De Achttiendaagse Veldtocht, 2é Gidsen

Het Belgische leger tijdens de 18-daagse veldtocht.

Moderators: Exjager, piot1940, Bram1940

Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

De Achttiendaagse Veldtocht, 2é Gidsen

Bericht door Paddy »

Het begin

Net bij ‘t uitbreken van den oorlog bevonden wij ons met het 2de Gidsen langs het Kempisch kanaal[ii], op een lengte van 25 km voor het regiment, waarvan wij met het 5de Eskadron 4,5 km te verdedigen hadden, verdeeld in stroken voor de 4 pelotons, van ongeveer 22 man. Dat maakt dat ik voor mijn peloton een lengte van 1100 m te verdedigen had ingeval een aanval zich moest voordoen.

De grenswacht, wier stelling we op dit oogenblik bezetten, was voor 14 dagen een kampperiode ingetreden, en zou bij gebeurlijk gevaar ons regiment ter hulp moeten snellen. Wanneer men een strook van 1100 m te verdedigen heeft, met 22 man, gewapend met 2 mitrailleusegeweren, weggeschuild in zelfgemaakte schuilplaatsen van aarde, welke op verre na niet bestand zijn tegen bombardement, dat betekent wanneer men gedurende geruimen tijd weerstand moet bieden, een gewissen dood. Daar gaf ik mij héél goed rekenschap van. Doch terwille van de soldaten moest de pelotonoverste zich opgeruimd houden en willens nillens de waarheid, die al te wreed was, verduiken.

9 Mei

Rond 21u zaten we met al de officieren van de 2de Groep[iii] samen met de soldaten van 5de en 4de Eskadron in de herberg van de burgemeester van Opitter waar een feest voor de soldaten gegeven werd, georganiseerd door aalmoezenier Van Dijck[iv], toen het bericht de ronde deed dat de verloven van 5 dagen weer open waren.

Deze verloven waren, omwille van den toestand gedurende een maand van 5 dagen op twee gebracht geweest. Bij ‘t vernemen van dit bericht algemene vreugde. Maar bijna terzelfdertijd, buitengegaan om uit het muffige café weg te zijn en een luchtje te scheppen, zagen we, ik en Luit. Max Vandenkerckhove, in de richting van Gruitrode een roode gloed van een boschbrand. Zoo’n brand had ik nog nooit gezien, en zeker niet bij nacht. Die gelegenheid mocht niet voorbijgaan. We nemen onzen velo en weg naar Gruitrode. Het waren de uitgestrekte bosschen van de gemeente die brand hadden gevat. De burgemeester, schepene en al de overheden waren ter plaatse en met behulp van dezen begonnen wij de blusschingswerken. Intusschen was het heele regiment ter plaatse, zoodat op tijd van twee uren de brand gebluscht was. Een uur nadien waren de manschappen verzameld en de burgemeester vergastte al de aanwezigen op meerdere glazen bier.

Erg verwonderd keek elkeen toen brigadier Verhelst binnenkwam en riep: “Luitenant, het bosch staat terug in brand.” We waren op dat oogenblik nog met een zestal officieren - de anderen waren met de soldaten naar het kantonnement gekeerd - en enkele soldaten. Och ja, die burgemeester was een goeie vent, we gaan nog maar eens opnieuw beginnen ..., en zoo tot de derde maal toe.

10 mei

Nu was het ongeveer 2u in den morgen van 10 mei, uur waarop mijn motocyclist mij kwam roepen: “Albert” ... Dat moest er nu nog bijkomen. Niet geslapen, zoo zwart als pek, en dan nog een stom alarm, want gemeend kon het niet zijn.

Op stelling gekomen brengen mij de beide wachtmeesters het appel: Elkeen tegenwoordig, behalve 2 man in congé. Na het gebruikelijk hielengeklak en groet mogen ze terug hun plaats innemen in hun abri[v], terwijl ik me tegen een boom nederzet. Oververmoeid en voelende dat de slaap mij gaat overvallen geef ik bevel aan mijn ordonnans en mijn trompet van om de beurt de wacht te houden voor ingeval ik in slaap moest vallen ... “Luitenant, luitenant, kijk eens”. Het was rond 4u ‘s morgens, ... Zevenentwintig vliegtuigen komen over ons hoofd gevlogen. “Brigadier Lenz, stelt den driepikkel[vi] op; het eerste vliegtuig dat nog overkomt, tracht het beneden te halen!”. Vol moed werd het bevel uitgevoerd, en nog geen tien minuten later kwamen zes zware bombardementsvliegtuigen uit de richting van Maaseik. Ik gaf het bevel van te vuren. Op heel de lijn hadden al de officieren hetzelfde gedaan en daar hadden we het eerste werkelijk geschut van mitrailleusen op vliegtuigen. En terwijl wachtmeester Janssens bij mij stond om orders te halen spatte een streep vliegtuigkogels in ‘t water en trok de lijn voort tusschen mij en die wachtmeester. De kogels zijn in ‘t eerste uur van den oorlog op tien centimeter van ons beider hoofd gevlogen. Een raar gevoel, brrr...

Op dat oogenblik kwam Huyge, mijn motocyclist, bij mij geloopen: “Luitenant, hebt ge ze gezien? Er zijn Duitsche vliegers overgevlogen! Ze zeggen allemaal dat het oorlog is!” Of ik ze gezien had! en of ik wist waar we voorstonden!

Toen heb ik de wachtmeesters samengeroepen: “Zeg tegen uw soldaten in uw gevechtsgroep dat het oorlog is. Elkeen heeft zijn plicht te doen. Gedurende héél den oorlog en op alle oogenblikken mogen ze op mij rekenen. Ik reken op u en op hen. Ik wil geen lafaards in mijn peloton en de eerste die achteruit gaat zonder mijn bevel, schiet ik neer gelijk een hond.” Vastbesloten mijn woord gestand te houden en de verantwoordelijkheid voelende van 20 jonge levens die, zoals ik wel wist, mij zouden volgen als schapen, heb ik mij op uitkijk gezet en den vijand afgewacht.

Afwachten wat er gebeuren gaat en met uw gedachten alleen zitten, in omstandigheden waarin ik en mijn soldaten ons bevonden op dien oogenblik, is meer martelend dan een bombardement. Ja, wat gebeurt er op dezen oogenblik te Stekene met al degenen die ik lief heb, en in ‘t bijzonder met mijn jong vrouwke[vii]?.. ‘k Wist dat er feitelijk niets mee gebeurde, maar ‘t gedacht dat ze ginder om mij bekommerd en ongerust waren, maakte mij neerslachtig en droef. Neen, met mij moest niemand medelijden hebben, ‘t was oorlog, elkeen moest vechten, kwestie van eigen leven, en ‘t leven van vrienden te redden. Moest er een, of twee, of twintig vallen voor ‘t welzijn van éénentwintig, ze zouden vallen. Daartoe was ik vast besloten en van dien dag af was ik zoo hard geworden als staal.

Te 8 uur kregen we bevel de bruggen van Bree en Opitter te doen springen. Natuurlijk was elkeen nieuwsgierig om dat gevaarlijk werkje af te kijken en enkele duizende kgr. ijzer de lucht te zien ingaan. Hier hadden we onzen eersten gekwetste: Wachtm. Seghers. Kleine kwetsuur, een stuk ijzer op den voet, maar daar het den eerste was, werd er algemeen over verteld.

Nadat die twee bruggen gesprongen waren, was er natuurlijk paniek onder de bevolking die den overkant van het kanaal bewoonde. Deze menschen zaten afgesloten: langs de noorderkant, de vijandelijke voorwacht, langs den anderen kant van het kanaal de eerste lijn van het Belgisch leger. Wanneer de schok moest komen zaten ze in ‘t volle vuur. Van overzetten was er geen sprake, al de bootjes hadden we in de grootste haast laten zinken.

Rond 9u stuurde ik mijn trompet naar mijn huisvesting om zoo rap en zoo goed als ‘t ging, zakken en koffers te maken en tevens enkele boterhammen te vragen. De dag ging verder voorbij in dezelfde angstige spanning tot, rond 4u in den namiddag, wij den schok kregen van een 40-tal velorijders[viii] welke op patrouille waren. We hebben ze enkele kogels toegestuurd, echter zonder gevolg. Ze zijn terug gegaan en wat later hoorden we aan ons rechterzijde regelmatig geweer- en mitrailleusevuur: het 4de Eskadron was in contact met den vijand.

En hier wil ik een oogenblik stilstaan om een van de grenswachters te vermelden die zich wel roekeloos, doch zeker en vast heldhaftig gedragen heeft. Wanneer het vuur op den vijand geopend werd, sprong een van de soldaten uit zijn schuilplaats en, met het bovenlijf ontbloot, ging hij boven op een van de betonnen “abris” staan en van daaruit heeft hij vier Duitsche soldaten neergehaald; de vijfde was hijzelf. Het was een held, doch ‘k vraag mij af: “Is dat wel normaal?”.

Te 18u, een opluchting voor elk, het order van den terugtocht[ix]. Onze camions bevonden zich een 4 km van de stelling af, langs den anderen kant van den Opittersche steenweg. Deze maal was het niet noodig zooals op de oefeningen tegen de mannen te zeggen dat ze moesten zwijgen en dat ze moesten volgen.

De jongens werden letterlijk in de camions opgestapeld, de eene tegen den anderen stonden of zaten ze, en zouden zoo al rijdende den nacht overbrengen. Waar de weg naartoe ging wisten we niet, het kwam er maar op aan zijn voorganger te volgen op een afstand van 20 meter gedurende den nacht, zonder licht en zonder maan.

In alle geval was het voor elk een opluchting wanneer we over het Albertkanaal waren en de brug achter onzen rug hoorden springen[x]. Daarop ben ik in slaap gevallen.

[link2]Lees verder,http://www.deuzie.be/artikels/19-2-03.htm#_edn1[/link2]

Albert Dhondt

°Stekene 31 maart 1915, †9 oktober 1979
-Gehuwd met Maria Van Hoye op 8 augustus 1939
(18 dagen vóór de algemene mobilisatie van 26 augustus)
-Van 10 tot 28 mei 1940:
Onderluitenant bij het 2de Gidsenregiment

-Van 28 mei tot 12 augustus 1940:
Krijgsgevangene in Duitsland, Offlag. VI A 1142

-Van 22 december 1944 tot 8 mei 1945:
Luitenant bij de 1ste Infanterie Brigade “Bevrijding”

-Herinneringmedaille van de Oorlog ‘40-’45 met gekruiste sabels en staafjes Zelzate en Winterbeek.
-Médaille Commémorative Française de la Guerre ‘39-’45 avec barette ‘France’
-Medaille van de Krijgsgevangene met staafje
-Medaille van de Militair Strijder
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Plaats reactie

Terug naar “Mei 1940 - Mai 1940”