Besluyt vaststellende de kleeding van de burgerwacht 1835

Van het prille begin tot de vooravond van de Eerste Wereldoorlog

Moderators: Exjager, piot1940, Bram1940

Gebruikersavatar
marcbrans
Moderator
Berichten: 608
Lid geworden op: 29 mei 2011 14:28

Besluyt vaststellende de kleeding van de burgerwacht 1835

Bericht door marcbrans »

BESLUYT
N° 37.
Vaststellende de kleeding van de burgerwacht.

---

LEOPOLD, KONING DER BELGEN,

Aen alle tegenwoordige en toekomende, SALUT.

Gezien de wet van den 2 january 1835, betrekkelyk tot het uniform der burgerwacht;

Op het voorstel van onzen Minister der Binnenlandsche zaken,

Wy hebben besloten en besluyten:

Art. 1. Het uniform van de burgerwacht in de steden en andere gemeenten voor de welke wy gebruyk zullen maken van de magt die ons, by art. 1. Der voormelde wet toegeeygend is, wordt vastgesteld als volgt:

1° Grenadiers.

Kleed lang, konings blaeuw, regt toegeknopt op de borst met negen witte metale knoppen, blaeuwen uytgesneden kraeg met rood boordsel; ronde omslagen van 70 millimeters met roode boordsels, drypuntige pandslip in jonkilie geel van 90 millimeters met blaeuw boordsel gevormd met dry kleyne knoppen; zakken in de lengte met dry punten geveynsd op de sliptessen by middel van een rond boordsel met eenen grooten knop aen elke punt; opslag versierd met een rood boordsel, en aen het onderste, met roode grenaden op blaeuwen grond; schouderlinten, rooden grond op voeyering in blaeuw laken, 12 millimeters breed; epauletten in roode wol met blaeuw gevoederd, gehecht aen het kleed met eenen kleynen knop; witte metale knoppen een weynig boogs, houdende eenen leeuw in ’t midden, en rondom het randschrift: Burgerwacht van België, van een middellyn, degroote 24 millimeters en de kleyne 17 millimeters.
Broek van grys marengo laken, rood boordsel, groote broek slip, zonder gevormde panden, vallende op de leers, rond naer onder, en zonder opening noch leer onder den voet.
Halsboord van zwart laken, van achter toegegespt en van boven gezoomd met een perkal boordsel.
Waggen van zwart laken, met negen kleyne zwarte beene knoppen (voor den eersten ban).
Schako van zwart vilt, 220 millimeters hoog, 240 millimeters aen ’t bovenste deel breed, bovensten rand versierd met een belegsel van 40 millimeters, voorstuk regt van verlakt leer, model van de linie; ondersten rand versierd met een verlakt leer van 30 millimeters, uytg aende naer achter met eene punt hebbende 20 millimeters uytsprong; keelbanden even als die van ’t leger, met grenaden op de roosen; plaet model van ’t leger, in ’t wit, met wapenschild van 46 millimeters middellyn; lis van wit metael, 45 millimeters hoogte op 22 millimeters breedte; lintstrik van wolle aen ’s lands koleuren en 54 millimeters middellyn.
Lederwerk in ’t wit gestikt; patroontasch model van ’t leger.
Sabel-briquet met rooden wollen kwispel, versierd met eene roode das; geweer van ’t voet volk.

2° Jagers.

Kleeding, hulsel, toerusting en wapening even als de grenadiers, ter uytzondering van de grenaden de welke zullen vervangen worden door twee geele jagthoorns op rooden grond, epauletten waer van het aenschyn en de franien groen zullen wezen en den omdraey in jonkilie geel van de vlam en van den pompon, de welke geel zullen wezen even als de schouderlinten.
Kwispel van geele wolle.
Waggen van zwart laken, met negen zwarte kleyne beene knoppen (voor den eersten ban).

3° Kaporalen, fouriers, sergeanten en sergeanten-majors.

Zelfde kleeding, hulsel, toerusting en wapening als de wachters der kompanien tot welke zy behooren.
Onderscheydingsteekenen der graden, even als in de ’s lands gendarmerie, dat is, in zilveren band met twee gescheurde draedjes, twintig millimeters breed, op schaerlakenschen grond eenen millimeter te buyten gaende.

4° Onderluytenanten, luytenanten en kapiteynen.

Zelfde kleeding en hulsel als die der wachters van de kompanien tot dewelke zy behooren; schouderlinten en versieringen van de opgeslage randen in zilver op rooden grond; epauletten in zilver en ringkraeg met witten grond, model van ’t leger; zilveren band op den bovensten rand van den schako, van 25 millimeters voor de onderluytenanten, van 30 voor de luytenanten en van 35 voor de kapiteynen; lintstrik, goud en zyde; lis met vier zwarte torsaden van mat zilver; sabel van officier van ’t voetvolk; degenriem in zwart gelakt leer.

5° Staf-officieren van de legioenen – Adjudant onder-officier.

Zelfde uniform als de grenadiers; schouderlinten en epauletten in zilver, met blaeuw gevoedert, model van die der adjudanten onder-officieren van ’t leger; grenaden van zilver aen de opgeslage randen; pompon in zilver, vlam van witte wol; zilveren band van 25 millimeters aen den bovensten rand van den schako; lintstrik goud en zyde; lis met torsaden van mat zilver; sabel even als de officieren; degenriem in zwart gelakt leer.

6° Bygevoegden medecynmeester van bataillon, medecyn-
meester van bataillon, medecynmeester van legioen.

Kleed en broek afgeboordt even als die der wachters; kraeg van rood fluweel; borduersels, eekels met zilvere torsaden, gelyk aen die der overeenkomende graden in ’t leger.
Hoed van fyne vilt, met zwarten vederbos en vallende pluymen.
Gewonen degen van ’t leger.

7° Adjudanten-majors, kwartier-meesters.

Zelfde uniform, hulsel en wapening als de adjudanten, onder-officieren, met de navolgende onderscheydingen:
Schouderlinten gevoedert in ’t rood; epauletten in zilver op rooden grond volgens de onderscheydingen van den graed; ringkraeg van uniform, en pompon in zilver met kleyne torsaden; vederbos met witte pluymen van gier; lintstrik, goud en zyde, lis met torsaden; zilveren band aen den schako volgens den graed.

8° Opperhoofden van bataillon, luytenant-kolonel, kolonel
en opper-kolonel.

Zelfde uniform en hulsel als de grenadiers, behalve de navolgende onderscheydingen:
Grenaden en schouderlinten geborduert in gedraeyden zilver draed op rooden grond; epauletten in zilver met zware torsaden volgens de vastgestelde onderscheydingen voor het leger; lis met zware torsaden van mat zilver; vederbos met vallende pluymen van gier; pompon met zware torsaden; ringkraeg in zilver; lintstrik, goud en zyde. Den bovensten rand van den schako zal met zilvere en goude banden en cul de dé versiert worden, gaende onder den lintstrik, en van de grootte evenredig met de graden als volgt:

Zilver.Goud.
Opperhoofd van bataillon, 20 20
Luytenant-kolonel, 40 15
Kolonel, 45 ”
15 ”
gesteld op eene ruymte van 5 millimeters den eenen van den anderen

Spooren aen de leersen geschroefd, in ’t zilver overdekt, met regten en vierkantigen stronk, 40 millimeters lang.
Degen, model van ’t leger; degenriem van zwart gelakt leer.
De opperkolonels, in de steden alwaer er meer dan een legioen in wezen is, en de kolonels in die alwaer er, boven het legioen, een korps paerde volk of artillerie zal zyn, zullen in plaets van den schako, eenen hoed van fynen vilt dragen, versierd van binnen met eene zwarte struysvogels pluym, en versierd met eene drydubbele torsade in blinkende zilver, en van eekelen met zware plooyen.

De opperkolonels de welke in ’s lands leger met eenen hoogeren graed zouden bekleed zyn geweest hebben, zullen de teekens van dien graed in ’t zilver dragen.

9° Staf-officieren van de opperkolonels.

Kleeding even als de grenadiers; kraeg van het kleed versierd met een borduersel gelyk aen het model hier by gevoegd. Hoed van fynen vilt, lis met torsaden; epauletten en eekelen in zilver, volgens den graed; witten vederbos met vallende zwane pluymen, vermengt met twee roode pluymen, twee zwarte pluymen en twee geele pluymen.
Degen, model der staf-officieren van ’t leger.

10° Toerusting van het paerd der opperofficieren, en der
staf-officieren van den opperkolonel.

Engelschen zadel met geplakte stygbeugels; tapyt van blaeuw laken, geboord met eene zilveren band van 30 millimeters en van 5 millimeters meerder voor de opperkolonels, den zadelknop van 80 millimeters, en den achterboog van 40 millimeters overgaende; pistoolzakken tip in zilver, kapruyn van zwart gelakt leer; engelschen toom, mondstuk van gladgemaekt stael, regte takken.

11° Tamboers.

Zelfde kleding en hulsel als de wachters der kompanien tot dewelke zy behooren, met dat verschil dat den kraeg van het kleed geheel omringt zal worden met eenen geelen wollen band van 12 millimeters breedte, en doorgegaen met gelyken band zikzakvormig, hebbende eene verwydering van omtrent de 70 millimeters.
Sabel-briquet.
Wit lederwerk.

12° Tamboers-maîtres.

Kleeding, hulsel en wapening even als de grenadiers, ter uytzondering van den kraeg den welken versierd zal worden even als die der tamboers, met zilvere banden; voor onderscheydingsteeken van den graed, zilveren gescheurden band even als die van de kaporalen.

13° Tamboers-majoors.

Kleeding even als de grenadiers; kraeg versierd even als dien van de tamboers-maîtres; epauletten met torsaden, waervan eene in zilver en de andere van roode wolle; aenschyn van de epauletten met 7 beurtelingsche banden van zilver en van roode wolle, elke van 10 millimeters.
Kolbach van zwart beeren hair, naer voren 250 en naer achter 275 millimeters hoog, en van 215 millimeters middellyn aen het bovenste deel; vlam van 300 millimeters te meten van den kolbach; eekel van 400 millimeters gemengd even als de epauletten; vederbos met witte pluymen van 300 millimeters, en 6 pluymen: waervan twee roode, twee zwarte en twee geele, van 200 millimeters; draegband, stokring in rood laken van 110 millimeters breedte, begoordt met een zilveren band van 35 millimeters breedte; sabel-ponjaerd.

Art. 2. De uniformen waermede de wachters zich behooren te voorzien, en die welke hun door de gemeenten zullen worden gelevert, overeenkomstig het art. 5 der voormelde wet, zullen van geene mindere kwaliteyt mogen wezen dan de modellen door onzen Minister der Binnenlandsche zaken opgezonden, en waervan de prys den door de wet vastgestelden maximum niet zal mogen te boven gaen.
Daer wordt niets afgeschaft, door het tegenwoordig besluyt, van het uniform der kompanien van kavalerie, artillerie, jagers of andere vrywilligen van de burgerwacht als nu ingerigt.

Art. 3. Onzen Minister der Binnenlandsche zaken wordt gelast met de uytvoering van het tegenwoordige besluyt.

Gegeven te Brussel, den 4 february 1835.

Van wege den Koning: LEOPOLD.
Den Minister van Binnenlandsche zaken,
DE THEUX.
Plaats reactie

Terug naar “1830-1914”