan ons handen in de lucht te steken, het was 2 uur in de namiddag, doodmoe en uitgehongerd.
Mijn vader geeft, naast het feit dat hij het gevoel had dat de Duitsers beter op de hoogte waren van de toestand dan zijzelf, ook nog enkele andere voorbeelden waarvan hij meende af te leiden dat alles uitgekocht was.
Zes weken lang hebben we in Tessenderlo gezwoegd en prachtige loopgraven en tracés gegraven met stevige stellingen en schuilplaatsen. Een paar dagen voor 10 mei worden we verplaatst naar Vroenhoven, waar helemaal niets voorhanden is.
De avond voor 10 mei zien we dat er uit een nieuwgebouwd wit huis lichtseinen worden gegeven. We verwittigen de luitenant, het bericht wordt doorgegeven, maar niets speciaals gebeurt er. Op de dag zelf van 10 mei wordt bijna alles rondom ons platgeschoten of gebombardeerd. Alleen dat witte huisje bleef overeind, onbeschadigd.
Weken op voorhand hadden de mensen uit de streek gendarmes zien rijden die geen Vlaams spraken.

Maar al bij al zijn de Duitsers toch verschoten van de weerstand die er is geboden, ondanks hun moderne wapens, hun overmacht, hun tanks, de verrassing en hun vijfde colonne, en dat tegenover een reserveregiment nog uitgerust met oude wapens van 1914-18 en waarvan één derde met boerenverlof was.

Hij heeft nooit gesproken over het gebruik van krijgsgevangenen op de brug als menselijk schild, maar, het kan goed zijn dat hij dat niet kon weten of zien, dat schijnt ook slechts op 10 mei gebeurd te zijn.

Mijn vader heeft een “oorlogsdagboek” bijgehouden, alhoewel dat verboden was en heeft het boekje altijd kunnen verstoppen tot zijn terugkomst uit krijgsgevangenschap. Het is wel een heel klein boekje, geschreven in potlood en slechts met enkele slagzinnen of woorden, maar het laat toe het verder verloop van zjn belevenissen dag na dag te volgen.

Hij zou op 16 februari 1941, na een lange zwerftocht door de krijgsgevangenkampen, terug thuis zijn. Maar dat is een ander verhaal, al even boeiend en spannend, met zijn vlucht naar Frankrijk in 1942, de latere gevangenname aldaar, gedeporteerd worden naar Duitsland en het einde van de oorlog, zijn terugkeer naar België na de nederlaag van Duisland in 1945 enz ... ... .

Roland Van Holderbeke


Zeker is, dat alles niet altijd volledig waarheidsgetrouw weergegeven is, maar men moet rekening houden met de ingesteldheid van de mensen en de verschrikking die ze meegemaakt hebben. Hun onweten over wat er gebeurde naast hen en de verhalen rond het gebeuren later, geven soms een andere draai aan het juiste verloop van de gebeurtenissen.

Sommige teksten werden ook slechts vele jaren na de oorlog genoteerd.

We mogen ook niet vergeten dat de 7° infanteriedivisie en in het bijzonder het 18° Linieregiment met de vinger gewezen werd direct na de aanval als zou zij, en enkel zij schuld geweest zijn van de ramp.
Wat de kolonel SBH DUEZ niet op zich heeft laten zitten en hevig verweer gegeven heeft, zelfs tot de publieke publicatie van zijn verweerschrift, wat u in de veertien afleveringen hiervoor hebt kunnen lezen. Zijn nota’s werden verspreid in mei 1946, maar ze werden onmiddellijk bij de gebeurtenissen genoteerd door de kolonel zelf in zijn dagboek, enkel zijn bittere commentaar werd er tijdens de oorlogsjaren en in 1945 aan toegevoegd. Ooit, wanneer de regering de opening van de archieven van Landsverdediging zal toelaten, zullen we het velddagboek van het18° Linie Regiment en de andere eenheden en van de Divisie zelf kunnen inkijken om minutieus alle feiten na te gaan.

Wie het ganse verhaal van het 18° Linieregiment doorgenomen heeft, weet dat de verbroedering onmiddellijk van start ging vanaf 1941 met daadwerkelijke hulp aan de weduwen, wezen, invaliden, echtgenoten en kinderen van de krijgsgevangenen enz ... hij begrijpt zeker dat zij, alle mannen van het 18° hun kolonel met veel respekt graag hadden, voor wie ze door het vuur gingen en naar wie ze opzagen en dit niet alleen zijn mannen, een weduwe werd zelfs voorzitster van de afdeling West-Vlaanderen van de oudgedienden van het 18° kort na de oorlog. Tot op heden, alhoewel al heel erg gedund, vormt het 18° nog steeds één Korps en er hebben nog steeds elk jaar begin mei plechtigheden plaats te Vroenhoven, Hees, en de andere dorpen in de omgeving, waarop de anciens hun gevallen makkers herdenken.
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

En tot slot:

Een man van het 18° Linieregiment – OLt Roland ANSQUER



Door Kapitein G. VERNIERS, verschenen in het blad van de Vriendenkring der Oud-strijders van 1940 van het 18° Linieregiment in 1947, naar het "Dagboek over de Veldtocht" van Cdt de Leu de Cécil, commandant van de noordercompagnie van de 2° echelon van het 18° Linieregiment.


De tactiek toegepast door de Duitse aanvaller in 1940 spaarde zomin de reserve als de vuurlinie. Op 10 mei, van dageraad af, werd de tweede echelon van het 18° Linieregiment even krachtig aangevallen als de eerste.

Na zweefvliegtuigen en parachutisten, woedden de ganse dag moordend geweervuur en bombardementen die weliswaar de grond omwoelden, maar de moed van de verdedigers niet aan het wankelen konden brengen.

De lentenacht was kort. Hij scheen eindeloos lang. Elke lichtpijl toonde aan hoe de vijand uitbreiding gaf aan zijn aanvalsschikkingen.

De 11 mei, te 5 uur 's morgens, bezwoer commandant de Leu de Cécil, commandant van de noordercompagnie van de ° echelon, onderluitenant Ansquer ten aller prijze stand te houden tot er geallieerde hulp zou opdagen. Jammer genoeg kon hij zijn pelotonschef de gevraagde schietvoorraad niet laten geworden.

Gedurende die zonderlinge kalme minuten welke aan het gevecht voorafgaan, heeft Roland Ansquer stellig zijn gans leven in ogenschouw genomen en de balans van zijn middelen opgemaakt.

Hij was licentiaat in de sociale en politieke wetenschappen. Om de schitterende uitslagen van zijn militaire studies had de Minister van Landsverdediging hem gelukwenst.

Zijn jonge vrouw had hem pas vijf of zes dagen geleden een dochtertje geschonken. Anderen hadden daarin een reden tot verzwakking gevonden. Ansquer putte er meer dapperheid uit.

Hij had niet op de officiersster gewacht om zich van zijn militaire plicht bewust te zijn. Reeds als korporaal verbaasde hij zijn makkers door zijn wilskracht en zijn zin voor bevelhebberschap. Het 9° Linie regiment behield van hem een wonderbare herinnering. De bedrieglijke kalmte van de mobilisatie had zijn karakter niet verzwakt. Een klaar kijkende wilskracht en een gaaf moreel voerden zijn strijdvaardigheid ten top. En daar zou het op aankomen !

Te 6 uur ging een Duits bataljon ten aanval over. Te 7 uur kon er op het rechterpeloton niet meer gerekend worden. Het reservebataljon en het peloton Ansquer weerstonden kranig.

Te kwart over zeven was het peloton van onderluitenant Ansquer omsingeld. Geen hulp te verwachten ! Weldra zou er een tekort aan munitie zijn. Tot het punt gekomen waarop de stem hoorbaar was, gebood de aanvaller de jonge officier zich over te geven.

- "U zult zien, riep Ansquer, hoe een Belgische officier zich overgeeft !"

Hij stapte op de borstwering van de loopgraaf, greep een mitrailleurgeweer en loste zijn laatste patroonhouder op de vijand.

Hij sneuvelde, met kogels doorboord.

Er bleef op de stelling geen enkele kogel meer over.
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

Re: Het 18é Linie in Mei' 40

Bericht door Paddy »

Bidprentjes van gesneuvelden van het 18é Linie regiment zijn steeds welkom als aanvulling op dit topic.
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Plaats reactie

Terug naar “Mei 1940 - Mai 1940”