DE LOOPGRAAFARTILLERIE – een wapen apart

De geschiedenis van het Belgische leger in de periode 1914-1918.

Moderators: Exjager, piot1940, Bram1940

Gebruikersavatar
Paddy
Berichten: 7570
Lid geworden op: 28 mei 2011 10:25
Locatie: Dendermonde, Idiot Trench
Contacteer:

DE LOOPGRAAFARTILLERIE – een wapen apart

Bericht door Paddy »

DE LOOPGRAAFARTILLERIE – een wapen apart

De Loopgraafartillerie is één van die nieuwe wapens die ontstaan zijn tijdens de Eerste Wereldoorlog nadat het front kwam vast te zitten. De Duitsers waren de eerste om mortieren – Minenwerfer – te gebruiken. Dit verraste hun tegenstanders. De ervaring van de Russisch-Japanse oorlog spoorde het Duitse leger aan om mortieren en hun gebruik ervan te bestuderen. Reeds in 1908 had het 19de Bataljon Pioniers (Straatsburg) een mortier van 90 mm verwezenlijkt. Daarna werden verschillende mortieren met verschillend kaliber gemaakt. De afwezigheid van dit soort wapen in het Belgische en Franse leger was een grote fout. De infanteristen, ingesloten in de loopgraven door dit nieuwe wapen, ondergingen zware verliezen. Het was de commandant Duchène, korpscommandant van de Genie van de 70ste Franse Infanteriedivisie die zijn bevindingen over het gebruik van de Loopgraafartillerie voorstelde. De samenwerking van commandant Duchène en de Artilleriewerkplaats uit Bourges resulteerde in een kanon van 58 mm die een bom met vleugeltjes verschoot.

Vanaf het begin van 1915 begonnen de Duitsers met het bombarderen van de Belgische stellingen met hun mortieren. De gevolgen van deze beschietingen gaven te denken. De Belgische troepen hadden geen bescherming noch evenwaardige wapens. De 5de Legerdivisie was een eenheid die in de sector Diksmuide streed, daar waar het Belgisch front het meest contact had met de vijand. Haar commandant gaf zijn Genie de opdracht een antwoord te zoeken op de vijandelijke Minenwerfer. De Franse stukken van 58 mm werden weldra geleverd. Men speelde met het idee om de stukken van 37 mm van een Franse kanonneerboot die gezonken was in het kanaal van Veurne te recupereren. Het voortstuwingssysteem was een patroon zonder projectiel. Het nieuwe projectiel bestond uit een vierkante houten doos van 10 bij 15 cm waarin knalpoeder en schroot zat. Een houten cilinder van 37 mm diameter, bedoeld om in de kanonsloop te passen, was vastgemaakt op één van de kanten van het kistje. Hoewel dit systeem lang niet perfect was, haalde de eerste stukken in de Belgische loopgraven toch verschillende successen en waren het een volwaardig antwoord op de Duitse mortieren. Én ze krikten het moreel van de troepen op.

De Loopgraafartillerie werd vanaf maart 1915 bediend door de Genie van de 5de Legerdivisie (Gn/5LD). Maar wanneer in augustus 1915 deze grote eenheid de sector Diksmuide verlaat, maakt de vervangende divisie er geen gebruik van. De eerste Franse kanonnen van 58 (1bis) kwamen aan in mei 1915 maar het duurde een tijd eer de Loopgraafartilleristen georganiseerd en opgeleid waren. Om hun wapens te bedienen. In elk van de legerdivisies werd een peloton van 6 kanonnen van 58 opgericht, verbonden aan een Infanterieregiment. Een batterij van 13 kanonnen van 58 (nr 2) werd gevormd en aangeduid voor de sector Diksmuide om er de Duitse mortieren in het bijzonder te bestrijden.
De nieuwe mortieren “Van Deuren” (VD), een Belgisch concept van de Generaal-majoor Van Deuren, verschijnt in 1916. De batterijen VD werden opgericht en komen vanaf april 1916 geleidelijk aan aan het front. Elke legerdivisie krijgt vervolgens één, later twee batterijen van 12 mortieren Van Deuren alsook een 3e batterij van 12 mortieren van 75 mm Schneider. Deze groep die werd opgericht hing af van het regiment Artillerie van de legerdivisie.
In 1916 kwamen de granaatlanceerders “Delattre” er aan die een nieuwe batterij van de Groep Loopgraafartillerie vormden.

Bij de oprichting van de Artilleriebrigades in elke legerdivisie (december 1916) waren de Mortieren VD, Mortieren 75 Schneider en de “Lance-Grenades” Delattre deel uit van de Ivde Groep van het 7de, 8ste, 10de, 11de en 12de Artillerie. Ze namen de volgende nummering aan:

7 A 1ste en 7de Batterij
8 A 2de en 8ste Batterij
10 A 4de en 10de Batterij
11 A 5de en 11de Batterij
12 A 6de en 12de Batterij

De 3de en 9de Batterij hoorden bij het 9de Artillerie (IV/9A) van de 3de Artilleriebrigade die iets ervoor werd opgericht.
In januari 1918 was er een nieuwe belangrijke reorganisatie. De legerdivisies bestonden vanaf dan uit 2 infanteriedivisies. Elke ID kreeg een regiment Artillerie uit de oude Brigades terwijl er een regiment Artillerie aangehecht werd aan elke LD. De Groepen Loopgraafartillerie gingen over naar de regimenten Artillerie van de Legerdivisie. In juli 1918 werd de groep Loopgraafartillerie verdeeld omdat ze opnieuw bij de infanteriedivisies werd afgedeeld. De groepen van de oude LD werden op hun beurt in 2 groepen verdeeld met elk 1 batterij van 12 mortieren VD en 1 batterij met 6 mortieren 75 Schneider en 8 lance-grenades Delattre.

Op het einde van de oorlog telde de Loopgraafartillerie zowat 350 stukken. De loopgraafmortieren, ‘Crapouilots’ waren overal op het front terug te vinden: afzonderlijke acties, dagelijkse duels met de Minenwerfer, massaoperaties en dat tot de voorbereiding van het bevrijdingsoffensief. De lijst van gesneuvelden van de “lance-bombes” is lang, een prijs voor hun onophoudelijke moed. Ze werden meermaals vermeld op de Legerdagorder. Maar omdat ze geen vaandel hadden zoals de andere regimenten konden ze hun vermeldingen er niet op borduren.

Bij het naderen van de eindoverwinning begon opnieuw de bewegingsoorlog. Daarom kreeg de Loopgraafartillerie een nieuwe opdracht. In 1919 gingen e Batterijen Mortieren Van Deuren over naar het 3de regiment Zware Artillerie. De begeleidende batterijen werden op hun beurt verdeeld over enkele infanterieregimenten:

1ste Batterij 22ste Linie 7de Batterij 4de Linie
2de Batterij 6de Linie 8ste Batterij 1ste Linie
3de Batterij 12de Linie 9de Batterij 1ste Jagers
4de Batterij 18de Linie 10de Batterij 2de Jagers
5de Batterij 19de Linie 11de Batterij 3de Jagers
6de Batterij 3de Carabiniers 12de Batterij 4de Carabiniers

De Mortieren Van Deuren werden nog gebruikt tijdens de Veldtocht van mei 1940. Het 3de Zware Artillerie (Legerartillerie), opgericht bij de mobilisatie van 1939, beschikte over mortieren VD in Groep IV. Door Fase A van de mobilisatie werden nog 3 onafhankelijke batterijen Loopgraafartillerie opgericht en ter beschikking gesteld van de 8ste Infanteriedivisie: 1ste Batterij (commandant Houbeaux), 2de Batterij (commandant Van de Kerkhove) en 3de Batterij (commandant Malherbe). Terzelfdertijd werd uit het Fortenregiment van Luik een groep geboren met 4 batterijen Loopgraafartillerie, onder het bevel van commandant Delvaux. Deze groep maakte deel uit van het Fortenregiment van Namen vanaf het begin van 1940 en bezette de abri’s in de intervallen van de forten. Het 1ste Regiment Speciale Forteneenheden gebruikte mortieren Van Deuren in het kader van de opdracht die hen in Antwerpen ten deel vielen.

Begrippen der Loopgraafartillerie

Het matriaal der loopgraafartillerie heeft zijn ontstaan en zijn vervoordiging te danken aan het gedacht het krombaanvuur der gewone projectielen te benutten om, op kleinen afstand, bijzondere projectielen, meestal met hoge ontploffingslading te vuren.
Daar dit materiaal slechts een kleine lading met weinig terugwerking gebruikt kan worden vervaardigd in voorwaarden van gewicht en eenvoudigheid welke zich voor het gewoon artilleriemateriaal niet voordoen.
Uit hoofde der afmetingen zijner voornaamste bestanddelen, veroorzaakt dit materieel niet veel hinder en kan bijgevolg in de gewone loopgraven aangewend worden.
De voorwaarden die het tactische gebruik er van beheersen vloeïen uit boven vermelde beschouwingen voort.
De gewone projectielen van klein kaliber dienen om de vijandelijke loopgraven te kuisen, in welke de tegenstrever om zo te zeggen volkomen tegen het strijkvuur der veldkanonnen beschut is. Bijzondere projectielen werden ingslijks voor hetzelfde doel gecontrueerd.
De loopgraafartillerie kan ook de zware artillerie vzervangen door haar vernielingsvuur op dekkingen. Te meer, het kleine gewicht van zeker loopgraafmatrieel doet de mogelijkheid voorzien het door handenkracht door alle terrein te vervoeren en er aldus eene wezenlijke begleidingsartillerie voor de infanterie van te maken

Tacktiek der Loopgraafartillerie (begeleidingsbatterijen)

Door hare handigheid, hare dracht (1.400 m. voor het M.75 Schneider, 1.000 m voor het M.Deslandres), hare juistheid, hare vuursnelheid en de doeltreffendheid hare projectielen, is de ter beschikking van de bevelhebbers der D.I. gstelde begleidingsartillerie tenzeerste geschikt om in de granaatkuilen en dekkingen om te woelen, de vijandelijke machinegeweren te vernietigen of te neutraliseren en een wel onderhouden afsluitingsvuur uit te voeren.
Bij het defensief optreden, kunnen de begeleidingmortieren een krachtige steun geven aan de door de infanterie uitgevoerde afsluitingsvuren. Voor den aanval kunnen zij voortgaan met bressen in de hindernissen te voleinden.
Bij het offensief optreden, geven de mortieren een steun aan de infanterie bij den aanvang van den aanval.
Om den voeg aan de aanval te banen, worden zij opgesteld om doeltreffende vuren te kunnen uitvoeren op de vijandelijke loopgraven van 2de & 3de linie, op de toegangswegen, op de vijandelijke minewerfers en machinegeweren. Nadat de aanval voet heeft gekregen, gaan zij vooruit ter hoogte van of achter de compagnie van 2de linie en begeven zich op de aangeduide stellingen, bereid om de vernieling te volenden en den plaatselijke weerstand onder hun vuur te nemen. Zij moeten krachtdadig kunnen medewerking verlenen in het versterken van het veroverd terrein door hunne afsluitingsvuur en door dadelijk en snel het vuur te openen op vijandelijke tegenaanvallen.
Het moeilijkste punt is de aanvulling van munitie, ieder stuk, om vooruit te gaan, met 200 kg. projectielen vraagd 12 à 13 man.

Begrippen van het materieel

a. Sammenstelling der batterijen.
Elke divisie infanterie begrijpt eene begeleidingsbatterij bestaande uit 6 stukken M. 75 Schneider, 8 stukken M. granaatwerpers en 8 kanonnen Deslandres.
De mortieren Van Deuren maken de zware loopgraafartillerie uit.

b. Beknopte beschrijving van het materieel.
a) Mortier 75 Schneider
Het kanon is getrokken, van kaliber 75 mm. En met achterlading. De ontsteking geschiedt bij middel van een hamer die zich op het achtervlak van het kanon beweegt.
De linkerzijde van het kanon is voorzien van een in graden verdeelden aanwijzer voor het hoogterichten ; een op de platform bevestigde cirkelboog in milimeters verdeeld, dient tot het zijdelingse richten.
Het vuurt eene springgranaat, bevattende 800 gr. Springstof en wegende 5.300 gr. De grrotste dracht is 1.400 meter. De vuursnelheid is 5 tot 6 schoten per minuut.
b) Mortier-graantwerper Delattre 142 mm.
De mortier bestaat uit eene werpbuis, een raam en een voetstuk door spieën aan den grond bevestigd. De ontsteking geschied door een electische vonk. De graadoordeling voor het hoogterichten bevindt zich op een segment gedragen door een aan het uiteinde van de gewrichten der buis opgehangen slinger. Een aan de buis van de mortier bevestigde stift draagt een aanwijzer om de graadverdeling te lezen. De zool van het raam draagt, voor het hoogterichten, om eene aan het voetstuk bevestigde verticale as.
De mortier vuurt eene plaat van 7 granaten door staaldraad aan elkaar verbonden af. Elke granaat bevat 110 gram springstof. De grootste dracht is 250 meter en de vuursnelheid bedraagt 10 schoten per minuut.
De mortier Delattre kan ingslijks eene bom van 4 kg. vuren. Deze bevat 1.100 gram springstof en zijn grootste dracht is 280 meter.
c) Mortier Van Deuren
Men onderscheidt den middelbaren Van Deuren en den Zware Van Deuren.

Middelbaren Mortier Van Deuren
De mortier is uit staal kaliber 58 mm. Hij bedraagt : eene platform, eene borst met graadverdeling voor het zijdelingsrichten, eene huls met graadverdeling voor het hoogterichten, den loop, den borgring waarop de ribben der bom steun vatten.
De borst heeft een gestadigen schotshoek van 45°, in de veranderde stukken wordt deze hoek bekomen door aan de borst eene helling, in omgekeerden zin, van 15° te geven.
Het verschil in dracht wordt bekomen door kruitladingen die verschillen.
De Mortier Van Deuren vuurt hoogstens 4 schoten per minuut
- De gewone bom van 18 kg. bevat eene springlading van 6 kg., dracht 800 meter.
- De zware bom van 35 kg. bevat eene springlading van 17 kg., dracht 400 meter.

Zware Mortier Van Deuren
Het kaliber is 90 mm., de loop is vergroot.
Hij vuurt bommen van 80 kg. die 25 kg. springstof inhouden, dracht 2.000 meter
En bommen van 120 kg. bevattende 50 kg. springstof, dracht 1.500 meter.

Dit hoofdstuk bevat ook volgende paragraaf :
« Kanon Deslandres, Zijne beschrijving zal later verschijnen »
Tot mijn spijt heb ik dit « later » niet ;-)



Bron : Handboek van den onderofficier der infanterie ten velde, Imp. A. Lainé, Rouen, France. Blz.379-385, Zonder datum, maar door zijn tweetaligheid waarschijnlijk einde 1917 begin 1918.
Greetings from a Little Gallant Belgian
Patrick De Wolf
Militaria-Ruilbeurs Hangar 42 Dendermonde,http://www.facebook.com/Hangar42Militaria
There is a very fine line between "hobby" and "mental illness".
Plaats reactie

Terug naar “De Eerste Wereldoorlog - la Première Guerre Mondiale”